Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY8769

Datum uitspraak2006-09-25
Datum gepubliceerd2006-09-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 06/904
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aan TPG is een exclusieve concessie verleend voor het postvervoer van brieven die ten hoogste 50 gram wegen. Sandd verspreidt geadresseerde zendingen van Otto B.V. die bestaan uit een rekeningoverzicht en een brochure. Het gewicht van het rekeningoverzicht is 5 gram en ligt dus onder de concessiegrens van TPG. Het totaalgewicht van de zending met het rekeningoverzicht en de brochure komt echter uit boven die concessiegrens. In geschil is of Sandd deze zendingen mag vervoeren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ligt het in de rede het gewicht van de gehele zending bepalend te achten voor het onderscheid tussen concessiepost en vrije zendingen. Niet alleen lijken de tekst van de Postwet en de parlementaire geschiedenis hiervoor ruimte te bieden, daarnaast bestaan ook andere juridische en praktische overwegingen om aan te knopen bij het in de postmarkt gebruikelijke tarievensysteem dat uitgaat van het totaalgewicht van zendingen.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE sector civiel recht - voorzieningenrechter Vonnis in kort geding van 25 september 2006, gewezen in de zaak met rolnummer KG 06/904 van: 1. de naamloze vennootschap TNT N.V., gevestigd te Amsterdam, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Koninklijke TPG Post B.V., gevestigd te 's-Gravenhage, eiseressen, procureur mr. W.E. Pors, tegen: de besloten vennootschap Sandd B.V., gevestigd te Apeldoorn, gedaagde, procureur mr. H.J.A. Knijff, advocaat mr. P.H.L.M. Kuypers te Brussel. Eiseressen worden hierna gezamenlijk aangeduid als 'TPG' en gedaagde als 'Sandd'. 1. Relevante regelgeving 1.1. Op 15 december 1997 is totstandgekomen Richtlijn nr. 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PbEG 1998, L 15) (hierna: de Postrichtlijn). 1.2. Ter implementatie van de Postrichtlijn is de Postwet eind jaren '90 van de vorige eeuw gewijzigd. Artikel 1 Postwet luidt thans onder meer: 'In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (...) b. brieven: bescheiden en schriftelijke mededelingen, al dan niet verpakt, met uitzondering van die welke door toepassing van druk- of andere vermenigvuldigingstechnieken in een aantal geheel met elkaar overeenstemmende exemplaren ter verspreiding zijn vervaardigd en waarin, behoudens de adressering, geen bijvoegingen, doorhalingen of aanduidingen zijn aangebracht; c. postzendingen: brieven en andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geadresseerde zendingen; d. postvervoer: geheel van handelingen dat tegen vergoeding wordt verricht teneinde postzendingen af te leveren; e. de houder van de concessie: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2a, eerste lid; (...)' 1.3. Artikel 2a lid 1 Postwet bepaalt: 'Aan een bij wet aan te wijzen rechtspersoon wordt met uitsluiting van anderen concessie verleend voor het verrichten van het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, binnen Nederland en van gebieden buiten Nederland ten aanzien van brieven die elk afzonderlijk ten hoogste 50 gram wegen, voorzover dit postvervoer wordt verricht tegen een tarief dat lager is dan bij algemene maatregel van bestuur bepaald.' 1.4. Artikel 2b Postwet luidt: 'Het verrichten van het postvervoer binnen Nederland en van gebieden buiten Nederland is anders dan krachtens de concessie verboden ten aanzien van brieven die elk afzonderlijk ten hoogste 50 gram wegen, voorzover dit postvervoer wordt verricht tegen een tarief dat lager is dan vastgesteld krachtens artikel 2a, eerste lid.' 1.5. Artikel 1 Postbesluit luidt onder meer: 'In dit besluit wordt verstaan onder: (...) c. drukwerken: bescheiden en schriftelijke mededelingen, al dan niet verpakt, die door toepassing van druk- of andere vermenigvuldigingstechnieken in een aantal geheel met elkaar overeenstemmende exemplaren ter verspreiding zijn vervaardigd en waarin, behoudens de adressering, geen bijvoegingen, doorhalingen of aanduidingen zijn aangebracht, d. pakketten: geadresseerde verpakte zendingen die in elk geval zaken, niet zijnde brieven of drukwerken niet zijnde boeken, bevatten, (...)' 2. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 14 september 2006 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 2.1. Aan TPG is in artikel 5 van de Machtigingswet Koninklijke PTT Nederland N.V. een exclusieve concessie verleend als omschreven in artikel 2a van de Postwet. De concessie ziet - voor zover in deze procedure van belang - op het exclusief verrichten van postvervoer van brieven die elk afzonderlijk ten hoogste 50 gram wegen. 