Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY8310

Datum uitspraak2006-10-20
Datum gepubliceerd2006-10-20
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersR06/067HR
Statusgepubliceerd


Indicatie

WSNP, beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling zonder toekenning van een ‘schone lei’; tekortkoming in nakoming van informatieverplichting in de zin van art. 354 lid 1 F. toerekenbaar ondanks de bijzondere omstandigheden waarin de schuldenaar door zijn aandoening (Klinefeltersyndroom) verkeerde.


Conclusie anoniem

Reknr. R06/067HR mr. J. Spier Parket 25 augustus 2006 Conclusie inzake [Verzoeker] 1. Een onnodige complicatie 1.1 De concipiënt van de klachten heeft zich geroepen gevoeld een geheel eigen petitum te formuleren. Daarin wordt aangedrongen op vernietiging van 's Hofs arrest "en met bepaling" van een primair en subsidiair verzoek (cursivering toegevoegd). 1.2 Veronderstellenderwijs aannemend dat de bestreden beslissing moet worden vernietigd, zal de verwijzingsrechter m.i. opnieuw een feitelijke afweging moeten maken. Dat brengt mee dat hetgeen na primair en subsidiair staat niet kan worden toegewezen. Strikt genomen mist [verzoeker] daarom belang bij (bespreking van) zijn klachten. 1.3 In de huidige tijd van deformalisering past m.i. niet meer om een petitum zó letterlijk te nemen. Ik houd het er dan ook maar voor dat het cassatierekest in de eerste plaats strekt tot vernietiging en dat [verzoeker] er de voorkeur aan geeft dat Uw Raad de zaak zelf afdoet. Aldus opgevat moet de zaak ten gronde worden beoordeeld.(1) 2. Feiten en procesverloop 2.1 [Verzoeker] is een alleenstaande man van 46 jaar. Hij ontvangt een bijstandsuitkering. Hij lijdt aan het syndroom van Klinefelter.(2) 2.2 Het syndroom van Klinefelter is een geslachtsgebonden chromosoom afwijking die alleen bij mannen voorkomt. 2.3 [Verzoeker] heeft een op 18 september 2002 gedagtekend en blijkens het poststempel op 10 oktober 2002 bij "Gerechten Haarlem" binnengekomen verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Op 19 november 2002 heeft de Rechtbank Haarlem de schuldsaneringsregeling op [verzoeker] van toepassing verklaard. 2.4 Bij een op 28 juli 2005 gedagtekend en blijkens het poststempel op 29 juli 2005 binnengekomen brief is door de bewindvoerder een verzoek tot tussentijdse beëindiging ingediend op grond van de omstandigheid dat [verzoeker] niet voldoet aan zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, in het bijzonder de informatieverplichting.(3) 2.5.1 Op 11 oktober 2005 is het verzoek behandeld. Blijkens het p-v is [verzoeker], volgens de bewindvoerder, in februari 2005 bij een keuring gedeeltelijk arbeidsgeschikt bevonden. Zijn beperking zou niet liggen in het aantal werkbare uren, maar in de sociale omgang. [verzoeker] kan, aldus de bewindvoerder, vanwege zijn genetische afwijking heel moeilijk afspraken nakomen. 2.5.2 Op dezelfde zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij binnenkort zou horen of hij een vaste baan zou krijgen bij de rijschool waar hij stage liep. De bewindvoerder heeft daarom verzocht om een korte aanhouding van de beslissing op haar verzoek. 2.6 Bij brief van 1 november 2005 heeft de bewindvoerder de Rechtbank te kennen gegeven dat zij haar verzoek tot beëindiging handhaaft, omdat zij nog niets van [verzoeker] heeft vernomen. 2.7 Bij brief van 3 november 2005 laat [verzoeker] de Rechtbank weten dat hij verwacht per 1 januari 2006 de vaste baan te zullen krijgen, mits hij in de tussentijd stage blijft lopen bij de rijschool. 