Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY9561

Datum uitspraak2006-10-05
Datum gepubliceerd2006-10-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/500399-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank Dordrecht heeft een 22-jarige vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden waarvan één maand voorwaardelijk wegens het ter verspreiding in voorraad hebben van t-shirts die voorzien waren van tekens en teksten van racistische aard gericht op de Joodse gemeenschap. De rechtbank sprak haar vrij van het plegen van openlijk geweld dat gericht was tegen een Antilliaanse man. De rechtbank overwoog dat weliswaar was komen vast te staan dat het openlijk geweld gericht tegen dit slachtoffer gepaard ging met het uiten van beledigende, bedreigende en racistische opmerkingen, maar dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte aan het gepleegde geweld een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummer: 11/500399-06 Zittingsdatum: 21 september 2006 Uitspraak: 5 oktober 2006 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: (naam verdachte) De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen dat: 1. zij op of omstreeks 20 mei 2006 te Papendrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten: op of aan de Westeind, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen naam slachtoffer], welk geweld bestond uit - het stompen en/of slaan tegen de neus, althans tegen het hoofd, van die [naam slachtoffer] (waardoor die[naam slachtoffer] van zijn fiets viel) en/of (vervolgens) - het (krachtig) slaan met een bierflesje, althans met een hard (glazen) voorwerp, tegen het oog, althans tegen het hoofd, van die[naam slachtoffer] (waardoor die [naam slachtoffer] op de grond viel) en/of (vervolgens) - (terwijl die[naam slachtoffer] op de grond lag en/of kruipend probeerde weg te komen) het meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen en/of stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die[naam slachtoffer]; 2. zij op of omstreeks 13 juni 2006 te Papendrecht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een of meerdere voorwerp(en), te weten: - 43, althans een aantal, t-shirts voorzien van een afbeelding en de tekst "Destroy Zionism" en/of - 11, althans een aantal, t-shirts voorzien van de tekst "Combat 18" en "Whatever it takes", waarin een uitlating was vervat die, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groep mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (waaronder begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming), beledigend was en/of welke vorenbedoelde uitlating aanzette tot haat tegen en/of discriminatie van mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (waaronder mede begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming) en/of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (waaronder mede begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming) aan iemand, anders dan op diens/dier verzoek, heeft doen toekomen, dan wel heeft verspreid of ter openbaarmaking van die uitlating of verspreiding in voorraad heeft gehad; 3. zij op of omstreeks 13 juni 2006 te Papendrecht een wapen van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft - het ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaar en voorts tot een onvoorwaardelijke geldboete van EUR 950,00, subsidiair 19 dagen vervangende hechtenis. De officier heeft tevens gevorderd dat de inbeslaggenomen ploertendoder onttrokken zal worden aan het verkeer. 3.2 De verdediging De verdediging heeft 3.3 De vordering van de benadeelde partij Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd (naam slachtoffer) Hij vordert de verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 3250,29 ter zake van materiële en immateriële schadevergoeding. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van de benadeelde partij in zijn vordering. Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid voor de schade betwist. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 ten laste is gelegd. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet van 25 april 2000 (Stb. 2000, 173), waarbij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht werd gewijzigd (wetsvoorstel 26 519), is van het "in vereniging" plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voor de rechtbank vast komen te staan dat verdachte deel uitmaakte van een groep die zowel binnen het café waar deze groep en onder andere het latere slachtoffer zich bevonden als daarbuiten, beledigende, bedreigende en racistische opmerkingen maakte die gericht waren aan het adres van het slachtoffer. Verdachte maakte ook deel uit van de groep van waaruit openlijk geweld jegens het slachtoffer is gepleegd. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat verdachte aan het gepleegde geweld een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd als bedoeld in de van toepassing zijnde wetsgeschiedenis. Derhalve dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde. 4.2 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 2. zij op of omstreeks 13 juni 2006 te Papendrecht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een of meerdere voorwerp(en), te weten: - 43, althans een aantal, t-shirts voorzien van een afbeelding en de tekst "Destroy Zionism" en/of - 11, althans een aantal, t-shirts voorzien van de tekst "Combat 18" en "Whatever it takes", waarin een uitlating was vervat die, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groep mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (waaronder begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming), beledigend was en/of welke vorenbedoelde uitlating aanzette tot haat tegen en/of discriminatie van mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (waaronder mede begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming) en/of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (waaronder mede begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming) aan iemand, anders dan op diens/dier verzoek, heeft doen toekomen, dan wel heeft verspreid of ter openbaarmaking