2.2. Sandd verspreidt onder meer geadresseerde zendingen van Otto B.V. (hierna: Otto). Deze zendingen bestaan uit een combinatie van een rekeningoverzicht met een gewicht van 5 gram en een brochure. Het totaalgewicht van een afzonderlijke zending ligt boven de 50 gram. 2.3. Artikel 4.2 van de Algemene Voorwaarden voor Postbezorging van Sandd luidt: 'Bij de aanbieding van de Postzendingen zal Opdrachtgever een Postaanleveringsformulier afgeven en ondertekenen. Degene die namens de Opdrachtgever het Postaanleveringsformulier afgeeft en ondertekent, wordt geacht de Opdrachtgever te vertegenwoordigen. Tevens zal Opdrachtgever bij de aanbieding van de Postzendingen drie blanco voorbeeldexemplaren van de Postzendingen overhandigen.' 2.4. In een memo van Otto van 13 april 2006 getiteld 'Basisgegevens Rekeningoverzichtproductie Otto BV' staat ten aanzien van zogeheten 'mailpacks' onder meer vermeld: 'Bovenstaande bevindt zich momenteel in een testfase. De mailpacks worden boven de gewichtsgrens van 50 gram gebracht, waardoor met andere verzenders dan TPG gewerkt kan worden. Mocht deze test niet het door ons gewenste resultaat opleveren, dan keren wij terug naar mailpacks zonder catalogus, waarbij het gewicht van de mailpacks weer onder de kritische grens van 20 gram zakt. (...)' 2.5. Bij brief van 11 mei 2006 heeft TPG Sandd bericht dat Sandd in strijd handelt met de concessie van TPG door zendingen ten behoeve van Otto te verspreiden. In de brief wordt Sandd verzocht om binnen twee weken te bevestigen dat zij zich in de toekomst zal onthouden van het vervoer van deze zendingen dan wel soortgelijke zendingen. 2.6. Met een brief van 31 mei 2006 aan TPG heeft Sandd betwist in strijd te handelen met de concessie van TPG. 2.7. Bij brief van 9 juni 2006 heeft de advocaat van TPG Sandd verzocht om binnen drie dagen te bevestigen dat zij zich - kort gezegd - in de toekomst zal onthouden van het vervoer van voormelde zendingen van Otto. 3. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer TPG vordert - zakelijk weergegeven - Sandd op straffe van een dwangsom te bevelen om elk vervoer van brieven tot en met 50 gram in de zin van de Postwet, althans elk onrechtmatig vervoer van poststukken, te staken en gestaakt te houden. Voorts vordert TPG Sandd op straffe van een dwangsom te bevelen om elk vervoer van brieven tot en met 50 gram in de zin van de Postwet, welke gebundeld vervoerd worden met andere poststukken waarbij het totale gewicht van de bundel boven de 50 gram komt, te staken en gestaakt te houden. Daartoe voert TPG het volgende aan. De door Sandd ten behoeve van Otto vervoerde rekeningoverzichten moeten worden aangemerkt als brieven in de zin van artikel 1b Postwet. Nu deze elk afzonderlijk minder dan 50 gram wegen, is het op grond van artikel 2b Postwet andere vervoerders dan TPG, waaronder Sandd, verboden om dergelijke brieven te vervoeren. Niet het totaalgewicht van de envelop met inhoud is relevant, maar de vraag of in die envelop (mede) een brief met een gewicht tot en met 50 gram zit. Sandd moet vooraf controleren of het vervoer van de aangeboden zendingen niet in strijd is met de Postwet. Door dat na te laten en voormelde brieven toch te vervoeren, overtreedt Sandd de Postwet en handelt zij onrechtmatig ten opzichte van TPG. Sandd voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken. 4. De beoordeling van het geschil 4.1. Ter afwering van de vorderingen heeft Sandd allereerst aangevoerd dat TPG geen spoedeisend belang heeft, omdat zij geruime tijd op de hoogte is geweest van de zendingen van Otto en te lang heeft stilgezeten. Dit verweer faalt, nu de gevraagde voorzieningen beogen een einde te maken aan handelingen die volgens TPG inbreuk maken op haar exclusieve concessie en haar doorlopend schade opleveren. TPG kan daarom in dit kort geding worden ontvangen in haar vorderingen. 4.2. Inhoudelijk zijn partijen verdeeld over het antwoord op de vraag of Sandd zendingen mag vervoeren, die bestaan uit een door de aanbieder (Otto) samengestelde combinatie van een rekeningoverzicht met een gewicht onder de concessiegrens en een brochure, als gevolg waarvan de zendingen boven de concessiegrens uitkomen. Van belang is daarbij allereerst hoe de rekeningoverzichten en de brochures moeten worden gekwalificeerd in de zin van de Postwet. 