Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY7861

Datum uitspraak2006-08-28
Datum gepubliceerd2006-09-13
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers05/496
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank vernietigt aanslagen van het Wetterskip De Waadkant wegens het ontbreken van een aanwijzingbesluit tot het vaststellen van die aanslagen door een ambtenaar van het Wetterskip Fryslan. Dat voor de wijzigingsverordening van de Omslagverordening Wetterskip Fryslân zelf geen ingangsdatum is bepaald, maakt deze niet onverbindend, nu er geen misverstand bestaat over ingangsdatum van de aanpassing van de gewijzigde verordening. Dat er abusievelijk een zinsnede van de beoogde publicatie is weggevallen, leidt er niet toe dat de verordening verbindende kracht moet worden ontzegd.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht, belastingkamer Registratienummer: AWB 05/496 Uitspraakdatum: 28 augustus 2006 Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen [[eiseres]], gevestigd te [plaatsnaam], eiseres, gemachtigde mr. P.F. van der Muur te Assen, en de heffingsambtenaar van het Wetterskip Fryslân, verweerder, gemachtigde mr. J.V. van Ophem te Leeuwarden. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het belastingjaar 2001 aanslagen opgelegd ten behoeve van zowel het Wetterskip Fryslân als het Wetterskip de Waadkant in respectievelijk de omslag gebouwd en de omslag ongebouwd ten bedrage van in totaal f 94.854. 1.2. Gemachtigde heeft daartegen namens eiseres bezwaar gemaakt bij bezwaarschrift van 4 oktober 2001. 1.3. Bij ambtshalve vermindering met dagtekening 28 juni 2004 heeft verweerder de aanslagen verminderd tot aanslagen van in totaal € 42.345. Van de totale vermindering heeft € 697,87 betrekking op de omslag van het Wetterskip Fryslân en € 427,59 op de omslag van het Wetterskip de Waadkant. 1.4. Eiseres heeft beroep bij de rechtbank ingesteld (tegen de weigering respectievelijk het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar) bij beroepschrift met dagtekening 6 april 2005, bij de rechtbank ingekomen op 7 april 2005. Verweerder heeft vervolgens een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. 1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2005 te Leeuwarden. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door de heer D. Berger, als beleidsambtenaar bezwaar en beroep werkzaam bij verweerder. 1.6. Omdat de rechtbank na sluiting van het onderzoek ter zitting tot de gevolgtrekking kwam dat het onderzoek niet volledig was geweest, heeft de rechtbank bij brief van 3 januari 2006 het onderzoek heropend en verweerder verzocht nadere informatie te verschaffen. 1.7. Bij brief (met bijlagen) van 26 januari 2006 heeft verweerder nadere informatie verstrekt. Eiseres heeft daarop bij brief (met bijlagen) van 8 februari 2006 gereageerd. Bij brief van 18 mei 2006 heeft verweerder - na daarom bij brief van 28 april 2006 door de rechtbank te zijn verzocht - nogmaals nadere informatie verschaft. 1.8. Afschriften van de door partijen ingediende stukken zijn telkens naar de wederpartij gezonden. 1.9. Beide partijen hebben vervolgens aangegeven dat ze de rechtbank toestemming geven om de behandeling van het beroep ter nadere zitting achterwege te laten. 2. De feiten Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast: 2.1. De besturen van het Wetterskip Fryslân en het Wetterskip De Waadkant zijn op 12 maart 1998 een overeenkomst, genaamd “Samenwerkingsovereenkomst inzake het heffen en invorderen van de ingezetenenomslagen en de omslagen gebouwd en ongebouwd voor de waterkwaliteitszorg”, aangegaan. De besturen zijn daarbij voor zover van belang het volgende overeengekomen: “1. met ingang van het heffingsjaar 1998 verzorgt Waterschap Friesland voor Wetterskip De Waadkant het opleggen en invorderen van de ingezetenenomslagen en de omslagen gebouwd en ongebouwd voor de waterkwantiteitszorg.” 2.2. In het “Besluit tot wijziging van de Omslagverordening Wetterskip Fryslân” van 2 november 2000 heeft het algemeen bestuur van het Wetterskip Fryslân, gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 1 november 2000, gelet op het bepaalde in artikel 110 van de Waterschapswet besloten tot –kort weergegeven- wijziging van de tarieven ter zake van onder meer gebouwde en ongebouwde onroerende zaken voor het heffingsjaar 2001. In artikel IV van laatstgenoemd besluit wordt het volgende bepaald: “Artikel 20 wordt vervangen door: 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2001. 