2.8 Bij eveneens op 3 november 2005 gedagtekende brief van [verzoeker], blijkens het poststempel op 7 november 2005 ontvangen door de "Centrale Balie Gerechten Haarlem", wijst hij de Rechtbank op zijn fysieke beperkingen als gevolg van het Klinefelter-syndroom. Hij maakt onder andere melding van rugklachten ten gevolge van een zwakke botstructuur die in 1999 hebben geleid tot een hernia. [Verzoeker] deelt mee dat hij zich op 5 november 2005 heeft ziek gemeld wegens rugklachten. 2.9 Bij de mondelinge behamdeling op 17 januari 2006 blijkt dat [verzoeker] de vaste baan niet heeft gekregen, naar hij stelt als gevolg van de rugklachten. 2.10 In haar vonnis van 31 januari 2006 bepaalt de Rechtbank dat [verzoeker] toerekenbaar is tekortgeschoten in zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, welk tekortkomen niet buiten beschouwing zal worden gelaten. De schuldsaneringsregeling zal van rechtswege zijn beëindigd zodra deze beslissing kracht van gewijsde heeft verkregen. 2.11 [Verzoeker] is in hoger beroep gekomen. Hij heeft aangevoerd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met zijn onvermogen om binnen een gestelde tijdspanne aan verplichtingen te voldoen door toedoen van zijn ziekte. Door dit syndroom is er bij [verzoeker] sprake van oververmoeidheid, een chronisch tekort aan daadkracht, een gemis aan volhardingsvermogen, een gebrek aan energie en een zwakke botstructuur. Gezien zijn omstandigheden zou hij naar beste vermogen aan zijn verplichtingen hebben voldaan. 2.12 Op 25 april 2006 heeft de advocaat van [verzoeker] een aan haar gerichte brief van psychiater [betrokkene 1] d.d. 18 april 2006 overgelegd, waarin deze onder andere het volgende verklaart: "[Verzoeker] is mij al enige jaren bekend. Hij heeft mij vaker geconsulteerd wanneer hij in het dagelijks leven dreigde vast te lopen. (...) [I]n zijn relatie tot een werkgever treden er al snel over en weer irritaties op waarbij het functioneren van patiënt telkens weer ter discussie komt te staan. Het mag u duidelijk zijn dat hier niet alleen sprake is van dwarsliggend gedrag maar de totale geestelijke en fysieke constitutie van patiënt is bepalend voor zijn wijze van functioneren. Zijn hyperactiviteit en impulsiviteit zijn primair de oorzaak van ondoelmatig functioneren. U vraagt mij naar "belemmeringen in zijn functioneren", doch er is met patiënt meer aan de hand. Opgelegde verplichtingen zijn voor hem de moeite waard om na te komen maar de tijd [lees:] vervaagt deze afspraken met zichzelf al snel. Zijn reacties worden vervolgens door ons wat al te gemakkelijk uitgelegd als onverantwoord, antisociaal of autodestructief. (...) Waar u informeert naar zijn rugklachten is het niet moeilijk om u voor te stellen dat een man van 45 jaar met een lengte van 1.98 meter en een gewicht van ruim 150 kg. en een lichaamsbouw met een overwegend vrouwelijke vetverdeling, slappe spieren en neigend tot het krijgen van spataderen niet direct een atleet kan zijn. (...) De tengevolge van zijn afwijkende hormoonproductie te hoge oestrogeenspiegel (vrouwelijk hormoon) [lees:] versnelt tevens de botontkalking. Ontkalking leidt naarmate de leeftijd verder stijgt weer tot verhoogde neiging tot botbreuk of mogelijk inzakken van wervels. Testosteron suppletie [lees:] vermindert bij patiënt wel enigszins zijn chronische vermoeidheid, maar hij ervaart nadien tevens dat zijn geestelijke tekortkomingen alleen nog maar duidelijker aan de dag treden. Dit verminderde alleen maar zijn motivatie voor het regelmatig door de arts laten inspuiten van deze medicatie. Echter, door