4.3. De voorzieningenrechter is met TPG voorshands van oordeel dat de rekeningoverzichten van Otto, gelet op de daarin opgenomen specifieke geïndividualiseerde (klant)gegevens anders dan de adressering, op zichzelf genomen voldoen aan de definitie van 'brief' in de zin van artikel 1b Postwet. De bijgevoegde brochures dragen alle kenmerken van een 'drukwerk' in de zin van artikel 1 Postbesluit. De voorzieningenrechter ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of voor het onderscheid tussen concessiepost en zogeheten 'vrije zendingen' het enkele gewicht van het rekeningoverzicht bepalend is, of het gewicht van de gehele zending, anders gezegd: de envelop met inhoud. 4.4. TPG stelt dat niet het gewicht van de envelop met inhoud bepalend is - zoals bepleit door Sandd -, maar het enkele gewicht van het rekeningoverzicht. TPG baseert zich daarbij onder meer op de tekst van de artikelen 1b, 2a en 2b Postwet. De voorzieningenrechter kan TPG daarin echter niet volgen. Naar voorlopig oordeel moeten de woorden 'al dan niet verpakt' in artikel 1b Postwet aldus worden verstaan dat brieven zowel in verpakte vorm als in onverpakte vorm kunnen voorkomen (bijvoorbeeld een felicitatiekaart met en zonder envelop). De artikelen 2a en 2b Postwet bepalen verder dat het een ander dan de concessiehouder is verboden brieven te vervoeren 'die elk afzonderlijk ten hoogste 50 gram wegen'. Overwogen wordt dat deze bepalingen moeilijk anders gelezen kunnen worden dat daarmee gedoeld wordt op zendingen die als brief te definiëren zijn, en die elk, zonder dat zij met elkaar zijn gebundeld, maximaal 50 gram wegen. Een taalkundige uitleg brengt daarom mee dat het gewicht van de als brief te definiëren zending zoals die aan de vervoerder wordt aangeboden in zijn uiteindelijke vorm - verpakt dan wel onverpakt - bepalend moet worden geacht. 4.5. Anders dan door TPG betoogd, vallen ook in de door haar aangehaalde parlementaire geschiedenis van de Postwet en rechtspraak geen overtuigende aanknopingpunten te vinden voor de lezing van TPG. Zo ziet de passage over het voorbeeld waarbij een brief wordt verzwaard met een baksteen (Kamerstukken II, 1987/88, 20 371, nr. 10, p. 4), op situaties waarin vervoerders ('koeriersdiensten') brieven verzwaren met het doel daarmee de betreffende verbodsbepaling te ontduiken. Zo ook het vonnis van de president van de rechtbank Utrecht van 28 januari 1986 (Staat/Assupost, KG 1986, 121), waarbij sprake was van het ontoelaatbaar bundelen van brieven bestemd voor één geadresseerde door de vervoerder. Die situaties doen zich hier niet voor. In dit geval gaat het om het vervoer van afzonderlijke, voor verschillende geadresseerden bestemde zendingen die door Otto zijn samengesteld en aan Sandd ter verzending zijn aangeboden. Gesteld noch gebleken is dat Sandd bij de samenstelling van de zendingen betrokken is geweest. 4.6. Naar voorlopig oordeel ligt het daarom veeleer in de rede om het gewicht van de gehele zending bepalend te achten voor het onderscheid tussen concessiepost en vrije zendingen. Niet alleen lijken - zoals hiervoor overwogen - de tekst van de Postwet en de parlementaire geschiedenis daarvoor de ruimte te bieden, daarnaast bestaan ook andere juridische en praktische overwegingen om aan te knopen bij het in de postmarkt - ook bij TPG - gebruikelijke tarievensysteem dat uitgaat van het totaalgewicht van zendingen. Zoals TPG desgevraagd ter zitting heeft bevestigd, zou een vervoerder als gevolg van de door TPG voorgestane uitleg in beginsel iedere aangeboden zending boven de 50 gram moeten controleren op de aanwezigheid van brieven met een gewicht onder de 50 gram. Daargelaten dat een dergelijke werkwijze op grote praktische bezwaren stuit (reden temeer om de wetshistorische uitleg van TPG weinig aannemelijk te achten), heeft Sandd terecht aangevoerd dat het wettelijk briefgeheim, dat voor medewerkers van postbedrijven onlangs is gecodificeerd in artikel 273a Wetboek van Strafrecht, hieraan in de weg staat. Ook voor het overige heeft TPG onvoldoende aangevoerd om voorshands een controleverplichting voor Sandd aanwezig te achten ten aanzien van zendingen boven de 50 gram. 4.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen zullen worden afgewezen. 4.8. TPG zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 5. De beslissing De voorzieningenrechter: wijst af het gevorderde; veroordeelt TPG in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Sandd begroot op € 1.064,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 248,-- aan griffierecht. Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 25 september 2006 in tegenwoordigheid van de griffier. mlh