2. De heffing van de omslag ingevolge deze verordening vindt plaats met ingang van 1 januari 2001. 3. Deze verordening kan worden aangehaald als Omslagverordening Wetterskip Frylân.” 2.3. Op 18 november 2000 heeft het Wetterskip Fryslân in het regionale dagblad de Leeuwarder Courant, voor zover van belang, het volgende bekendgemaakt: “Op grond van artikel 73 van de Waterschapswet deelt het dagelijks bestuur van Wetterskip Frylân u mee, dat het algemeen bestuur van het waterschap op 2 november 2000 in een openbare vergadering de volgende verordenings-wijzigingen heeft vastgesteld: 1. Wijziging Heffingsverordening Wetterskip Fryslân; 2. Wijzing Omslagverordening Wetterskip Fryslân. 3. De in de genoemde verordeningen aangebrachte wijzingen treden in werking op 1 januari 2001. (…) Gemelde besluiten zijn opgenomen in het waterschapskantoor aan de Harlingerstraatweg 113 te Leeuwarden.” In de hierboven vermelde publicatie zijn abusievelijk na “opgenomen” de woorden “in het waterschapsblad en algemeen verkrijgbaar bij het bureau Voorlichting” weggevallen. 2.4. Aan eiseres (toen nog “[[eiseres]]” geheten) zijn voor het heffingsjaar 2001 door verweerder op één aanslagbiljet, met aanslagnummer 005079509 en dagtekening 29 september 2001, onder meer aanslagen in de omslagen gebouwde onroerende zaken (hierna: de aanslagen omslag gebouwd) van zowel het Wetterskip Fryslân als het Wetterskip De Waardkant opgelegd. 2.5. Bij brief, met dagtekening 4 oktober 2001, heeft mr. P.F. van der Muur (hierna: Van der Muur) namens eiseres bij verweerder bezwaar gemaakt tegen de hiervoor vermelde aanslagen omslag gebouwd. 2.6. Bij brief, met dagtekening 2 november 2001, heeft verweerder aan Van der Muur meegedeeld dat het schrijven in goede orde is ontvangen en dat getracht wordt dit schrijven binnen een redelijke termijn af te wikkelen. 2.7. Bij brief van 14 december 2001 heeft Van der Muur verweerder gevraagd om hem - kort gezegd - nadere gegevens te verstrekken. 2.8. Bij brief van 20 maart 2002 is Van der Muur door verweerder verzocht een origineel door de opdrachtgever ondertekend schriftelijk bewijsstuk in te zenden waaruit blijkt dat eiseres hem machtiging verleent namens haar op te treden in de onderhavige procedure. Tevens wordt in deze brief aangegeven dat de bezwaarschriften van eiseres worden aangehouden tot dat de gemeente Franekeradeel heeft beslist op de bezwaren tegen de beschikkingen of herziene taxatiewaarden in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ). 2.9. Bij brief van 27 mei 2002 heeft Van der Muur het bezwaarschrift gemotiveerd. Bij die brief is tevens een machtiging gevoegd waaruit blijkt dat van der Muur door eiseres wordt gemachtigd om –kort gezegd- in het kader van de Wet WOZ en de aanslagen onroerende - zaakbelastingen als vertegenwoordiger van eiseres op te treden. 2.10. Bij brief van 11 juni 2004 heeft Van der Muur het bezwaarschrift nader gemotiveerd en verweerder verzocht om spoedig uitspraak te doen, waarbij hij er op heeft verwezen dat de twee-jaarstermijn ingevolge artikel 25 van de AWR ruimschoots is overschreden. 2.11. Op 28 juni 2004 heeft verweerder de onderhavige aanslagen waterschapslasten ambtshalve verlaagd tot op in totaal € 42.345,--, omdat verweerder uit verkregen informatie is gebleken dat de waarde in het economische verkeer van (een) onroerende zaak/zaken in het kader van de Wet WOZ, welke waarde ten grondslag ligt aan de onderhavige omslag gebouwd, door de gemeente Franekeradeel (telkens) is verlaagd. Deze vermindering is eiseres bij brief van 28 juni 2004 meegedeeld. 2.12. Bij brief van 7 februari 2005 heeft Van der Muur gewezen op zijn brief van 11 juni 2004 en heeft hij verweerder dringend verzocht uitspraak te doen, wederom verwijzend naar de overschrijding van de zogenaamde twee-jaarstermijn om uitspraak te doen. Hij verzoekt verweerder tevens hem van een eventuele weigering tot het doen van uitspraak in kennis te stellen. 2.13. Verweerder heeft nimmer uitspraak gedaan op het onderhavige bezwaarschrift van eiseres. Evenmin is eiseres door verweerder van een weigering tot het doen van uitspraak in kennis gesteld. 