alleen te spreken over vermindering van motivatie zou ik patiënt onrecht aandoen. Er is veel meer sprake van onvermogen en in zijn brief aan de Rechtbank in Haarlem d.d. 18 januari(4) komt dit onvermogen m.i. ook duidelijk naar voren. Zijn rugklachten zijn deswege constitutioneel bepaald. (...) Het vooromschreven patroon van ongeveer twee maanden redelijk functioneren en daarna niet meer voldoen aan de eisen van de werkgever herhaalt zich eindeloos. Ook daar acht ik zijn ziektebeeld de oorzakelijke factor. De handicaps mogen u na lezen van de algemene symptomen bij het syndroom van Klinefelter wel duidelijk zijn. Patiënt maakt daarop geen uitzondering. Ik begreep dat hij binnen de voorschriften van de wetgeving verplicht is om doorlopend te solliciteren. Vooromschreven patroon van zich snel ontwikkelende conflicten met de werkgever waarop dan weer ontslag volgt zal zich voortdurend blijven herhalen. Schrijnend daarbij is dat patiënt ook heel graag aan het werk zou willen gaan en blijven. Ik acht patiënt, gezien zijn lichamelijke en geestelijke constitutie, volledig arbeidsongeschikt. Wat betreft de prognose zie ik daar in de toekomst ook geen veranderingen in optreden." 2.13 Op 9 mei 2006 is het verzoekschrift ter zitting behandeld. Volgens de bewindvoerder is het probleem zowel de sollicitatie- als de informatieplicht. 2.14.1 In zijn arrest van 30 mei 2006 heeft het Hof Amsterdam het bestreden vonnis bekrachtigd. In rov. 2.3.2 wordt aangegeven wat de bewindvoerder [verzoeker] verwijt. In rov. 2.3.3 wordt [verzoeker]s verweer samengevat. In rov. 2.4 stelt het Hof voorop waar de doelstelling van de WSNP op neerkomt en wat van de schuldenaar wordt verlangd. 2.14.2 Ten gronde heeft het Hof onder meer overwogen dat [verzoeker] tekort is geschoten in de van hem te verwachten medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling, "ook als zijn ziekte in aanmerking wordt genomen". Het Hof acht voldoende aannemelijk dat [verzoeker] niet naar behoren aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Ondanks daartoe strekkende verzoeken heeft [verzoeker] niet voldaan aan de verplichting de bewindvoerder van toereikende informatie te voorzien. Van hem mocht worden gevergd dat hij eigener beweging alle relevante informatie omtrent zijn situatie aan de bewindvoerder zou opgeven teneinde een effectieve uitvoering van deze regeling te bewerkstelligen. Niet aannemelijk is geworden dat [verzoeker] door het syndroom van Klinefelter niet meer aan zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, met name de informatieverplichting kon voldoen. Het Hof weegt in dat verband nog een aantal nader genoemde omstandigheden mee (rov. 2.5). 2.14.3 "Dit alleen al" acht het Hof "van voldoende ernstige aard om de schuldsanering zonder het verstrekken van een zogenoemde "schone lei" te beëindigen" (rov. 2.6). 2.15 [Verzoeker] heeft tijdig beroep in cassatie doen bezorgen per fax die op 2 juni 2006 bij de Hoge Raad is binnengekomen. 3. Bespreking van de middelen 3.1.1 De klachten (met name vervat in de middelen I, IV en V), in onderlinge samenhang en naar de kennelijke strekking, komen erop neer dat: a. 's Hofs oordeel onbegrijpelijk is tegen de achtergrond van het in geding gebrachte - en onder 2.12 gedeeltelijk geciteerde - psychiatrisch rapport; b. de redenen die het Hof heeft "meegewogen" zijn oordeel niet (mede) kunnen dragen. Immers geldt voor al deze "meegewogen" omstandigheden dat [verzoeker] daarvan, maar uit datzelfde psychiatrisch rapport blijkt, geen verwijt valt te maken. 