
Jurisprudentie
AY9287
Datum uitspraak2006-08-29
Datum gepubliceerd2006-10-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/1715 WAJONG
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-10-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/1715 WAJONG
Statusgepubliceerd
Indicatie
Hoger beroep niet-ontvankelijk. Griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald.
Uitspraak
06/1715 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], verblijvende te [verblijfplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 28 februari 2006, 05/712 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
II. OVERWEGINGEN
In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij brief van 27 maart 2006 is appellant erop gewezen dat hij een griffierecht van € 105,- is verschuldigd, bij voorkeur te voldoen door middel van de aangehechte acceptgirokaart.
Bij schrijven van 28 maart 2006 heeft appellant de Raad gewezen op zijn financiële situatie en verzocht om uitstel van betaling van het griffierecht.
In antwoord op dit schrijven van 28 maart 2006 heeft de Raad aan appellant bij aangetekende brief van 11 april 2006 een uitstel van acht weken vanaf 24 april 2006 verleend om het griffierecht te voldoen.
Daarbij is appellant erop gewezen dat verdere verlenging van de gestelde termijn in beginsel niet zal worden verleend, en dat, voorzover het onmogelijk mocht zijn het griffierecht tijdig te voldoen, appellant binnen de gestelde termijn gemotiveerd de reden hiervan dient aan te geven.
Ten slotte is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen de bij de brief van 11 april 2006 gestelde termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door K.J.S. Spaas. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. Tersteeg als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2006.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) C. Tersteeg.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en (andere) belanghebbenden binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

