
Jurisprudentie
AY7745
Datum uitspraak2006-08-31
Datum gepubliceerd2006-09-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5112 WUV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-09-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5112 WUV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar.
Uitspraak
05/5112 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant)
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 31 augustus 2006
I PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het onder dagtekening 22 juli 2005, kenmerk JZ/Q90/2005/, door verweerster te zijnen aanzien genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2006. Aldaar is appellant in persoon verschenen, terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door
J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
Blijkens de gedingstukken heeft appellant, die vervolgde en uitkeringsgerechtigde is in de zin van de Wet, in oktober 2004 bij verweerster een vervolgaanvraag ingediend voor een voorziening in de kosten van huishoudelijke hulp.
Verweerster heeft deze aanvraag bij besluit van 29 december 2004, op dezelfde dag verzonden, ingewilligd in deze zin dat aan appellant ingaande 1 oktober 2004 op grond van artikel 20 van de Wet een vergoeding wordt toegekend van de kosten van ten hoogste vier uren huishoudelijke hulp per week.
Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt bij schrijven van 1 maart 2005, welk schrijven op 3 maart 2005 bij verweerster is ingekomen.
Dit bezwaar heeft verweerster bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de voor het indienen daarvan geldende termijn van 6 weken.
In bezwaar en beroep heeft appellant gesteld - samengevat - dat hij in verwarring is geweest over de betekenis en over de wijze van uitvoering van het besluit van
29 december 2004 en daarom te lang heeft gewacht met het indienen van het bezwaarschrift.
In dit geding is aan de orde de vraag of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Die vraag beantwoordt de Raad bevestigend.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift 6 weken. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijk-verklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De Raad stelt voorop dat de termijnen voor het maken van bezwaar en het instellen van beroep fatale termijnen zijn, bij overschrijding waarvan een niet-ontvankelijkheid dient te worden uitgesproken behoudens een aanvaardbare reden voor verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:11 Awb.
Gelet op de hierboven vermelde gegevens staat vast dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. De Raad is voorts met verweerster van oordeel dat hetgeen appellant ter verklaring daarvan heeft aangevoerd geen grondslag biedt om te aanvaarden dat appellant redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. In het besluit van 29 december 2004 heeft verweerster niet alleen gewezen op de termijn voor het indienen van een bezwaar, maar ook uitdrukkelijk gewaarschuwd dat, indien voor de motivering meer tijd nodig zou zijn, in ieder geval binnen zes weken schriftelijk moet worden bericht dat van de mogelijkheid om in bezwaar te gaan gebruik wordt gemaakt.
Gezien het voorgaande kan het beroep niet slagen.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.G. Kasdorp als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.D. van Dissel-Singhal als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2006.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) A.D. van Dissel-Singhal.
HD
09.08