3.1.2 Alle klachten kanten zich tegen rov. 2.5. Deze luidt: "2.5 Gelet op de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep gebleken feiten en omstandigheden komt ook het hof tot het oordeel dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling op [verzoeker] dient te worden beëindigd zonder toekenning van een "schone lei". Het hof is van oordeel dat [verzoeker], ook als zijn ziekte in aanmerking wordt genomen, is tekortgeschoten in de van hem te verwachten medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij niet naar behoren aan zijn informatieverplichting heeft voldaan. Zo heeft hij gedurende langere tijd en ondanks daartoe strekkende verzoeken de bewindvoerder niet van toereikende informatie voorzien omtrent zijn (financiële) situatie, waaronder zijn inkomen en verdere van belang zijnde omstandigheden. Hoewel het hof begrip heeft voor de situatie waarin [verzoeker] verkeert en alle daaruit voorvloeiende problemen, ontslaat die situatie hem niet van de verplichting de bewindvoerder hierover tijdig en volledig van deugdelijke informatie te voorzien. Van hem mocht in het kader van de schuldsaneringsregeling immers worden gevergd dat hij eigener beweging alle relevante informatie omtrent zijn situatie aan de bewindvoerder zou opgeven teneinde een effectieve uitvoering van deze regeling te bewerkstelligen. Niet is aannemelijk geworden, ook niet uit de brief van de psychiater [betrokkene 1] van 18 april 2006, dat [verzoeker] door eerdergenoemd syndroom niet meer aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, met name de informatieverplichting, kon voldoen. Daarbij wordt meegewogen dat de bewindvoerder rekening heeft gehouden met de beperkingen van [verzoeker] alsmede met de omstandigheid dat [verzoeker] geen hulp heeft gezocht om met hulp van derden alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen, hetgeen - ook als met zijn ziekte rekening wordt gehouden - redelijkerwijs van hem kon worden gevergd. Vast staat bovendien dat [verzoeker], zelfs nadat hem ter gelegenheid van een eerdere behandeling bij de rechtbank op 11 oktober 2005 een laatste mogelijkheid was geboden alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen, deze kans niet (tijdig) heeft benut en hij zijn verplichtingen pas is nagekomen nadat er door de bewindvoerder negatief was gerapporteerd." 3.2 Als ik het goed zie dan scharniert 's Hofs arrest om de overweging dat uit het rapport van psychiater [betrokkene 1] niet voortvloeit dat "(...) aannemelijk is geworden (...) dat [verzoeker] door eerder genoemd syndroom niet meer aan (...) met name de informatieverplichting kon voldoen" (rov. 2.5 halverwege). 3.3 Dat oordeel is in essentie onbegrijpelijk. Het snijdt wellicht hout - en is in elk geval feitelijk en niet onbegrijpelijk - voor een eenmalige verplichting zoals het niet hebben aangegrepen van de "laatste mogelijkheid" die hem in prima is geboden (rov. 2.5 in fine). Maar daar gaat het in deze zaak niet om. [Verzoeker] wordt niet de "schone lei" onthouden omdat hij deze laatste kans niet heeft gegrepen maar omdat hij, naar 's Hofs oordeel, meer structureel en verwijtbaar in zijn verplichtingen jegens de bewindvoerder tekort is geschoten (aldus in verschillende toonaarden en op verschillende plaatsen rov. 2.5). 3.4 Zonder het rapport van psychiater [betrokkene 1] was dat oordeel alleszins te billijken geweest. Tegen de achtergrond van dit rapport en met name de hiervoor onder 2.12 geciteerde passage is dat oordeel, in elk geval zonder nadere toelichting die ontbreekt, onbegrijpelijk. 