2.14. Bij brief met dagtekening 6 april 2005, bij de griffie van de rechtbank ingekomen op 7 april 2005, stelt Van der Muur namens eiseres beroep in tegen de weigering respectievelijk het niet tijdig doen door verweerder van uitspraak op het bezwaar tegen de aanslagen omslag gebouwd van beide waterschappen. 2.15. In de, op 7 april 2005 door de griffie van de rechtbank ontvangen, schriftelijke machtiging, met dagtekening 2 februari 2005, wordt Van der Muur – kort gezegd - door verweerder gemachtigd om, met het recht van substitutie, op te treden als vertegenwoordiger van eiseres in het geschil met betrekking tot de door de heffingsambtenaar van de waterschappen (onder meer het Wetterskip Fryslân en het Wetterskip De Waadkant) aan haar opgelegde en nog op te leggen aanslagen waterschapsomslagen en al hetgeen te doen wat hem noodzakelijk en wenselijk voorkomt. In die machtiging wordt verder aangegeven dat deze mede omvat het voeren van overleg met (vertegenwoordigers van) het waterschap, alsmede het voeren van bezwaar- en/of beroepsprocedures en/of cassatieprocedures en dat deze machtiging de schriftelijke bevestiging/bekrachtiging vormt van de eerder door eiseres respectievelijk namens eiseres mondeling aan Van der Muur gegeven machtiging. 3. Het geschil 3.1. Tussen partijen zijn in geschil de antwoorden op de volgende vragen: - Is er rechtsgeldig bezwaar gemaakt? Meer in het bijzonder: was van der Muur bevoegd om namens eiseres bezwaar te maken tegen de aanslagen omslag gebouwd? - Is het beroepschrift op grond van artikel 6:12, derde lid, van de Awb onredelijk laat bij de rechtbank ingediend? - Zijn de aanslagen omslag gebouwd van het Wetterskip De Waadkant opgelegd in strijd met artikel 123 en 124 van de Waterschapswet juncto artikel 11, lid 1, van de AWR? - Zijn de aanslagen omslag gebouwd van zowel het wetterskip De Waadkant als het Wetterskip Fryslân opgelegd in strijd met artikel 111 respectievelijk artikel 73, tweede lid, van de Waterschapswet? 3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Beoordeling van het geschil 4.1. Nu in de, onder 2.15. van de feiten vermelde, volmacht van eiseres van 2 februari 2005 wordt aangegeven dat deze mede omvat het voeren van bezwaarprocedures en de schriftelijke bevestiging, voor zover nodig bekrachtiging, vormt van de eerder door eiseres mondeling aan Van der Muur gegeven machtiging, kan de rechtbank verweerder niet volgen in haar standpunt dat Van der Muur geacht moet worden niet vertegenwoordigingsbevoegd te zijn om namens eiseres bezwaar te maken met als gevolg dat moet worden aangenomen dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslagen. Nog daargelaten het feit dat de machtiging een bevestiging inhoudt van de kennelijk eerder mondeling door eiseres aan Van der Muur gegeven volmacht om namens eiseres bezwaar te maken tegen de onderhavige aanslagen, en laatstgenoemde reeds daarom bevoegd zou moeten worden geacht op grond van deze mondelinge volmacht bezwaar te maken, is de rechtbank van oordeel dat ook indien er van zou moeten worden uitgegaan dat het bezwaar door Van der Muur zonder volmacht van eiseres is ingesteld, zij deze onbevoegdheid door middel van de overgelegde volmacht heeft bekrachtigd en alsdus met terugwerkende kracht heeft geheeld. De Hoge Raad heeft in de uitspraak van 17 september 2004 (BNB 2005/18) immers overwogen dat bekrachtiging van het door een onbevoegde ingesteld beroep het gevolg verschaft alsof degene wie aanvankelijk onbevoegd beroep in heeft gesteld krachtens een volmacht had gehandeld. Eiseres is derhalve ontvankelijk in het namens haar door Van der Muur gemaakte bezwaar. De door verweerder in dit verband aangevoerde argumenten snijden geen hout. 4.2. Verweerder heeft in weerwil van artikel 123, tweede lid, van de Waterschapswet juncto artikel 25, eerste lid, van de AWR niet binnen een jaar na ontvangst van het bezwaarschrift daarop uitspraak gedaan. Van verdaging met ten hoogste een jaar als bedoeld in het tweede lid van laatstgenoemd artikel is naar tussen partijen vaststaat, geen sprake. Eiseres kon derhalve op grond van artikel 6:2 juncto artikel 6:12, eerste en tweede lid, van de Awb beroep instellen tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar door verweerder. 