
Jurisprudentie
AY8675
Datum uitspraak2006-08-23
Datum gepubliceerd2006-09-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers67950 / HA ZA 05-41
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-09-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers67950 / HA ZA 05-41
Statusgepubliceerd
Indicatie
Nadat een verkeersongeval tussen een motorrijder en een fietser heeft plaatsgevonden, vorderen partijen over en weer vergoeding van de schade. De fietster heeft afgezien van het leveren van bewijs dat zij haar hand heeft uitgestoken toen zij linksaf sloeg. Daarom is zij voor 50% aansprakelijk voor de schade van de motorrijder.
Uitspraak
Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Uitspraak: 23 augustus 2006
Zaak-/Rolnummer: 67950/HA ZA 05-41
VONNIS
van de enkelvoudige handelskamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Heerenveen,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
procureur: mr. A.H. Lanting,
advocaat: mr. A.L. Britstra te Assen,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Joure,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Joure,
hierna gezamenlijk mede te noemen: [gedaagden sub 1 en 2],
beiden zowel procederend voor zich zelf alsmede in hun
hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van:
3. [gedaagde sub 3],
wonende te Joure,
hierna te noemen: [gedaagde sub 3],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur: mr. N.H.M. Poort.
PROCESGANG
De rechtbank heeft bij vonnis van 28 juni 2006 [gedaagden sub 1 en 2] in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de vraag of zij hun eerder gedaan bewijsaanbod handhaven. [gedaagden sub 1 en 2] hebben naar aanleiding hiervan bij akte van 12 juli 2006 bericht dat zij het aanbod tot het leveren van bewijs voor de stelling dat [gedaagde sub 3] haar hand heeft uitgestoken alvorens naar de (voor haar) linkerzijde van de weg te sturen, niet handhaven.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.
RECHTSOVERWEGINGEN
in conventie en in reconventie
De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de processtukken waaronder ook de tussenvonnissen van deze rechtbank van 16 november 2005 en 28 juni 2006, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.
De rechtbank neemt over hetgeen in voormelde vonnissen is overwogen en beslist.
DE VERDERE BEOORDELING VAN HET GESCHIL
in conventie
1. Nu [gedaagden sub 1 en 2] hun bewijsaanbod niet hebben gehandhaafd, is niet komen vast te staan dat [gedaagde sub 3] voorafgaand aan haar stuurmanoevre haar linkerhand heeft uitgestoken. Zoals uit de overwegingen in het tussenvonnis van 28 juni 2006 volgt, leidt dit tot de conclusie dat 50% van de door [eiser] geleden schade voor zijn eigen rekening dient te blijven en dat [gedaagde sub 3] gehouden is de overige schade te vergoeden. De door [eiser] sub 2 gevorderde verklaring voor recht komt dan ook voor toewijzing in aanmerking met dien verstande dat voor recht zal worden verklaard dat [gedaagde sub 3] aansprakelijk is voor 50% van de door [eiser] geleden schade, inclusief de schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van de door het ongeval veroorzaakte beschadiging van het ellebooggewricht van [eiser].
De sub 4 gevorderde veroordeling van [gedaagde sub 3] tot vergoeding van schade nader op te maken bij staat zal eveneens in deze zin en als in het dictum te melden worden toegewezen.
2. [eiser] vordert tevens een bedrag van € 9.731,00 als vergoeding voor de schade aan zijn motorfiets, helm en kleding alsmede voor de kosten van het expertiserapport. [gedaagden sub 1 en 2] hebben de hoogte van de schade aan de motorfiets gemotiveerd betwist en zich daarbij op het standpunt gesteld dat de schade € 7.500,00 bedraagt in plaats van het door [eiser] gestelde bedrag van € 9.400,00. [gedaagden sub 1 en 2] hebben dit verweer onderbouwd met een contra-expertise-rapport van Bureau H.A. van Ameyde B.V. te Arnhem gedateerd 14 juli 2004. In dit rapport wordt gemotiveerd gesteld dat de restwaarde van de motor hoger is dan de in het door [eiser] overgelegde expertiserapport van Stichting Univé Rechtshulp van 25 mei 2004 gestelde restwaarde. [eiser] heeft de bevindingen uit het rapport van Bureau H.A. van Ameyde B.V. onweersproken gelaten, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van deze bevindingen. Dit leidt ertoe dat de door [eiser] geleden schade aan de motorfiets wordt gesteld op een bedrag van € 7.500,00, waarvan de helft door [gedaagde sub 3] dient te worden vergoed.
De overige hiervoor genoemde schadeposten zijn niet door [gedaagden sub 1 en 2] betwist, zodat van deze schadeposten de helft toewijsbaar is. Er zal derhalve een bedrag van € 3.750,00 +
€ 165,50 = € 3.915,50 worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag is als onweersproken toewijsbaar.
3. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ad € 664,00 zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II - worden afgewezen. [eiser] heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiser] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4. Nu partijen over en weer deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
5. Zoals uit de overwegingen in het tussenvonnis van 28 juni 2006 volgt, zal een bedrag van € 500,00 + € 100,00 + € 6.293,60 + € 416,00 + € 1.000,00 = € 8.309,60 worden toegewezen.
6. [eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De rechtbank:
in conventie
1. verklaart voor recht dat [gedaagde sub 3] aansprakelijk is voor 50% van de schade van [eiser], inclusief de schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van de door het ongeval veroorzaakte beschadiging van het ellebooggewricht van [eiser];
2. veroordeelt [gedaagde sub 3] tot vergoeding van 50% van de schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van de door het ongeval veroorzaakte beschadiging van het ellebooggewricht van [eiser], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3. veroordeelt [gedaagde sub 3] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.915,50 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 mei 2004 tot en met de dag van algehele betaling;
4. verklaart de hiervoor gegeven beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
5. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6. wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
7. veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde sub 3] te betalen een bedrag van € 8.309,60 vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.600,00 vanaf 3 mei 2004 tot aan de dag der algehele voldoening en met de wettelijke rente over een bedrag van € 6.709,60 vanaf 15 juni 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
8. veroordeelt [eiser] in de kosten van de reconventie tot op heden aan de zijde van [gedaagde sub 3] begroot op €
9. verklaart de sub 7. en 8. gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
10. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 23 augustus 2006.