3.5 Voor zover het Hof tot uitdrukking heeft willen brengen dat de bevindingen van deze psychiater geen geloof verdienen, had zijn oordeel nader moeten worden onderbouwd. 3.6.1 Voor zover 's Hofs arrest zo moet worden gelezen dat wordt overwogen dat uit het rapport van de psychiater niet blijkt dat [verzoeker] (zelfs) geen professionele hulp kon vragen, is ook dat oordeel, in elk geval zonder nadere toelichting, onbegrijpelijk. 3.6.2 Uit het psychiatrisch rapport blijkt dat [verzoeker] als gevolg van zijn kwaal ondoelmatig functioneert. Sprake is van een zich eindeloos herhalend patroon dat bij het ziektebeeld hoort. Veranderingen zijn niet te verwachten. Voor het syndroom van Klinefelter is - de psychiater heeft dat in vette letters weergegeven - "geen genezing mogelijk" (rapport blz. 2 bovenaan). Dit alles laat bezwaarlijk een andere lezing toe dan dat behandeling voor dit soort aandoeningen zinloos, want kansloos is. Daarom kan [verzoeker] ook niet worden verweten haar niet te hebben gevraagd, gesteld al dat hij dat, gezien het syndroom waaraan hij lijdt, zou hebben kunnen doen. 3.7 Voor zover het Hof iets anders bedoelt te zeggen, is onvoldoende duidelijk wat het in dat geval tot uitdrukking beoogt te brengen. 3.8 Op grond van dit een en ander slaagt de kernklacht. 3.9 Te allen overvloede merk ik hierbij nog het volgende op. 3.10 Hoewel er - hierna nader genoemde - belangrijke verschillen zijn, kan m.i. in gevallen als de onderhavige een zekere parallel worden getrokken met het arrest SNV/Nieuwe Hollandsche Lloyd.(5) Beide partijen hadden deskundigenrapporten in geding gebracht, welke tot tegengestelde conclusies kwamen. Bovendien had de Rechtbank een deskundige benoemd.(6) In cassatie stond de vraag centraal in hoeverre het Hof, wanneer het bij zijn beoordeling wenst af te wijken van het oordeel van de door de rechter benoemde onafhankelijke deskundige, gehouden was zijn beslissing nader te motiveren. 3.11 Uw Raad oordeelde dat in een geval waarin partijen, door zich te beroepen op de uiteenlopende zienswijzen van de door hen geraadpleegde deskundigen, voldoende gemotiveerde standpunten hebben ingenomen en voldoende duidelijk hebben aangegeven waarom zij het oordeel van de door de rechter benoemde deskundige al dan niet aanvaardbaar achten, de rechter die de zienswijze van de door de rechter benoemde deskundige niet volgt, in beginsel zijn oordeel van een zodanige motivering dient te voorzien, dat deze voldoende inzicht geeft in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang om deze zowel voor partijen als voor derden, daaronder begrepen de hogere rechter, controleerbaar en aanvaardbaar te maken. 3.12 Zoals gezegd zijn er belangrijke verschillen met de onderhavige zaak. Ten eerste betreft het hier een verzoekschriftprocedure zonder wederpartij. Bovendien is er geen deskundige door de rechter benoemd en wijkt het Hof in het onderhavige geval dan ook niet af van een door deze opgesteld rapport. Er bestaat maar één rapport, opgesteld op verzoek van de (advocaat van de) saniet. 3.13.1 Niettemin zou ik, vooral op grond van het navolgende, er een lans voor willen breken dat een rechter in gevallen als de onderhavige eveneens gehouden is zijn oordeel, waarin wordt afgeweken van een in geding gebracht oordeel van een deskundige, van een zodanige motivering te voorzien dat deze voldoende inzicht geeft in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang om deze zowel voor [verzoeker] als voor derden, daaronder begrepen de hogere rechter, controleerbaar en aanvaardbaar te maken. 