Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY9015

Datum uitspraak2006-08-02
Datum gepubliceerd2006-09-28
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers137993
Statusgepubliceerd


Indicatie

De vraag is of de schade aan de prtacabin door de AVP-verzekering van eiser bij RVS wordt gedekt. Partijen verschillen van mening over de uitleg van de opzetclausule en de vraag of de aansprakelijkheid voor de door eiser veroorzaakte schade aan de portacabin door de opzetclausule wordt uitgelsoten van dekking.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 137993 / HA ZA 06-393 Vonnis van 2 augustus 2006 in de zaak van 1. [eiseres] in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [eiser], wonende te [woonplaats], 2. [eiser], wonende te [woonplaats], eisers, procureur mr. F.J. Boom, advocaat mr. H. Overbeek te Spijkenisse, tegen de naamloze vennootschap RVS SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Ede, gedaagde, procureur mr. J.M. Bosnak, advocaat mr. C. Blanken te ‘s-Gravenhage. Partijen zullen hierna [eiseres] en [eiser] en RVS genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 24 mei 2006 - het proces-verbaal van comparitie van 5 juli 2006, waarbij van de zijde van RVS zijn overgelegd de stukken toegezonden bij brief d.d. 26 juni 2006 en van de zijde van [eiseres] en [eiser] de stukken toegezonden bij brief d.d. 29 juni 2006. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [eiseres] woont samen met [eiser] bij [eiser]. Zij leven in gezinsverband. [eiser] is geboren op 24 maart 1989. 2.2. [eiser] heeft op 8 februari 2002 een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (hierna: AVP-verzekering) afgesloten bij RVS onder polisnummer 04-24865006. 2.3. Op het polisblad van de onder 2.2. genoemde verzekering staat onder andere het volgende. Gedekt is de aansprakelijkheid van de verzekerde in gezinsverband. (...) Verzekeringsvoorwaarden Volgens polismantel 2950B. 2.4. In de polisvoorwaarden van de onder 2.2 genoemd verzekering staat onder andere het volgende. artikel 1 begripsomschrijvingen (...) verzekerde (in gezinsverband) a de verzekeringnemer b de echtgeno(o)t(e) van de verzekeringnemer of degene die in gezinsverband met de verzekeringnemer samenwoont alsmede c hun minderjarige kinderen, waaronder pleeg- en stiefkinderen. (...) artikel 3 omschrijving van de dekking 3.1 aansprakelijkheid Deze verzekering dekt de aansprakelijkheid van de verzekerde(n) voor de op geld waardeerbare gevolgen van tijdens de verzekeringsduur ontstane of veroorzaakte schade (ook door toedoen van dieren), en wel voor alle verzekerden tezamen tot ten hoogste het op het polisblad genoemde bedrag per gebeurtenis. (...) Artikel 4 uitsluitingen 4.1 opzet Niet gedekt is de aansprakelijkheid: a van een verzekerde voor schade veroorzaakt door en of voortvloeiende uit zijn/ haar opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten. b van een tot een groep behorende verzekerde voor schade veroorzaakt door en/ of voortvloeiende uit opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten van één of meer tot de groep behorende personen, ook ingeval niet de verzekerde zelf zodanig heeft gehandeld of nagelaten. 2.5. Op 13 maart 2004 is door [eiser] en vier anderen te Rotterdam brand gesticht nabij een portacabin waardoor de portacabin gedeeltelijk is afgebrand. 2.6. [eiser] is op 2 september 2004 door de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam voor de brandstichting op 13 maart 2004 veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie. De aantekening mondeling vonnis vermeldt de volgende kwalificatie. Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. 2.7. Op 11 februari 2005 heeft McLarens Young International namens de gemeente Rotterdam de ouders/verzorgers van [eiser] [eiser] aansprakelijkheid gesteld voor de schade die door [eiser] is veroorzaakt aan de portacabin. Zij vordert in totaal EUR 12.770,75. 2.8. [eiser] heeft zich gewend tot RVS met het verzoek de onder 2.7 genoemde schade van de gemeente Rotterdam te vergoeden. [eiser] heeft hiertoe een schadeformulier particulieren ingevuld op 23 februari 2005. 