Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY9319

Datum uitspraak2006-10-03
Datum gepubliceerd2006-10-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830146-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Naar het oordeel van de rechtbank is met betrekking tot de mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving met zwaar lichamelijk letsel sprake van een feit dat door de omstandigheden waaronder het is gepleegd of waarvan het vergezeld is gegaan in meer dan een strafbepaling valt (eendaadse samenloop). De rechtbank zal daarom op deze bewezen geachte feiten artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht toepassen.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1987, wonende te [woonplaats verdachte], thans gedetineerd in [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 19 september 2006. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Eujen, advocaat te Hoogeveen. De officier van justitie mr. M.C. Hartman acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich onder 1. heeft schuldig gemaakt aan diefstal en mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, en onder 2. aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: 24 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, hetgeen mede kan inhouden dat verdachte zal verblijven in een door de reclassering aan te wijzen woonvorm en zich ambulant zal laten behandelen in Hoeve Boschoord, zolang genoemde instelling dat nodig oordeelt, en toewijzing van de civiele vordering van [naam benadeelde partij] tot een bedrag van ? 3020,30, tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel met een vervangende hechtenis van 40 dagen. TENLASTELEGGING De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 5 juni 2006, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, op de openbare weg,te weten een parkeerterrein nabij een ziekenhuis aan de Reggersweg 38, heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam benadeelde], welk geweld zwaar lichamelijk letsel tengevolge heeft gehad, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [naam benadeelde] heeft vastgegrepen en/of heeft geslagen en/of geschopt en/of tegen de grond geduwd en/of op die [naam benadeelde] is gaan zitten/liggen en/of (daarbij) de telefoon van die [naam benadeelde] heeft afgepakt; en/of hij op of omstreeks 5 juni 2006, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt en/of (meermalen) tegen de grond gegooid/gedrukt en/of op/tegen een paaltje heeft gegooid/geduwd en/of die Mevrouw [naam slachtoffer] zodanig heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of meegetrokken dat die Mevrouw [naam slachtoffer] op de grond en/of op/tegen een paaltje, althans een hard voorwerp, is gevallen tengevolge waarvan die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (gebroken rug(wervel)), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 2. hij op of omstreeks 5 juni 2006, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met het doel om zich door die [naam slachtoffer] in de door haar bestuurde/te besturen auto naar verdachte's woonplaats te laten brengen, met dat opzet die Mevrouw [naam slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of meegetrokken waarbij die Mevrouw [naam slachtoffer] op de grond en/of op/tegen een paaltje, althans een hard voorwerp, is gevallen en/of de [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt en/of op die [naam slachtoffer] is gaan liggen en/of heeft getracht die [naam slachtoffer] in de richting van haar auto te trekken/slepen en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal, tegen die [naam slachtoffer] heeft geroepen/gezegd: "jij moet me naar De Wijk brengen", althans woorden van soortgelijke strekking, welk door verdachte toegepast geweld voor die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (gebroken rug(wervel)) tengevolge heeft gehad, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. VRIJSPRAAK De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich onder 1. onder meer heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een mobiele telefoon. Maar de rechtbank acht, evenals de officier van justitie, het geweldsaspect met betrekking tot deze diefstal niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. en 2. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 5 juni 2006, te Meppel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, op de openbare weg, te weten een parkeerterrein nabij een ziekenhuis aan de Reggersweg 38, heeft weggenomen een telefoon, toebehorende aan [naam benadeelde]; en hij op 5 juni 2006, te Meppel opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] zodanig heeft vastgepakt en vastgehouden en meegetrokken dat die Mevrouw [naam slachtoffer] op de grond en tegen een paaltje is gevallen tengevolge waarvan die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (gebroken rug(wervel)) heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; 2. hij op 5 juni 2006, te Meppel ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en beroofd te houden, met het doel om zich door die [naam slachtoffer] in de door haar bestuurde/te besturen auto naar verdachtes woonplaats te laten brengen, met dat opzet die Mevrouw [naam slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en meegetrokken waarbij die Mevrouw [naam slachtoffer] op de grond en tegen een paaltje is gevallen en op die [naam slachtoffer] is gaan liggen en heeft getracht die [naam slachtoffer] in de richting van haar auto te trekken/slepen en daarbij meermalen tegen die [naam slachtoffer] heeft geroepen: "jij moet me naar De Wijk brengen", welk door verdachte toegepast geweld voor die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (gebroken rug(wervel)) tengevolge heeft gehad, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1. en 2. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, en mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, strafbaar gesteld bij artikel 282 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de rechtbank is met betrekking tot de mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving met zwaar lichamelijk letsel sprake van één feit dat door de omstandigheden waaronder het is gepleegd of waarvan het vergezeld is gegaan in meer dan één strafbepaling valt (eendaadse samenloop). De rechtbank zal daarom op deze bewezen geachte feiten artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht toepassen. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 18 augustus 2006, opgemaakt door dr. F. Luteijn, klinisch psycholoog te Groningen. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: betrokkene heeft vanaf zijn geboorte een lichte verstandelijke handicap en functioneert op een zwakzinnig niveau. Qua persoonlijkheid wordt een behoorlijke mate van zelfingenomenheid en egocentrisme gevonden. De verstandelijke handicap en genoemde persoonlijkheidskenmerken waren aanwezig bij het plegen van het tenlastegelegde. Betrokkenes verstandelijke handicap en bijgevolg zijn kritiekloosheid zijn deels mede oorzaak van zijn dwingend gedrag ten opzichte van het slachtoffer. Onderzoeker acht betrokkene daarom licht verminderd toerekeningsvatbaar voor het tenlastegelegde. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank uit het psychologisch rapport en het voorlichtingsrapport omtrent de persoon van de verdachte is gebleken; - het requisitoir van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman van verdachte; - de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 7 juli 2006, waaruit blijkt dat de verdachte wel met politie en justitie in aanraking is gekomen maar niet eerder is veroordeeld. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De benadeelde partij vordert een immateriële schade van ? 3000,--. Dit bedrag is mede gebaseerd op de talrijke nachtmerries die mede het gevolg zijn van het seksuele aspect. Er heeft, aldus de benadeelde partij in haar schriftelijke slachtofferverklaring, geen verkrachting plaats gehad maar er is wel sprake geweest van seksuele bewegingen. Verdachte heeft dit aspect steeds ontkend en ook in de stukken heeft de rechtbank geen aanwijzingen gevonden die de stelling van de benadeelde partij kunnen onderbouwen. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding de gevorderde immateriële schade te matigen tot ? 1500,--. Voorts acht de rechtbank, nu de feiten waaruit de schade aan de auto van de benadeelde partij ten bedrage van ? 69,20 (vervangen portierhandle en overzetten slot) zou zijn ontstaan zijn gepleegd op 5 juni 2006, terwijl de factuur pas van 29 augustus 2006 dateert, het causaal verband tussen de gestelde reparatiekosten en de bewezen geachte feiten niet bewezen. De rechtbank acht de benadeelde partij met betrekking tot de gevorderde immateriële schade hoger dan ? 1500,-- en de reparatiekosten van de auto ten bedrage van 69,20 dan ook niet ontvankelijk in haar vordering. Voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade voor het overige bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. en 2. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. en 2. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan een gedeelte groot zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Nederland, Regio Noord Nederland, Arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede kan inhouden dat verdachte woonachtig zal zijn in een begeleide woonvorm, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van ? 1520,30 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen en bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van ? 1520,30 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. M.R.M. Beaumont, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 3 oktober 2006.-