Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY8874

Datum uitspraak2006-09-08
Datum gepubliceerd2006-09-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/640002-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek van Turkije om uitlevering van een persoon ontoelaatbaar geacht. Artikel 146/1 van het Turks Wetboek van Strafrecht: "Ieder die met geweld tracht de Grondwet van de Republiek Turkije geheel of ten dele te wijzigen, veranderen of buiten werking te stellen en/of de bij die wet ingestelde Grote Volksvergadering ontbindt dan wel in de uitvoering van zijn werkzaamheden belemmert wordt bestraft met levenslange gevangenisstraf onder verzwaard regime." Deze verdenking is naar Nederlands recht strafbaar gesteld in artikel 94 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat de verzoekende staat de uitlevering heeft gevraagd van een absoluut politiek delict. Op grond van het Europees Verdrag betreffende uitlevering maar ook op grond van het Europees Verdrag tot bestrijding van het terrorisme is uitlevering van een opgeëist persoon ter zake van een absoluut politiek delict niet toelaatbaar.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer: 04/640002-06 UITSPRAAK Op het schriftelijk verzoek van de Turkse ambassade te Den Haag 11 april 2006 (kenmerk [kenmerk]) tot uitlevering van een opgeëiste persoon, zijnde: Naam: [naam] Voornaam: [voornaam] Geboren op: [geboortedatum] Geboorteplaats: [geboorteplaats] (Turkije) thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Roermond overeenkomstig een verzoek van de Minister van Justitie d.d. 12 april 2006 (kenmerk [kenmerk]). De rechtbank heeft dit verzoek behandeld op de terechtzitting van 8 september 2006. Daarbij is de opgeëiste persoon met bijstand van een tolk in de Turkse taal en de officier van justitie gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voor de rechtbank verschenen persoon, genaamd [voornaam] [naam], ook de persoon is wiens uitlevering is verzocht door de verzoekende staat en dat deze persoon niet de Nederlandse maar wel de Turkse nationaliteit bezit. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken die het verzoek vergezellen. De rechtbank is van oordeel dat deze stukken genoegzaam zijn aangezien deze stukken voldoen aan de vereisten omschreven in het Europees Verdrag betreffende Uitlevering en de Uitleveringswet. Uit de overgelegde stukken van het uitleveringsverzoek blijkt dat de verzoekende staat de uitlevering uitdrukkelijk heeft beperkt tot artikel 146/1 (zoals laatstelijk gewijzigd bij wet nr. 5218 van 14.07.2004) van het Turks Wetboek van Strafrecht. De rechtbank merkt in dit verband op dat artikel 146/1 van het Turks Wetboek van Strafrecht niet van toepassing was ten tijde van het beweerdelijk plegen van het feit. De verzoekende staat heeft verzuimd het toentertijd geldende wetsartikel over te leggen. De rechtbank zal aan deze omissie geen rechtsgevolgen verbinden, nu naar het oordeel van de rechtbank - gelet op het feitelijk geheel - ten tijde van het beweerdelijk plegen van het feit gelijk een artikel als 146/1 van toepassing was. De uitlevering van de opgeëiste persoon wordt derhalve verzocht ter zake van: "Ieder die met geweld tracht de Grondwet van de Republiek Turkije geheel of ten dele te wijzigen, veranderen of buiten werking te stellen en/of de bij die wet ingestelde Grote Volksvergadering ontbindt dan wel in de uitvoering van zijn werkzaamheden belemmert wordt bestraft met levenslange gevangenisstraf onder verzwaard regime." Deze verdenking is naar Nederlands recht strafbaar gesteld in artikel 94 van het Wetboek van Strafrecht, te kwalificeren als "Een aanslag ondernemen met het oogmerk om de grondwettige regeringsvorm/de orde van troonopvolging te vernietigen/op onwettige wijze te veranderen", met een maximumstraf van levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verzoekende staat de uitlevering heeft gevraagd van een absoluut politiek delict. Op grond van het Europees Verdrag betreffende uitlevering maar ook op grond van het Europees Verdrag tot bestrijding van het terrorisme is uitlevering van een opgeëist persoon ter zake van een absoluut politiek delict niet toelaatbaar. De rechtbank merkt daarbij nog op dat de opgeëiste persoon niet onverwijld heeft kunnen aantonen onschuldig te zijn aan de feiten waarvoor zijn uitlevering is gevraagd. BESLISSING De rechtbank: Verklaart de gevraagde uitlevering van de opgeëeiste persoon [voornaam] [naam] terzake strafvervolging van het delict zoals omschreven in artikel 146/1 van het Turks Wetboek van Strafrecht, ontoelaatbaar. Deze uitspraak is gewezen door mrs. N.J.M. Ruyters, L.P. Bosma en C.C.W.M. Aretz, van wie mr. N.J.M. Ruyters, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Múller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 september 2006. Mr. C.C.W.M. Aretz is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.