Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY9313

Datum uitspraak2006-10-03
Datum gepubliceerd2006-10-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/605762-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet is onderzocht hoe hard de motorrijder heeft gereden. Maar de rechtbank is van oordeel dat de snelheid van de motorrijder, mede gelet op de gunstige weers- en verkeerssituatie ter plaatse, geen invloed zou kunnen hebben gehad, sterker nog: zou mogen hebben gehad, op de ernstige verkeersfout die verdachte heeft gemaakt. Zij had de motorrijder moeten zien, zijn snelheid moeten inschatten en haar verkeersgedag daarop moeten afstemmen. Nu verdachte de motorrijder echter in het geheel niet heeft gezien, heeft nader onderzoek naar de gereden snelheid van de motorrijder geen toegevoegde waarde.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1963, wonende te [adres verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 11 januari 2006 en op 19 september 2006. De verdachte is verschenen ter terechtzitting van 19 september 2006 en werd bijgestaan door mr. H. Versluis, advocaat te Vriezenveen. De officier van justitie mr. M.C. Hartman acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis, en twaalf maanden voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen met een proeftijd van twee jaren. TENLASTELEGGING De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat zij op of omstreeks 27 mei 2005 te Oosterhesselen, in de gemeente Coevorden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Klenkerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat zij roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest, aangezien zij (ondermeer) bij droge en/of heldere weersomstandigheden en/of volledig daglicht en/of volledig zicht ter plaatse, gekomen ter hoogte van de (T-)kruising of (T-) splitsing van die weg en de weg, Beatrixlaan, gezien verdachtes rijrichting, zonder richting aan te geven, als bedoeld in artikel 17 lid 2 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, naar links is afgeslagen, althans voornemens was naar links af te slaan, en/of (daarbij) (gedeeltelijk) via de binnenbocht de weg, Beatrixlaan, in wilde rijden, en/of (vervolgens) bij het afslaan, geheel of gedeeltelijk de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook is opgereden, althans op die rijstrook is terechtgekomen, op het moment dat een over die rijstrook naderende motorfiets, welke motorfiets dimlicht voerde, haar verdachte, dicht was genaderd en/of (daarbij) die motorfiets, die recht door reed op de Klenckerweg geen voorrang heeft verleend (als bedoeld in artikel 18 lid 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waardoor, althans mede waardoor een botsing of aanrijding, althans aanglijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorvoertuig en die motorfiets, waardoor de bestuurder van die motorfiets ([naam slachtoffer]) werd gedood; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat zij op of omstreeks 27 mei 2005 te Oosterhesselen, gemeente Coevorden, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Klenkenweg, gekomen ter hoogte van de (T-)kruising of (T-)splitsing van die weg en de weg, Beatrixlaan, gezien verdachtes rijrichting, zonder richting aan te geven, als bedoeld in artikel 17 lid 2 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, naar links is afgeslagen, althans voornemens was naar links af te slaan, en/of (daarbij) (gedeeltelijk) via de binnenbocht de weg, Beatrixlaan, in wilde rijden, en/of (vervolgens) bij het afslaan, geheel of gedeeltelijk de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook is opgereden, althans op die rijstrook is terechtgekomen, op het moment dat een over die rijstrook naderende motorfiets, welke motorfiets dimlicht voerde, haar verdachte, dicht was genaderd en/of (daarbij) die motorfiets, die recht door reed op de Klenckerweg geen voorrang heeft verleend (als bedoeld in artikel 18 lid 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waardoor, althans mede waardoor een botsing of aanrijding, althans aanglijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorvoertuig en die motorfiets, waardoor de bestuurder van die motorfiets ([naam slachtoffer]) werd gedood door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd. Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. Waar in de (gewijzigde) tenlastelegging abusievelijk "Klenckerweg" of "Klenkenweg" staat leest de rechtbank in plaats daarvan telkens "Klenkerweg". De verdachte is daardoor blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet in de verdediging geschaad. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. De raadsman van verdachte heeft onder meer aangevoerd dat niet is onderzocht hoe hard de motorrijder heeft gereden. De door de politie gehoorde getuige heeft verklaard dat hij een motorrijder hoorde optrekken. Trok hij uit stilstand op? Het blijft gissen, aldus de raadsman, die voorts opmerkt dat verdachte weliswaar een voorrangsfout heeft gemaakt maar dat nader onderzoek naar de gereden snelheid van de motorrijder deze fout wellicht begrijpelijker had kunnen maken. De rechtbank overweegt het volgende: het ongeval heeft blijkens het topografisch overzicht in het proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse van Politie Drenthe, Kernteam Verkeerstaken, plaats gehad op een lang en recht gedeelte van de Klenkerweg. Het uitzicht ter plaatse is goed, de straatverlichting was niet in werking en het was droog en helder weer. Er werd geen onderhoud aan de weg gepleegd. Onder deze gunstige weers- en verkeersomstandigheden heeft verdachte een tegemoetkomende motorrijder geen voorrang verleend. Inderdaad is niet onderzocht hoe hard de motorrijder heeft gereden. Maar de rechtbank is van oordeel dat de snelheid van de motorrijder, mede gelet op de gunstige weers- en verkeerssituatie ter plaatse, geen invloed zou kunnen hebben gehad, sterker nog: zou mògen hebben gehad, op de ernstige verkeersfout die verdachte heeft gemaakt. Zij had de motorrijder moeten zien, zijn snelheid moeten inschatten en haar verkeersgedrag daarop moeten afstemmen. Nu verdachte de motorrijder echter in het geheel niet heeft gezien, heeft nader onderzoek naar de gereden snelheid van de motorrijder geen toegevoegde waarde. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: zij op 27 mei 2005 te Oosterhesselen, in de gemeente Coevorden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Klenkerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat zij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest, aangezien zij bij droge en heldere weersomstandigheden en volledig daglicht en volledig zicht ter plaatse, gekomen ter hoogte van de (T-)kruising van die weg en de weg, Beatrixlaan, gezien verdachtes rijrichting, zonder richting aan te geven, als bedoeld in artikel 17 lid 2 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, naar links is afgeslagen, en daarbij gedeeltelijk via de binnenbocht de weg, Beatrixlaan, in wilde rijden, en vervolgens bij het afslaan, gedeeltelijk de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook is opgereden, op het moment dat een over die rijstrook naderende motorfiets, welke motorfiets dimlicht voerde, haar verdachte, dicht was genaderd en daarbij die motorfiets, die recht door reed op de Klenkerweg geen voorrang heeft verleend (als bedoeld in artikel 18 lid 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990), waardoor een botsing is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorvoertuig en die motorfiets, waardoor de bestuurder van die motorfiets ([naam slachtoffer]) werd gedood. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezen verklaarde levert op: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. STRAFBAARHEID De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; - hetgeen de rechtbank uit het voorlichtingsrapport omtrent de persoon van de verdachte is gebleken; - het requisitoir van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman van verdachte; - de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 20 december 2005, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. MOTIVERING ONTZEGGING VAN DE RIJBEVOEGDHEID De rechtbank is van oordeel dat aan de verdachte, zij het voorwaardelijk, de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd omdat de verdachte, als verkeersdeelnemer, een aan haar schuld te wijten zeer ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit 120 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast. De rechtbank ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijdsduur van twaalf maanden, maar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. M.R.M. Beaumont, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 3 oktober 2006.-