3.13.2 Met name de volgende omstandigheden nopen hiertoe: a. sprake is van een uitvoerig, goed gemotiveerd, helder en gedocumenteerd rapport; b. er is geen enkele aanwijzing - het Hof zinspeelt daar dan ook niet op - dat de deskundige "partijdig", niet onbevangen of onbekwaam/ondeskundig zou zijn of in het onderhavige geval steken zou hebben laten vallen; c. de psychiater [betrokkene 1] verklaart [verzoeker] al enige jaren te kennen (omdat [verzoeker] hem "vaker" heeft geconsulteerd wanneer hij in het dagelijks leven dreigde vast te lopen).(7) Hij stelt een uitgebreide en gedetailleerde diagnose. Deze mondt uit in een ferme en niet voor tweeërlei vatbare conclusie: [verzoeker] is, gezien zijn lichamelijke en psychische constitutie, blijvend volledig arbeidsongeschikt; hij is gedoemd tot ondoelmatig functioneren en heeft er moeite mee afspraken na te komen. Sprake is van een zich eindeloos herhalend patroon; d. de diagnose heeft - voor zover voor een niet deskundige valt te beoordelen; het tegendeel is door het Hof niet vastgesteld - betrekking op het vakgebied van de deskundige (mogelijk met uitzondering van de passage die betrekking heeft op [verzoeker]s rugklachten die in dit verband slechts van hoogst ondergeschikt belang zijn); e. de gevolgen van het beëindigen van de schuldsanering zonder "schone lei" heeft grote consequenties voor betrokkene, die toch al geringe perspectieven heeft op de arbeidsmarkt, een bijstandsuitkering geniet en die zich als gevolg van een aangeboren afwijking toch al in een weinig benijdenswaardig parket bevindt; f. in het algemeen stelt Uw Raad - als ik dat zeggen mag: terecht - strengere eisen aan de motivering van beslissingen die voor de betrokkene ingrijpende gevolgen hebben.(8) 3.13.3 Ik wijs er verder nog op - het argument is niet dragend voor mijn benadering - dat [verzoeker]s schulden betrekkelijk gering zijn,(9) terwijl het Hof niet heeft vastgesteld dat de schuldeisers door [verzoeker]s handelwijze zijn benadeeld. 3.14 Volledigheidshalve ga ik nog kort in op de resterende klachten. 3.15 Mij is niet goed duidelijk waartoe het tweede middel strekt, voor zover het nog op de kernklacht aanvullende klachten probeert te vertolken. Ik kan daarop dan ook niet ingaan. 3.16 Voor zover het derde middel nog een aanvullende klacht behelst, komt deze erop neer dat het Hof in casu "in feite een resultaatsverplichting" heeft opgelegd geldend voor "normale mensen". 3.17 Nog daargelaten dat [verzoeker] ongetwijfeld tot deze laatste categerie behoort, miskent de klacht 's Hofs gedachtegang. Deze komt er immers op neer dat [verzoeker] toerekenbaar tekort is geschoten (rov. 2.5 en 2.6). Conclusie Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest van het Hof Amsterdam en tot verwijzing naar een ander Hof ter verdere behandeling en beslissing. Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, Advocaat-Generaal 1 Vgl. - het gaat om een enigszins andere kwestie - Asser/Veegens/Korthals Altes/Groen, Cassatie nr 139. 2 Hof Amsterdam 30 mei 2006, rov. 2.3.1. 3 Het met het verzoek "ingesloten" openbaar verslag ontbreekt in het procesdossier; het is, herhaald verzoek om toezending ten spijt, niet overgelegd. 4 Ontbreekt in dossier; is tevergeefs opgevraagd. 5 HR 5 december 2003, NJ 2004, 74. 6 Zie aan het arrest voorafgaande conclusie van mijn ambtgenote Wesseling-van Gent onder 1.5. 7 Zie rapport blz. 2. 8 Zie hierover in algemene zin Asser Procesrecht / Veegens-Korhals Altes-Groen (2005), nr. 127 met verdere verwijzingen naar i.h.b. Bopz- en alimentatiezaken. 9 Volgens het inleidend verzoekschrift ging het toen om ruwweg € 8.500.