2.9. RVS heeft een brief gezonden aan [eiser] gedateerd 8 maart 2005 waarin zij - kort samengevat - meedeelt dat de geclaimde schade gelet op het bepaalde in artikel 4.1 van de polisvoorwaarden (hierna ook: de opzetclausule) niet onder de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren valt. 2.10. Op 4 mei 2005, 1 juni 2005 en 5 juli 2005 heeft mr. [betrokkene] namens [eiser], brieven gezonden aan RVS waarin hij RVS verzoekt schriftelijk mee te delen dat zij dekking verleent en bereid is het schadebedrag van EUR 12.265,-- aan de verzekeraar van de Gemeente Rotterdam, Mclarens Young International, te voldoen. 2.11. RVS heeft op 18 mei 2005 en op 21 juni 2005 geantwoord op de onder 2.11 genoemde brieven. 2.12. Op 1 februari 2006 heeft de kantonrechter in de rechtbank ‘s-Gravenhage machtiging verleent aan [eiseres] om op grond van artikel 1:253k jo. 349 BW namens [eiser] in rechte op te treden als eiser. 3. Het geschil 3.1. [eiseres] en [eiser] vorderen samengevat – te verklaren voor recht dat de aansprakelijkheid van [eiser] en/of [eiser] jegens de gemeente Rotterdam voor de schade aan de portacabin onder de AVP-verzekering is gedekt en tevens RVS te veroordelen tot betaling van EUR 12.770,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2005 en veroordeling in de kosten van dit geding. 3.2. [eiseres] en [eiser] zijn van mening dat RVS door het niet vergoeden van de geleden schade tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de AVP-verzekering, althans dat RVS onrechtmatig handelt jegens [eiser]. Zij stellen dat de opzetclausule gelezen moet worden dat van dekking uitgesloten is de aansprakelijkheid van verzekerde voor schade die het gevolg is van diens opzettelijk en op het doen ontstaan van lichamelijk of zaaksbeschadiging gericht handelden of nalaten. Slechts bewust roekeloos handelen met de wetenschap dat daarbij schade zal ontstaan is uitgesloten van dekking. Zij stellen zich daarnaast op het standpunt dat [eiser] niet opzettelijk schade heeft toegebracht aan de portacabin. 3.3. Indien komt vast te staan dat de schade aan de portacabin is ontstaan door opzettelijk en op het doen ontstaan van zaaksbeschadiging gericht wederrechtelijk handelen van [eiser], dan leidt de toepassing van de opzetclausule volgens [eiseres] en [eiser] tot een met de eisen van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar resultaat. 3.4. RVS voert verweer. RVS betwist dat de door [eiser] veroorzaakte schade aan de portacabin is gedekt onder de AVP-verzekering. Zij beroept zich op artikel 4.1 van de polisvoorwaarden en verwijst voor de uitleg van dit artikel naar de toelichting op de opzetclausule in het aanbevolen standaardpolismodel aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP 2000). RVS betwist de uitleg van [eiseres] en [eiser]. Daarnaast is RVS van mening dat [eiser] gelet op het bepaalde in artikel 6:169 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) niet aansprakelijk is jegens de gemeente Rotterdam voor de gedraging van [eiser] en [eiser] om die reden geen aanspraak kan maken op dekking onder de AVP-verzekering. 3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. De vraag is of de schade aan de portacabin door de AVP-verzekering van [eiser] bij RVS wordt gedekt. Partijen verschillen van mening over de uitleg van de opzetclausule en de vraag of de aansprakelijkheid voor de door [eiser] veroorzaakte schade aan de portacabin door de opzetclausule wordt uitgesloten van dekking. 4.2. Vooropgesteld zij dat het op tegenspraak gewezen strafvonnis van de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam van 2 september 2004, gelet op het bepaalde in artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dwingend bewijs oplevert van het feit dat [eiser] op 13 maart 2004 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht. [eiseres] en [eiser] hebben de toedracht van de brandstichting zoals door de strafrechter bewezen is verklaard niet betwist zodat in zoverre tegenbewijs ook niet aan de orde is. Vast staat dus dat [eiser] op 13 maart 2004 opzettelijk brand heeft gesticht. 4.3. [eiseres] en [eiser] stellen dat [eiser] weliswaar brand heeft gesticht nabij de portacabin, maar dat hij niet opzettelijk schade heeft toegebracht aan de portacabin. [eiser] was zich volgens [eiseres] en [eiser] niet bewust van het feit dat het in brand steken van een notitieboekje deze gevolgen zou kunnen hebben. 