
Jurisprudentie
AY8718
Datum uitspraak2006-08-31
Datum gepubliceerd2006-09-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/4375 WW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-09-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/4375 WW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verhoging WW-dagloon met volledig terugwerkende kracht. Weigering betaling wettelijke rente over nabetaling.
Uitspraak
04/4375 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 juli 2004, 03/1271
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
[betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant
Datum uitspraak: 31 augustus 2006.
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft bij brief van 19 oktober 2004 een afschrift van een besluit van die datum ingezonden, waarop de griffier aan partijen heeft bericht dat de Raad vooralsnog heeft besloten bij de behandeling van het geding tevens een oordeel over dat besluit te geven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2006. Namens appellant is verschenen mr. R.G. Willems-Cremers, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, en namens betrokkene is verschenen mr. Brauer, voornoemd.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
Bij besluit van 24 januari 1994 heeft appellant aan betrokkene met ingang van
3 januari 1994 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van betrokkene van 2 mei 2003 heeft appellant bij besluit van 23 mei 2003 het WW-dagloon met volledig terugwerkende kracht verhoogd.
Bij besluit van 28 mei 2003 heeft appellant geweigerd wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling, bij besluit op bezwaar van 25 augustus 2003 is die weigering gehandhaafd.
Volgens de rechtbank heeft appellant ten onrechte geweigerd wettelijke rente te vergoeden. Het besluit van 24 januari 1994 moet als onrechtmatig worden aangemerkt en de rechtbank is van oordeel dat appellant ingaande 1 februari 1994 wettelijke rente is verschuldigd.
Appellant erkent dat het besluit van 24 januari 1994 onrechtmatig was, maar vindt dat de gevolgen van de onrechtmatigheid van dat besluit veeleer voor risico van betrokkene dienen te komen. Het dagloon is destijds vastgesteld op basis van de gegevens die door betrokkene en zijn werkgever zijn verstrekt. Betrokkene heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen de dagloonvaststelling en heeft eerst na verloop van lange tijd verzocht om herziening van het dagloon.
De Raad overweegt als volgt.
De aangevallen uitspraak heeft betrekking op de hoogte van het dagloon en de vergoeding van wettelijke rente. Het hoger beroep heeft uitsluitend betrekking op de vergoeding van wettelijke rente. Het besluit van 19 oktober 2004 is genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, voorzover daarbij het bestreden besluit is vernietigd, in zoverre dat betrekking had op de hoogte van het dagloon, in welke vernietiging appellant heeft berust. Gelet op de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht ziet de Raad geen grond om het besluit van 19 oktober 2004 te betrekking in het hoger beroep. Hetgeen door de griffier aan partijen is bericht, kan daar niet aan afdoen. Mocht appellant zich niet met meergenoemd besluit kunnen verenigen, dan dient hij daartegen zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs van hem kan worden verlangd beroep in te stellen.
Zoals blijkt uit de uitspraak van de Raad van 15 december 2005 (LJN: AU8835) onderschrijft de Raad het standpunt van appellant.
Dat betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2006.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) C.M.T. Kruls.
BKH 250806