van die uitlating of verspreiding in voorraad heeft gehad; 3. zij op of omstreeks 13 juni 2006 te Papendrecht een wapen van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.3 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 4.4 Nadere bewijsoverweging T.a.v. feit 2 De rechtbank verwerpt de opvatting van de verdediging namens verdachte gemaakt, dat de teksten en tekens op de bij verdachte aangetroffen t-shirts niet of nauwelijks buiten de kring waarin verdachte zich beweegt bekend zijn en dat derhalve niet kan worden gesproken van belediging, bedreiging, aanzetten tot haat en discriminatie tegen de Joden wegens hun ras. De rechtbank overweegt in dit verband dat de betekenis van de gebruikte tekens en teksten Combat 18 en Whatever in takes, die uitlatingen bevatten die voor een groep mensen, te weten de Joodse gemeenschap, wegens hun ras (waaronder begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming), beledigend zijn, aanzetten tot haat en/of discriminatie dan wel aanzetten tot gewelddadig optreden, meer dan genoegzaam bekend is bij de groep personen waarvoor deze tekens en teksten, naar de kennelijke bedoeling van verdachte, bestemd zijn, namelijk de Joodse gemeenschap. Verdachte en haar medeverdachten weten dat en zijn er doelbewust op uit de Joodse gemeenschap met deze tekens en teksten te confronteren. De rechtbank kan op grond van deze bevindingen tot geen ander oordeel komen dan dat verdachte en haar medeverdachten doelbewust en met opzet genoemde tekens en teksten gebruiken om daarmee de Joodse gemeenschap wegens hun ras (daaronder begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming) te beledigen en (anderen) jegens hen aan te zetten tot haat, discriminatie en gewelddadig optreden. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezen verklaarde levert op: 2. medeplegen van een voorwerp waarin een uitlating is vervat die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, voor een groep mensen, te weten de Joden, wegens hun ras beledigend is of aanzet tot haat tegen en discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, ter verspreiding in voorraad hebben, meermalen gepleegd 3. Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie 6. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Door het ter verspreiding voorhanden hebben van t-shirts met daarop tekens en teksten als Destroy Zionism en Combat 18 en What ever it takes, hebben verdachte en haar mededaders doelbewust en met opzet getracht een herkenbare groep medeburgers met een eigen identiteit - te weten de Joodse gemeenschap - angst in te boezemen, te krenken, te discrimineren en aldus met een racistisch motief jegens hen (anderen) aan te zetten tot haat. Het handelen van verdachte en haar mededaders geeft blijk van een absoluut onaanvaardbare minachting jegens de Joodse gemeenschap en personen die daarvan deel uitmaken en druist ernstig in tegen het grondwettelijk beginsel van non-discriminatie dat bescherming moet bieden tegen een dergelijk onacceptabel handelen. Een dergelijk handelen tast de basis aan van een samenleven als gelijkwaardige burgers en dient daarom niet alleen aan de kaak te worden gesteld, maar ook met kracht te worden tegen gegaan. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een ploertendoder. Het ongecontroleerde bezit van dit soort wapens dient, met name gelet op het gevaarzettend karakter daarvan, te worden bestreden. Wat de persoon van verdachte betreft, heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 16 augustus 2006. De aard en ernst van het bewezen verklaarde rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank gaat daarmee uit boven de eis van de officier van justitie, omdat zij van oordeel is dat die eis, slechts een onvoorwaardelijke geldboete en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en een onderschatting vormt van de impact hiervan. Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw zal schuldig maken aan strafbare feiten als de onderhavige zal een deel van de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk worden opgelegd. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd. 7.2 De vordering van de benadeelde partij De benadeelde partij is niet ontvankelijk in zijn vordering, nu aan hem geen rechtstreeks schade is toegebracht door de bewezen verklaarde feiten. Nu de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk wordt verklaard, wordt de benadeelde partij veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt ten behoeve van die vordering, tot deze uitspraak begroot op nihil. 7.3 Het beslag De rechtbank zal de onttrekking aan het verkeer gelasten van de in beslag genomen 54 t-shirts, kleur zwart en de ploertendoder, omdat de rechtbank van oordeel is dat met deze voorwerpen de feiten zijn begaan en het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen in strijd is met de wet of met het algemeen belang. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straffen en de maatregel zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57 en 137e van het Wetboek van Strafrecht. artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie. 9. De beslissing De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1. ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezen verklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot: een GEVANGENISSTRAF voor de duur van drie MAANDEN; bepaalt dat een gedeelte van deze straf , te weten een maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; bepaalt dat de benadeelde partij (naam slachtoffer) niet ontvankelijk is in zijn vordering; veroordeelt de benadeelde partij voornoemd in de kosten door de verdachte gemaakt ten behoeve van de vordering, tot op deze uitspraak begroot op nihil. verklaart onttrokken aan het verkeer: 54 t-shirts, kleur zwart en een ploertendoder. Dit vonnis is gewezen door: mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mrs. W.P.M. Jurgens en W.J.M. Diekman, rechters, in tegenwoordigheid van A. Vigelius, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2006. Mr. Jurgens voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.