Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY8039

Datum uitspraak2006-09-08
Datum gepubliceerd2006-09-13
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 422/04 Inkomensverklaring huursubsidie
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het beroep van belanghebbende is - naar het hof belanghebbende begrijpt - gericht tegen de in de brief van 7 mei 2004 verwoorde weigering van de inspecteur. Belanghebbende vindt dit in strijd met de wet en onrechtmatig.


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Kenmerk: BK 422/04 8 september 2006 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vierde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z tegen de weigering van de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen (hierna: de inspecteur) om een besluit te nemen in het kader van een inkomensverklaring voor huursubsidie. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1 De inspecteur heeft aan belanghebbende in februari 2004 een “Inkomensverklaring voor de aanvraag van huursubsidie” toegestuurd. 1.2 Als reactie op het onder 1.1 vermelde stuk heeft belanghebbende aan de inspecteur een brief d.d. 11 maart 2004 geschreven. 1.3 Bij uitspraak d.d. 16 april 2004 heeft de inspecteur het door de inspecteur als bezwaar opgevatte geschift d.d. 11 maart 2004 niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft belanghebbende aan de inspecteur een brief d.d. 16 april 2004 geschreven, waarop de inspecteur met zijn brief van 7 mei 2004 heeft gereageerd. Alvorens hij een beroepschrift heeft ingediend, heeft belanghebbende de inspecteur een brief gedateerd 12 mei 2004 doen toekomen. 1.4 Op 24 mei 2004 is bij het hof van de zijde van belanghebbende een beroepschrift (met bijlagen) d.d. 14 mei 2004 ingekomen. 1.5 Nadat de inspecteur zijn verweerschrift (met bijlagen) heeft ingezonden, heeft de mondelinge behandeling van het beroep plaatsgevonden ter zitting van 14 oktober 2005, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende en de heer A namens de inspecteur. Ter zitting heeft belanghebbende een verzoek tot wraking ten aanzien van de behandelend raadsheer, de heer mr. J. Huiskes, ingediend. Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst. 1.6 Bij uitspraak van het hof van de tweede kamer voor burgerlijke zaken d.d. 31 mei 2006, rekestnummer 0500470, heeft het hof het onder 1.5 vermelde verzoek afgewezen. Tevens heeft het hof bij die uitspraak bepaald dat een eventueel volgend verzoek tot wraking van mr. Huiskes in de onderhavige zaak niet in behandeling zal worden genomen. 1.7 Het vervolg van de mondelinge behandeling, gehouden op 14 juli 2006 te Leeuwarden, is aangevangen om 11:00. Om 10:12 is een faxbericht (met bijlage) van belanghebbende ingekomen. Met kennisgeving is hij niet ter zitting verschenen. De inspecteur in de persoon van de heer A is wel verschenen. 1.8 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd. 2. De feiten Blijkens de gedingstukken stelt het hof als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast. 2.1 De inspecteur heeft aan belanghebbende in februari 2004 een “Inkomensverklaring voor de aanvraag van huursubsidie” toegestuurd. Hierin wordt ten behoeve van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (: VROM) verklaard dat aan belanghebbende over het belastingjaar 1997 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen is opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 31.411, -. Tegen deze verklaring heeft belanghebbende een door de inspecteur als bezwaar opgevat geschrift d.d. 11 maart 2004 ingediend. Belanghebbende is van mening dat de vorenbedoelde verstrekking van informatie aan VROM onrechtmatig is, omdat tegen de aanslag nog een procedure bij de Hoge Raad loopt. 2.2 Bij uitspraak d.d. 16 april 2004 heeft de inspecteur het door hem als bezwaar opgevatte stuk van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat de inkomensverklaring niet een beschikking is in de zin van artikel 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (: AWR). 2.3 Bij brief van 28 april 2004 heeft belanghebbende de inspecteur dringend verzocht om “onverwijld, doch uiterlijk binnen twee weken na het ontvangst van deze brief, het besluit te nemen tot het intrekken van al uw hierboven bedoelde informatie aan de ministerie van VROM, en dat besluit schriftelijk aan mij te bevestigen. Het in gebreke blijven uwerzijds om aan dit verzoek te voldoen zal automatisch als weigering beschouwd worden.” Het cursieve gedeelte van de zin betreft de letterlijke bewoordingen van belanghebbende. 2.4 In zijn brief d.d. 7 mei 2004 heeft de inspecteur gereageerd op de brief van 28 april 2004 van belanghebbende. De inspecteur verwijst hierin onder meer naar zijn uitspraak van 16 april 2004. Verder wijst hij belanghebbende erop dat hij zelf contact zal moeten opnemen met het bestuursorgaan dat belast is met de uitvoering van de huursubsidie indien belanghebbende het niet eens is met de terugvordering van de door hem ontvangen huursubsidie. 2.5 Belanghebbende heeft vervolgens bij brief van 12 mei 2004 bezwaar gemaakt tegen de in de brief van 7 mei 2004 verwoorde weigering van de inspecteur. 2.6 Op 24 mei 2004 is van de zijde van belanghebbende een beroepschrift bij het hof ingekomen. 3. Het geschil en standpunten van partijen 3.1 Het beroep van belanghebbende is - naar het hof belanghebbende begrijpt - gericht tegen de in de brief van 7 mei 2004 verwoorde weigering van de inspecteur. Belanghebbende vindt dit in strijd met de wet en onrechtmatig. 3.2 De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. 3.3 Voor een uitvoerige weergave van de onderbouwing van de standpunten van partijen zij verwezen naar de gedingstukken. 4. De rechtsoverwegingen 4.1 Naar het oordeel van het hof is de weigering van de inspecteur om het door belanghebbende in zijn brief van 28 april 2004 omschreven besluit te nemen geen weigering van een besluit in de zin van artikel 6:2, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 23 en 26 van de AWR (tekst 2004). Mitsdien zal het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk worden verklaard. 4.2 Ten overvloede overweegt het hof dat indien het beroep is gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van 16 april 2004 – quod non - het beroep als ongegrond moet worden beoordeeld. 4.3 In zijn faxbericht d.d. 14 juli 2006 dient de gemachtigde van belanghebbende opnieuw een verzoek tot wraking in ten aanzien van de behandelend raadsheer, mr. J. Huiskes. Gelet op de uitspraak van het hof van 31 mei 2006, rekestnummer 0500470 (zie 1.6) gaat het hof hieraan voorbij. 5. Proceskosten Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht. 6. De beslissing. Het hof verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Gedaan op 8 september 2006 door mr. J. Huiskes, voorzitter en raadsheer, en op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. de Jong-Braaksma en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier. Afschrift aangetekend aan beide partijen verzonden op: 13 september 2006