Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY9291

Datum uitspraak2006-08-24
Datum gepubliceerd2006-10-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 05/285
Statusgepubliceerd


Indicatie

Heffing


Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven AWB 05/285 24 augustus 2006 4000 Uitspraak in de zaak van: A B.V., te X, appellante, gemachtigde: Th. Douven, voorzitter van het Dutch Blueberry Collective, tegen het Productschap Tuinbouw, verweerder, gemachtigde: mr. J.F. Penning de Vries, werkzaam bij verweerder. 1. Het procesverloop Bij besluit van 17 december 2004 heeft verweerder aan appellante op grond van de Verordening PT bijzondere heffing fruit en champignons 2004 onder meer een areaalheffing opgelegd over het jaar 2004 ten bedrage van € 5.592,26 voor 18,22 hectare blauwe bessen. Bij besluit van 17 maart 2005 heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar van appellante van 9 januari 2005, waarvan de gronden zijn aangevuld op 21 februari 2005, kennelijk ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 27 april 2005, bij het College binnengekomen op 28 april 2005, beroep ingesteld. Op 6 juni 2005 heeft appellante de gronden van haar beroep aangevuld. Bij brief van 29 juni 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 13 juli 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij namens appellante zijn verschenen haar gemachtigde, alsmede B, indirect bestuurder van appellante, en namens verweerder zijn gemachtigde, mr. J.F. Penning de Vries. 2. De beoordeling van het geschil 2.1 Artikel 1 van het Besluit 2004 PT bijzondere heffing fruit en champignons van het Productschap Tuinbouw van 2 december 2003 luidt, voorzover van belang, als volgt: " Voor de volgende, in het eerste lid van artikel 4 van de Verordening PT bijzondere heffing fruit en champignons 2004 genoemde groepen, wordt de heffing voor het jaar 2004 als volgt vastgesteld: Groep Omschrijving Bedrag 34 cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond € 306,93 per ha van klein fruit (…) 36 cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in open grond € 32,40 per ha van akkerbouwmatig geteeld fruit" 2.2 In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat normaliter bezwaren tegen de onderhavige heffing zich zouden moeten richten tegen de nota. De bezwaren zouden onder meer kunnen inhouden dat het aantal hectares niet correct is bepaald of dat het verkeerde percentage is toegepast. De bezwaren van appellante, die zich onder meer richten tegen de hoogte van de heffing en de wijze waarop de belangen van de telers van blauwe bessen worden behartigd, vallen in geen van deze categorieën. Verweerder heeft gezien de kennelijke ongegrondheid van het bezwaar afgezien van het houden van een hoorzitting. 2.3 Appellante heeft in beroep aangevoerd dat de areaalheffing 2004 voor de teelt van blauwe bessen door verweerder is bepaald op € 306,93 per hectare, ongeacht of sprake is van intensieve teelt of - zoals het geval is bij appellante - van extensief, akkerbouwmatig, geteeld fruit. Voor de teelt van zwarte bessen heeft verweerder de areaalheffing wel vastgesteld op het lage, op extensieve teelt van toepassing zijnde, tarief van € 32,40 per hectare. De grotere en professionele telers van blauwe bessen die werken op een wijze die vergelijkbaar is met de wijze waarop zwarte bessen worden geteeld, worden hierdoor ongelijk behandeld, hetgeen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Ter zitting heeft appellantes gemachtigde er op gewezen dat hijzelf in een eendere situatie verkeerde als appellante en dat zijn bezwaar tegen het gehanteerde hoge tarief wel gegrond is verklaard. Voorts heeft appellante betoogd dat de vertegenwoordiging van de telers van blauwe bessen in de sectorcommissie bij het Productschap Tuinbouw niet representatief is, aangezien de besluitvorming wordt gedomineerd door georganiseerde telers die niet of slechts in beperkte mate betrokken zijn bij de productie van blauwe bessen. Dit heeft consequenties voor de besluitvorming over de besteding van de gelden door het Productschap. Appellante heeft aangegeven in dit licht een uitspraak te willen omtrent het democratische gehalte van de besluitvorming van verweerder. 2.4 Ter zitting heeft verweerder erkend dat het lagere tarief dat door verweerder is gehanteerd in de door gemachtigde van appellante genoemde zaak, ook in het onderhavige geval had moeten worden toegepast. Er is sprake van een omissie die pas recent is ontdekt. Ten aanzien van het democratische gehalte van zijn besluitvorming heeft verweerder ter zitting opgemerkt dat dit reeds onderwerp van gesprek is in de relevante politieke gremia en in deze procedure overigens niet aan de orde kan zijn. 2.5 Nu door verweerder is erkend dat aan appellante ten onrechte het hoge tarief van € 306,93 per hectare is opgelegd, is het beroep gegrond en moet het bestreden besluit worden vernietigd wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel. De overige grieven van appellante kunnen derhalve onbesproken blijven. 2.6 Het College ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling op voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het College overweegt daartoe dat niet voor vergoeding in aanmerking komen de kosten van de gemachtigde van appellante, aangezien deze niet als beroepsmatig rechtsbijstandverlener in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan worden aangemerkt. Wel komen de door B gemaakte reis- en verletkosten voor vergoeding in aanmerking. Het College stelt deze kosten vast op € 37,28 op basis van openbaar vervoer, tweede klasse (tweemaal twee strippen ad € 0,89 voor de bus naar station Horst-Sevenum en € 35,50 voor een treinretour van daar naar Den Haag Centraal) en € 424,72 (reistijd en het bijwonen van de zitting, door het College bepaald op in totaal 8 uur ad € 53,09 per uur). 3. De beslissing Het College: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaarschrift van appellante beslist met inachtneming van hetgeen bij deze uitspraak is overwogen; - veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 462,-- (zegge: vierhonderdtweeënzestig euro); - bepaalt dat verweerder aan appellante het door appellante betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,-- (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt. Aldus gewezen door mr. F. Stuurop, mr. M. van Duuren en mr. H.O. Kerkmeester, in tegenwoordigheid van mr. J.M.W. van de Sande als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2006. w.g. F. Stuurop w.g. J.M.W. van de Sande