4.4. De rechtbank is van oordeel dat het ingevolge artikel 4.1 van de polisvoorwaarden echter niet van belang is of de schade waarvoor men aansprakelijk is gesteld opzettelijk is toegebracht of dat men zich bewust was van de schade die ten gevolge van het handelen zou kunnen ontstaan. Van belang is slechts dat de schade het gevolg is van een opzettelijk wederrechtelijk doen of nalaten. De tekst van het artikel is in dit opzicht duidelijk en niet voor andere uitleg vatbaar. De rechtbank deelt het standpunt van RVS voor wat betreft de uitleg van de opzetclausule. 4.5. De door [eiseres] en [eiser] gehanteerde uitleg van de opzetclausule – waarbij de opzet gericht moet zijn op het toebrengen van schade – lijkt te zijn gebaseerd op de opzetclausule die in het verleden door verzekeraars werd gehanteerd. Door [eiseres] en [eiser] is echter niet gesteld noch is overigens gebleken dat deze “oude” opzetclausule op de onderhavige zaak van toepassing is. De door [eiseres] en [eiser] aangehaalde jurisprudentie op het gebied van toepassing van de oude opzetclausule en de vraag wanneer er sprake is van bewust roekeloos handelen behoeven om die reden dan ook geen verdere bespreking. 4.6. Zoals reeds onder 4.2 overwogen volgt uit het strafvonnis dat er sprake was van opzettelijk en wederrechtelijk handelen. Tevens staat vast dat de schade aan de portacabin door dit handelen is ontstaan. Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat de aansprakelijkheid voor de door [eiser] veroorzaakte schade aan de portacabin door de opzetclausule wordt uitgesloten van dekking. 4.7. Vervolgens ligt de vraag voor of toepassing van de opzetclausule zou leiden tot een overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar resultaat. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] en [eiser] deze stelling onvoldoende hebben onderbouwd. Het is voor de rechtbank niet duidelijk welke feiten en omstandigheden in het onderhavige geval de conclusie rechtvaardigen dat toepassing van de opzetclausule in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De vraag of het bedrag dat door McLarens Young International namens de gemeente Rotterdam wordt gevorderd in verhouding staat tot de veroorzaakte schade en de vraag of het redelijk is dat [eiseres] en [eiser] hiervoor aansprakelijk zijn gesteld, spelen slechts in de verhouding tussen [eiseres] en [eiser] enerzijds en McLarens Young International en de gemeente Rotterdam anderzijds een rol. RVS kan hierop geen invloed uitoefenen of hierop worden aangesproken. 4.8. De rechtbank merkt hier nog over op dat van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid bij toepassing van de opzetclausule met name sprake kan zijn in situaties waarbij de opzettelijke gedraging in geen verhouding staat tot de schade. Hiervan is het onderhavige geval geen sprake. De onrechtmatige gedraging van [eiser], te weten het in brand steken van een notitieboekje dan wel papier in of nabij een portacabin, is een gedraging die zeer wel kan leiden tot de schade die is ontstaan aan de portacabin. Er is in dat opzicht geen sprake van een uitzonderlijke situatie. 4.9. De vraag of [eiser] aansprakelijk is voor de gedraging van [eiser] gelet op het bepaalde in artikel 6:169 lid 2 BW en de vraag of het feit dat [eiseres] en [eiser] de schade van de gemeente Rotterdam nog niet hebben vergoed gevolgen heeft voor een mogelijke vergoeding van de schade door RVS behoeven geen behandeling meer nu vast is komen te staan dat de aansprakelijkheid voor de door [eiser] veroorzaakte schade door de opzetclausule van dekking wordt uitgesloten. 4.10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen redenen zijn waarom RVS zich niet zou mogen beroepen op artikel 4.1 van de polisvoorwaarden. RVS is niet tekort geschoten in haar verplichtingen noch heeft zij door geen dekking te verlenen onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] of jegens [eiseres] en [eiser]. De vorderingen van [eiseres] en [eiser] zullen dan ook worden afgewezen. 4.11. [eiseres] en [eiser] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van RVS worden begroot op: - explootkosten EUR 0,00 - vast recht 299,00 - getuigenkosten 0,00 - deskundigen 0,00 - overige kosten 0,00 - salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00) Totaal EUR 1.203,00 5. De beslissing De rechtbank 5.1. wijst de vorderingen af, 5.2. veroordeelt [eiseres] en [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van RVS tot op heden begroot op EUR 1.203,00, 5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2006. Coll.: VvdK