Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY9685

Datum uitspraak2006-10-04
Datum gepubliceerd2006-10-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers0400494
Statusgepubliceerd


Indicatie

Indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat de partner van de buurvrouw van [appellant] op onrechtmatige wijze het huurgenot van [appellant] heeft verstoord, zou het - afhankelijk van de omstandigheden - op de weg van Acantus kunnen hebben gelegen om - teneinde [appellant] het rustig huurgenot wederom te verschaffen - de buurvrouw op haar gedrag aan te spreken en zonodig te dwingen om haar onrechtmatige gedrag te staken (zie onder meer HR 16 oktober 1992, NJ 1993, 167). Daartoe is dan wel vereist dat Acantus op de hoogte is gesteld van de beweerdelijke stoornis van het huurgenot.


Uitspraak

Arrest d.d. 4 oktober 2006 Rolnummer 0400494 HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie, hierna te noemen: [appellant], toevoeging, procureur: aanvankelijk mr V.M.J. Both, thans mr J.V. van Ophem, tegen Stichting Acantus Woongroep, gevestigd te Winschoten, geïntimeerde, in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie, hierna te noemen: Acantus, procureur: mr J.B. Dijkema. Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 31 augustus 2004 door de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Winschoten, verder aan te duiden als de kantonrechter. Het geding in hoger beroep Bij exploot van 14 oktober 2004 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Acantus tegen de zitting van 3 november 2004. Bij exploot van 12 april 2006 heeft Acantus [appellant] opgeroepen tegen de zitting van 26 april 2006 ten einde te horen vorderen de vervallenverklaring der instantie. Daarop heeft [appellant] van grieven gediend. De conclusie van de memorie van grieven luidt: "om bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het door de Rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Winschoten op 31 augustus 2004 in conventie en in reconventie tussen partijen gewezen vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende, in conventie geïntimeerde alsnog in haar conventionele vordering niet ontvankelijk te verklaren, danwel haar conventionele vordering af te wijzen; In reconventie: bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad: 1. partieel te ontbinden, althans voor ontbonden te verklaren de tussen partijen bestaand hebbende huurovereenkomst met betrekking tot het perceel aan de [adres] te [plaats] over de periode 1 maart 2001 - 17 september 2001, in dier voege dat de huurprijs over die periode wordt verlaagd met een bedrag van euro 100,00 per maand. 2. geïntimeerde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan appellant te betalen een bedrag ad euro 650,00 op de gronden voornoemd. In conventie en reconventie: 1. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties." Bij memorie van antwoord is door Acantus verweer gevoerd met als conclusie: "bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank te Groningen, sector kanton, locatie Winschoten, d.d. 31 augustus 2004 onder Zaak-/rolnummer 179176 CV EXPL 02-2975 tussen partijen gewezen en waarvan beroep - zo nodig onder verbetering of aanvulling van gronden - te bevestigen, alles met veroordeling van appellant in de kosten van het hoger beroep." Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. De grieven [appellant] heeft vijf grieven opgeworpen. De beoordeling Met betrekking tot het toepasselijke recht: 1. Krachtens artikel 205 Overgangsrecht NBW is op de onderhavige procedure het huurrecht van toepassing zoals dat gold voor 1 augustus 2003. de inleidende dagvaarding dateert immers van voor die datum. Met betrekking tot de vaststaande feiten: 2. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 1 van het beroepen vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan. Met betrekking tot de grieven: 3. De grieven hebben de kennelijke strekking het hele geschil (zowel in conventie als in reconventie) ter beoordeling aan het hof voor te leggen. Het hof zal ze daarom gezamenlijk behandelen. 4. [appellant] heeft zich tegen de vordering van Acantus primair verweerd door te stellen dat hij werd geterroriseerd door de partner van een (eveneens in een woning van Acantus wonende) buurvrouw. Op een gegeven moment zou de politie hem hebben aangeraden de woning te verlaten. [appellant] stelt dat hij meerdere keren over deze situatie bij Acantus heeft geklaagd, doch dat Acantus niets heeft gedaan om de situatie te verbeteren. Boekomt is dan ook van mening dat Acantus niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting tot het verschaffen aan [appellant] van het rustig huurgenot. Op basis van diezelfde stellingen vordert [appellant] in reconventie partiële ontbinding van de huurovereenkomst over de periode 1 maart 2001 tot en met 17 september 2001. 