4.3. Artikel 6:12, derde lid, van de Awb bepaalt dat het beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.Uit de parlementaire geschiedenis ter zake van laatstgenoemd artikellid (Kamerstukken II, 1990/91, 21 221, nummer 5 (MvA), pt. 2.173) blijkt onder meer het volgende: “De term “onredelijk laat” beoogt te voorkomen dat een bezwaar of beroep nog ontvankelijk is nadat de belanghebbende zolang heeft stilgezeten dat eenieder erop mocht vertrouwen dat hij van beroep zou afzien. Zonder deze bepaling zou de termijn voor bezwaar en beroep tegen het niet beslissen op een aanvraag geen einde nemen. Wanneer gezegd kan worden dat het bezwaar of beroep onredelijk laat is, zal van de omstandigheden afhangen. Het zal echter niet vlug worden aangenomen: men kan de belanghebbende in het algemeen niet verwijten dat hij stilzit omdat hij erop mocht vertrouwen dat het bestuur nog wel zal voldoen aan zijn verplichting een besluit te nemen. Het vorenstaande geldt uiteraard ook voor fiscale procedures. Nu de termijn waarbinnen op een bezwaarschrift in belastingzaken moet worden beslist op 12 maanden is gesteld, zal men het beroep in belastingzaken niet onredelijk laat oordelen indien hij nog geruime tijd daarna op een beslissing van het bestuur blijft wachten.” 4.4. Vaststaat dat eiseres op 4 oktober 2001 bezwaar heeft aangetekend tegen de onderhavige aanslagen en dat verweerder vervolgens in de brief van 20 maart 2002 aan eiseres heeft aangegeven dat de afdoening van de bezwaren van eiseres tegen de onderhavige aanslagen zal worden aangehouden totdat de gemeente Franekeradeel heeft beslist op de bezwaren tegen de waardes in het kader van de Wet WOZ. Tot aan de kennisneming door eiseres van de ambtshalve vermindering van de onderhavige aanslagen op 28 juni 2004 – welke vermindering heeft plaatsgevonden op grond van door verweerder verkregen informatie van de gemeente ter zake van nader vastgestelde waarde(s) in het kader van de Wet WOZ – kan eiseres naar het oordeel van de rechtbank in geen geval worden verweten dat zij nog geen beroep bij de rechtbank (tegen het niet tijdig doen van uitspraak) had ingesteld, omdat zij er op grond van de aan haar door verweerder gemelde aanhouding met betrekking tot de afdoening van het bezwaar, op mocht vertrouwen dat verweerder nog wel uitspraak op haar bezwaar zou doen. Nu eiseres bij de brieven van respectievelijk 11 juni 2004 en 7 februari 2005 verweerder uitdrukkelijk heeft verzocht alsnog (spoedig) uitspraak te doen, aan welk verzoek verweerder, ondanks dat de wettelijke termijn voor het doen van uitspraak ruimschoots was overschreden, niet heeft voldaan, is de rechtbank van oordeel dat evenmin kan worden gezegd dat eiseres, na kennis te hebben genomen van de ambtshalve vermindering, met het indienen van het beroepschrift op 7 april 2005 zolang heeft gewacht dat eenieder erop mocht vertrouwen dat zij van beroep zou afzien. Het gelijk ligt in zoverre aan de zijde van eiseres. Voor de rechtbank is er geen aanleiding de zaak terug te verwijzen naar verweerder met de opdracht alsnog uitspraak te doen, nu partijen in het kader van de beroepsprocedure in de gelegenheid zijn gesteld om de wederzijdse argumenten nader uiteen te zetten en toe te lichten en de rechtbank ook niet is gebleken dat (één van de) partijen (processueel) worden benadeeld, indien de rechtbank zelf in de zaak voorziet. 4.5. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 7 juni 2002 (Belastingblad 2002/895) overwogen dat uit artikel 123, derde lid, aanhef en onder deel b, en artikel 124, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Waterschapswet voortvloeit dat voor de overdracht van de bevoegdheid tot het vaststellen van aanslagen en het doen van uitspraken op bezwaarschriften van een waterschap aan een ander waterschap, waarmee het samenwerkt, vereist is dat beide waterschappen een ambtenaar of ambtenaren van het uitvoerende waterschap – in het onderhavige geval van het Wetterskip Frylân – aanwijzen. Nu namens verweerder op vragen van de rechtbank uitdrukkelijk is aangeven dat in casu het bewuste aanwijzingsbesluit van het Wetterskip De Waadkant ontbreekt, is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan het uit artikel 123 en 124 van de Waterschapswet voortvloeiende vereiste dat beide betrokken waterschappen een afzonderlijk aanwijzingsbesluit hebben genomen en kan voor wat betreft de in geding zijnde aanslagen gebouwd die zijn opgelegd door het Wetterskip De Waadkant niet worden gezegd dat deze door het bevoegde orgaan of bevoegde functionaris zijn opgelegd. Dit leidt er toe dat deze (reeds ambtshalve verminderde) aanslagen omslag gebouwd moeten worden vernietigd. 