Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY8541

Datum uitspraak2006-08-09
Datum gepubliceerd2006-09-20
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5859 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond. Termijnoverschrijding van het beroepschrift niet verschoonbaar.


Uitspraak

05/5859 WWB Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 8 augustus 2005, 05/260 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, (hierna: College) Datum uitspraak: 9 augustus 2006 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 14 maart 2006 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de uitspraak van de Raad van 14 maart 2006 heeft appellant verzet gedaan. Het verzet is behandeld ter zitting van 19 juli 2006, waar appellant is verschenen en het College - met voorafgaand bericht - niet is verschenen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak van de Raad van 14 maart 2006 berust hierop, dat bij het instellen van het hoger beroep de termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift niet in acht is genomen en dat hetgeen ter excusering daarvan is aangevoerd - er op neerkomend dat appellant zich in de juiste einddatum heeft vergist - geen aanknopingspunten biedt om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De Raad ziet geen aanleiding voor een ander oordeel dan in zijn genoemde uitspraak. Hetgeen appellant in verzet aanvoert - in essentie een herhaling van zijn eerdere stellingen - bevat geen aanknopingspunten welke kunnen leiden tot de conclusie dat appellant de gevolgen van zijn door eigen (processueel) handelen ontstane verzuim niet kan worden tegengeworpen. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door M.I. ’t Hooft. De beslissing is, in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2006. (get.) M.I. ’t Hooft. (get.) B.M. Biever-van Leeuwen.