Uitspraak

20 oktober 2006 Eerste Kamer Rek.nr. R06/067HR MK/RM Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Verzoeker], wonende te [woonplaats], VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos. 1. Het geding in feitelijke instanties Met een op 10 oktober 2002 ter griffie van de rechtbank te Haarlem ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de schuldenaar - zich gewend tot die rechtbank en verzocht op hem de schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren. De rechtbank heeft bij vonnis van 19 november 2002 de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de schuldenaar uitgesproken, met benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder. Bij brief van 28 juli 2005 heeft de bewindvoerder de rechtbank verzocht de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de schuldenaar te beëindigen. Na mondelinge behandelingen op 11 oktober 2005 en 17 januari 2006 heeft de rechtbank bij vonnis van 31 januari 2006 vastgesteld dat de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen. Tegen dit vonnis heeft de schuldenaar hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Bij arrest van 30 mei 2006 heeft het hof de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd. Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof heeft de schuldenaar beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing naar een ander Hof ter verdere behandeling en beslissing. 3. Beoordeling van de middelen 3.1 Voor hetgeen waarvan in cassatie kan worden uitgegaan wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder 1 is overwogen. Daarnaast dient tot uitgangspunt dat de schuldenaar een alleenstaande man is van 46 jaar, een bijstandsuitkering ontvangt en lijdt aan het Klinefeltersyndroom. 3.2.1 De bewindvoerder heeft haar verzoek tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op de schuldenaar kort gezegd hierop gebaseerd dat de schuldenaar haar niet naar behoren heeft geïnformeerd. Ook in hoger beroep heeft, naar het hof heeft overwogen (rov. 2.3.2), de bewindvoerder onder meer gesteld dat de schuldenaar niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichting. Zo heeft de schuldenaar volgens de bewindvoerder onvoldoende en niet tijdig informatie verschaft over zijn vakantie, opleiding, reïntegratietraject, sollicitaties, alsmede over zijn inkomsten en uitgaven, en heeft hij, wetende dat hij door zijn syndroom moeite heeft verplichtingen na te komen, nagelaten hulp hiervoor te zoeken. 3.2.2 Het verweer hiertegen van de schuldenaar is door het hof in rov. 2.3.3 weergegeven en komt erop neer dat, voorzover er sprake zou zijn van een tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen, deze hem vanwege bijzondere omstandigheden niet kan worden toegerekend; dat het hem als gevolg van zijn ziekte niet mogelijk is binnen een gestelde tijd aan zijn verplichtingen te voldoen; dat hij als gevolg van het volgen van een opleiding en stage geen energie meer over had om de bewindvoerder te informeren; dat het voor hem moeilijk is prioriteiten te stellen; dat door zijn ziekte sprake is van oververmoeidheid, een chronisch tekort aan daadkracht, een gemis aan volhardingsvermogen, een slecht werkend korte termijn geheugen, een gebrek aan energie en andere lichamelijke gebreken, welk een en ander wordt bevestigd in de ten processe overgelegde brief van zijn psychiater van 18 april 2006. 3.3 Het hof heeft zijn beslissing om de schuldsanering zonder het verstrekken van een "schone lei" te beëindigen als volgt gemotiveerd: "2.4 Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat uit de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) op de schuldenaar rustende verplichtingen voortvloeien die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te kunnen gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling gevergd wordt. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar nalaat aan de bewindvoerder volledige informatie te verschaffen over gegevens waarvan hij weet of behoort te weten dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. 