Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY8024

Datum uitspraak2006-08-18
Datum gepubliceerd2006-09-15
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsDordrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/36630
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewaring / rechtmatigheid. Eiser voert aan dat de rechtbank bij uitspraak van 25 juli 2006 met gegrondverklaring van zijn beroep de beslissing van verweerder d.d. 19 april 2006 tot afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft vernietigd. Hieruit vloeit voort, aldus eiser, dat de bewaring met terugwerkende kracht vanaf 19 april jl tot en met 1 augustus j.l., de datum waarop eiser in vrijheid is gesteld, onrechtmatig moet worden geacht. Verweerder betwist dat. Genoemde vernietiging betekent aldus verweerder niet anders dan dat opnieuw op eisers aanvraag moet worden beslist, hetgeen door middel van een hernieuwde afwijzing op 3 augustus j.l. inmiddels is geschied, en brengt zonder nadere omstandigheden die door eiser niet zijn gesteld en voorts niet zijn gebleken, niet met zich mee dat reeds vanaf de datum van eerste afwijzing geen vermoeden van niet rechtmatig verblijf kon worden aangenomen. De rechtbank sluit zich bij verweerder aan. Beroep ongegrond, afwijzing verzoek om schadevergoeding.


Uitspraak

RECHTBANK ‘S GRAVENHAGE Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer Zitting houdende te Dordrecht procedurenummer: AWB 06/36630 uitspraak van de enkelvoudige kamer inzake [eiser], eiser, gemachtigde: mr. H.K. Westerhof, advocaat te Dordrecht, tegen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te ’s-Gravenhage, verweerder, gemachtigde: drs. J. Kuper, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Op 30 juli 2006 heeft eiser op grond van artikel 96 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) een beroepschrift ingediend tegen het voortduren van de bewaring van eiser nadat deze rechtbank, zitting houdende te Dordrecht, het beroep tegen het voortduren van de bewaring bij uitspraak van 11 mei 2006 ongegrond heeft verklaard. 1.2. De zaak is op 11 augustus 2006 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer. Eiser is ter zitting verschenen bij gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. 2. Overwegingen 2.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de bewaring van eiser op 1 augustus 2006 is opgeheven. Derhalve resteert de vraag of aan eiser de gevorderde schadevergoeding toekomt. 2.2. De rechtbank acht het beroep ongegrond en komt daartoe op grond van de navolgende overwegingen. Eiser voert aan dat de rechtbank bij uitspraak van 25 juli 2006 met gegrondverklaring van zijn beroep de beslissing van verweerder d.d. 19 april 2006 tot afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft vernietigd. Hieruit vloeit voort, aldus eiser, dat de bewaring met terugwerkende kracht vanaf 19 april jl tot en met 1 augustus j.l., de datum waarop eiser in vrijheid is gesteld, onrechtmatig moet worden geacht. Verweerder betwist dat. Genoemde vernietiging betekent aldus verweerder niet anders dan dat opnieuw op eisers aanvraag moet worden beslist, hetgeen door middel van een hernieuwde afwijzing op 3 augustus j.l. inmiddels is geschied, en brengt zonder nadere omstandigheden die door eiser niet zijn gesteld en voorts niet zijn gebleken, niet met zich mee dat reeds vanaf de datum van eerste afwijzing geen vermoeden van niet rechtmatig verblijf kon worden aangenomen. De rechtbank sluit zich bij verweerder aan. Mitsdien wordt de grief verworpen. 2.3. Niet is gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. Er bestaat derhalve geen grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen. 2.4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. 2.5. Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt. 3. Beslissing De rechtbank 's-Gravenhage: - verklaart het beroep ongegrond; - wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus gegeven door mr. A.P. Hameete, rechter, en door deze en mr. N.M. Zandbergen, griffier, ondertekend. De griffier, De rechter, Uitgesproken in het openbaar op: 18 augustus 2006 Afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.