4.6. Eiseres heeft aangevoerd dat in de wijzigingsverordening van de Omslagverordening Wetterskip Fryslân, zoals vastgesteld in de openbare vergadering van 2 november 2000, niet is aangegeven op welk tijdstip de betreffende heffing respectievelijk wijzigingsverordening ingaat, nu alleen het artikel dat de inwerkingtreding van de oorspronkelijke verordening regelt (artikel 20) wordt gewijzigd. Zij wijst er ook op dat in de vier aan de onderhavige verordening voorafgaande wijzigingsverordeningen (vanaf 20 november 1997) evenmin een ingangsdatum van die onderscheiden wijzigingsverordeningen wordt vermeld. Deze vijf wijzigingsverordeningen zijn in de ogen van eiseres alle onverbindend. De rechtbank kan eiseres hierin niet volgen. In artikel IV van het onder 2.2. vermelde besluit – alsook in de eerdere, door verweerder bij de brief van 26 januari 2006 als bijlage bij de gedingstukken gevoegde, vier wijzigingsbesluiten vanaf 20 november 1997 - wordt eenduidig vermeld dat de wijzigingen van de Omslagverordening Wetterskip Fryslân in werking treden met ingang van 1 januari 2001 (of op een datum in een eerder jaar in geval van de andere vier besluiten) alsook dat de heffing van de omslag ingevolge deze (gewijzigde) verordening plaats vindt met ingang van 1 januari 2001 (of een datum in een eerder jaar ter zake van de vier eerdere besluiten). Dat voor de wijzigingsverordening zelf geen ingangsdatum is bepaald maakt deze niet onverbindend. Er bestaat immers geen misverstand over ingangsdatum van de aanpassing van de gewijzigde verordening. In zoverre is het gelijk aan de zijde van verweerder. 4.7. Tenslotte stelt eiseres dat door verweerder is gehandeld in strijd met artikel 73, tweede lid, van de Waterschapswet, omdat in de bekendmaking niet is vermeld dat de verordening is geplaatst in een vanwege het waterschapsbestuur tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gestelde publicatie. De bedoeling van dit artikellid is dat het waterschap het publiek op de hoogte stelt van het bestaan van (de wijziging van) een verordening van het waterschap en het publiek wijst op de mogelijkheid van deze verordening kennis te nemen. Gelet op de feiten onder 2.3. voldoet het Wetterskip Frylân aan deze doelstelling. Dat er abusievelijk een zinsnede van de beoogde publicatie is weggevallen, en er niet is vermeld dat de verordening is geplaatst in een vanwege het waterschapsbestuur tegen betaling van kosten verkrijgbaar gestelde publicatie, leidt er onder de gegeven omstandigheden niet toe dat de verordening verbindende kracht moet worden ontzegd. In zoverre snijdt het beroep van eiseres geen hout. 4.8. Overigens is gesteld noch gebleken dat de aanslagen omslag gebouwd van het Wetterskip Fryslân (na de ambtshalve vermindering) op een te hoog bedrag zijn vastgesteld. 4.9. Het gelijk ligt derhalve ten dele aan de zijde van eiseres en ten dele aan de zijde van verweerder. Het beroep is derhalve gegrond. 5. Proceskosten In de omstandigheden van het geval vindt de rechtbank aanleiding op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). De rechtbank wijst het wetterskip Fryslân aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. 6. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de belastingaanslagen ter zake van de waterschapsomslagen gebouwd van het Wetterskip De Waadkant; - handhaaft de belastingaanslagen ter zake van de waterschapsomslagen gebouwd van het Wetterskip Fryslan, zoals deze aanslagen na de ambtshalve vermindering van 28 juni 2004 zijn vastgesteld; - gelast dat het Wetterskip Fryslân het door eiseres betaalde griffierecht van € 276 vergoedt; - veroordeelt verweerder in de door eiseres proceskosten ten bedrage van € 644, onder aanwijzing van het Wetterskip Fryslân deze kosten aan eiseres te vergoeden; Deze uitspraak is vastgesteld door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr.dr. P. van der Wal en mr. N.P. Witteveen, rechters. De beslissing is op 28 augustus 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.