5. Het hof constateert dat de reconventionele vordering is ingesteld door [appellant] op een moment dat hij in staat van faillissement was verklaard. Ingevolge artikel 23 van de Faillissementswet kon een dergelijke vordering op dat tijdstip alleen door de curator worden ingesteld. Nu dat niet is gebeurd kan hij in deze vordering niet worden ontvangen. 6. Acantus stelt zich op het standpunt dat haar niet bekend was dat [appellant] hinder ondervond van de partner van zijn buurvrouw. [appellant] zou haar noch mondeling, noch schriftelijk van een en ander op de hoogte hebben gesteld. 7. Indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat de partner van de buurvrouw van [appellant] op onrechtmatige wijze het huurgenot van [appellant] heeft verstoord, zou het - afhankelijk van de omstandigheden - op de weg van Acantus kunnen hebben gelegen om - teneinde [appellant] het rustig huurgenot wederom te verschaffen - de buurvrouw op haar gedrag aan te spreken en zonodig te dwingen om haar onrechtmatige gedrag te staken (zie onder meer HR 16 oktober 1992, NJ 1993, 167). Daartoe is dan wel vereist dat Acantus op de hoogte is gesteld van de beweerdelijke stoornis van het huurgenot. 8. Nu Acantus betwist dat [appellant] haar omtrent de beweerdelijke overlast door de partner van haar buurvrouw heeft geïnformeerd, rust de bewijslast ter zake op [appellant]. Het hof moet echter vaststellen dat het gespecificeerde bewijsaanbod dat [appellant] in appel heeft gedaan geen betrekking heeft op dit aspect van de stellingen van [appellant], zodat het hof aan de betreffende stellingen van [appellant] voorbij zal gaan. 9. In het licht van het hiervoor overwogene regardeert de stelling van [appellant] dat de politie hem heeft geadviseerd de woning te verlaten, Acantus in het geheel niet, zodat de juistheid van deze - door Acantus betwiste - stelling in het midden kan blijven. 10. Het hof onderschrijft hetgeen de kantonrechter onder 6 heeft overwogen met betrekking tot het subsidiaire verweer van [appellant] en maakt die overweging tot de zijne. Het hof voegt daar aan toe dat, gegeven het feit dat Acantus [appellant] ruime mogelijkheden heeft geboden het gehuurde in de oorspronkelijke staat terug te brengen, Acantus in redelijkheid ook de kosten van de door eigen personeel - in het kader van het herstel - te verrichten werkzaamheden in rekening kon brengen. Het grootste deel van de herstelwerkzaamheden als opgesomd in de brief van 27 september 2001 (productie 1 bij de inleidende dagvaarding) betreft te verrichten schoonmaak- en herstelwerkzaamheden. Voorzover in een post ook materiaalkosten zitten gaat het om klein materiaal, behoudens in de eerste post (vervangen van 6 dubbele ruiten). Het hof oordeelt daarom de door [appellant] verlangde uitsplitsing per post naar arbeid en materiaal niet nodig en is van oordeel dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat hetgeen in rekening is gebracht niet redelijk zou zijn. 11. Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat de vordering in conventie op goede gronden is toegewezen. Ook als de vordering in reconventie op juiste wijze zou zijn ingeleid zou deze derhalve niet voor toewijzing in aanmerking zijn gekomen. De slotsom. 12. De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep, voorzover in conventie gewezen, dient te worden bekrachtigd. Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voorzover in reconventie gewezen, vernietigen en - opnieuw rechtdoende - [appellant] alsnog niet-ontvankelijk verklaren in die vordering. [appellant] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (1 punt tarief 1). De beslissing Het gerechtshof: bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voorzover in conventie gewezen; vernietigt het vonnis waarvan beroep , voorzover in reconventie gewezen, behoudens de kostenveroordeling; en in zoverre opnieuw rechtdoende: verklaart [appellant] niet ontvankelijk in zijn vordering in reconventie; veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Acantus tot aan deze uitspraak op euro 241,-- aan verschotten en euro 631,-- aan salaris voor de procureur. verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor wat de kostenveroordeling betreft. Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 4 oktober 2006.