2.5 Gelet op de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep gebleken feiten en omstandigheden komt ook het hof tot het oordeel dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling op [de schuldenaar] dient te worden beëindigd zonder de toekenning van een 'schone lei'. Het hof is van oordeel dat [de schuldenaar], ook als zijn ziekte in aanmerking wordt genomen, is tekortgeschoten in de van hem te verwachten medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij niet naar behoren aan zijn informatieverplichting heeft voldaan. Zo heeft hij gedurende langere tijd en ondanks daartoe strekkende verzoeken de bewindvoerder niet van toereikende informatie voorzien omtrent zijn (financiële) situatie, waaronder zijn inkomen en verdere van belang zijnde omstandigheden. Hoewel het hof begrip heeft voor de situatie waarin [de schuldenaar] verkeert en alle daaruit voortvloeiende problemen, ontslaat die situatie hem niet van de verplichting de bewindvoerder hierover tijdig en volledig van deugdelijke informatie te voorzien. Van hem mocht in het kader van de schuldsaneringsregeling immers worden gevergd dat hij eigener beweging alle relevante informatie omtrent zijn situatie aan de bewindvoerder zou opgeven teneinde een effectieve uitvoering van deze regeling te bewerkstelligen. Niet is aannemelijk geworden, ook niet uit de brief van de psychiater [betrokkene 1] van 18 april 2006, dat [de schuldenaar] door eerdergenoemd syndroom niet meer aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, met name de informatieverplichting, kon voldoen. Daarbij wordt meegewogen dat de bewindvoerder rekening heeft gehouden met de beperkingen van [de schuldenaar] alsmede met de omstandigheid dat [de schuldenaar] geen hulp heeft gezocht om met hulp van derden alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen, hetgeen - ook als met zijn ziekte rekening wordt gehouden - redelijkerwijs van hem kon worden gevergd. Vast staat bovendien dat [de schuldenaar], zelfs nadat hem ter gelegenheid van een eerdere behandeling bij de rechtbank op 11 oktober 2005 een laatste mogelijkheid was geboden alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen, deze kans niet (tijdig) heeft benut en hij zijn verplichtingen pas is nagekomen nadat er door de bewindvoerder negatief was gerapporteerd". 3.4.1 De klachten van de vijf middelen, die zich alle keren tegen rov. 2.5, houden naar de kern genomen in dat het hof, mede in het licht van het bepaalde in art. 354 lid 2 F., onvoldoende rekening heeft gehouden met de aandoening (het Klinefeltersyndroom) waaraan de schuldenaar lijdt, zich een deskundig oordeel heeft aangematigd zonder, door middel van het bevelen van een deskundigenbericht, het oordeel van deskundigen in te winnen, en als gevolg van een en ander ten aanzien van de vraag of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit de wet voortvloeiende verplichtingen, niet heeft vastgesteld welke bijzonder maatstaf in het geval van de schuldenaar diende te worden toegepast. 's Hofs oordeel wordt door de middelen mede hierom als onbegrijpelijk bestempeld, waartoe onder meer een beroep wordt gedaan op de door het hof genoemde brief van de psychiater [betrokkene 1]. 3.4.2 De middelen falen. 's Hofs oordeel laat zich aldus samenvatten dat de bijzondere omstandigheden waarin de schuldenaar als gevolg van zijn aandoening verkeerde, niet eraan in de weg stonden dat van hem redelijkerwijze kon worden gevergd dat hij hetzij zelf hetzij met hulp van derden de bewindvoerder tijdig en in voldoende mate informeerde aangaande de punten die de bewindvoerder heeft genoemd en die hiervoor in 3.2.1 zijn vermeld. Met dat oordeel heeft het hof geen blijk gegeven van het aanleggen van een onjuiste maatstaf bij de beantwoording van de vraag of de schuldenaar in de nakoming van zijn informatieverplichting toerekenbaar is tekortgeschoten in de zin van art. 354 lid 1 F. Onbegrijpelijk is 's hofs oordeel niet, ook niet in het licht van de eerder genoemde brief van de psychiater [betrokkene 1], als in aanmerking wordt genomen dat het hier gaat om de op de schuldenaar rustende informatieverplichting en het hof in aanmerking heeft genomen dat, naar in cassatie niet is bestreden, - de bewindvoerder rekening heeft gehouden met de beperkingen van de schuldenaar en met diens mogelijkheid de hulp van een derde in te roepen, - de schuldenaar hangende de beslissing van de rechtbank nog een laatste mogelijkheid was geboden om de gevraagde informatie aan de bewindvoerder te verschaffen en hij ook daarvan niet tijdig gebruik heeft gemaakt. In 's hofs oordeel ligt besloten dat het geen aanleiding zag de tekortkoming van de schuldenaar in verband met haar bijzondere aard op de voet van art. 354 lid 2 F. buiten beschouwing te laten. Het hof heeft daarmee niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en in het licht van het vorenoverwogene is zijn oordeel evenmin onbegrijpelijk. Het hof was, ten slotte, niet gehouden om zich, alvorens tot zijn oordeel te komen, te voorzien van nadere deskundige voorlichting; het behoefde daartoe ook geen grond te vinden in de eerdergenoemde brief van de psychiater [betrokkene 1]. 4. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 oktober 2006.