Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY9801

Datum uitspraak2006-09-27
Datum gepubliceerd2006-10-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 04/869
Statusgepubliceerd


Indicatie

Algemene wet inzake rijksbelastingen - Anti-dumpingheffing


Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven AWB 04/869 27 september 2006 23510 Uitspraak in de zaak van: A, te E, appellant, gemachtigden: mr. W.J. Benning en mr. B.J.A. Kalshoven, beiden werkzaam bij Ernst & Young Belastingadviseurs te Amsterdam, tegen Minister van Economische Zaken, verweerder, gemachtigden: mr. L.K. van Leeuwen-Visser en W.J. Schoot, beiden werkzaam bij de Belastingdienst/Douane Noord. 1. De procedure Appellant heeft bij drie brieven van 25 oktober 2004, bij het College binnengekomen op 26 oktober 2004, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 29 september 2004. Bij dit besluit heeft verweerder de bezwaren van appellant gericht tegen drie uitnodigingen tot betaling van antidumpingheffing van 26 februari 2004, ongegrond verklaard. Bij brief van 19 november 2004 heeft appellant de gronden van het beroep aangevuld. Bij brief van 1 februari 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 7 december 2005 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waar appellant, zijn gemachtigde mr. W.J. Benning en de gemachtigden van verweerder hun standpunten hebben toegelicht. Voorts is van de kant van appellant drs. J.P. Scholten verschenen, werkzaam bij Ernst & Young Belastingadviseurs. 2. De grondslag van het geschil 2.1 Artikel 22a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen luidt, voorzover hier van belang, als volgt: " 1. De mededeling, bedoeld in artikel 221, eerste lid, van het Communautair douanewetboek, van het bedrag aan rechten bij invoer dat voortvloeit uit een douaneschuld geschiedt door het vaststellen van een uitnodiging tot betaling door de inspecteur voor ieder van de rechten afzonderlijk. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geschiedt het vaststellen van een uitnodiging tot betaling ter zake van anti-dumpingheffingen of compenserende heffingen door Onze Minister van Economische Zaken (…)." Artikel 1, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 255/2001 van de Commissie van 7 februari 2001 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen uit de Volksrepubliek China, die op 9 februari 2001 in werking is getreden, luidt, voorzover hier van belang, als volgt: " Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van elektronische compacte fluorescerende gasontladingslampen met één of meer glazen buizen waarbij alle verlichtingselementen en elektronische componenten aan de lampvoet zijn bevestigd of in de lampvoet zijn geïntegreerd, ingedeeld onder GN-code ex 8539 31 90 (Taric-code 8539 31 90 91) uit de Volksrepubliek China. " Artikel 1, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1470/2001 van de Raad van 16 juli 2001 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen (CFL-i) uit de Volksrepubliek China en tot definitieve inning van de ingestelde voorlopige rechten, die op 20 juli 2001 in werking is getreden, luidt, voorzover hier van belang, als volgt: " Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van elektronische compacte fluorescerende gasontladingslampen met een of meer glazen buizen, waarbij alle verlichtingselementen en elektronische componenten aan de lampvoet bevestigd of in de lampvoet geïntegreerd zijn, ingedeeld onder GN-code ex 8539 31 90 (Taric-code 8539 31 90*91) uit de Volksrepubliek China. " Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (hierna: CDW of communautair douanewetboek) luidt, voorzover hier van belang, als volgt: " Artikel 62 1. Schriftelijke aangiften moeten zijn gesteld op een formulier dat overeenkomt met het daartoe vastgestelde officiële model. Zij moeten zijn ondertekend en alle vermeldingen bevatten die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen welke gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven. (…) Artikel 201 1. Een douaneschuld bij invoer ontstaat: a. wanneer aan rechten bij invoer onderworpen goederen in het vrije verkeer worden gebracht (…) 3. Schuldenaar is de aangever. In geval van indirecte vertegenwoordiging is de persoon voor wiens rekening de douaneaangifte wordt gedaan, eveneens schuldenaar. Wanneer een douaneaangifte voor een van de in lid 1 bedoelde regelingen is opgesteld op basis van gegevens die ertoe leiden dat de wettelijk verschuldigde rechten geheel of gedeeltelijk niet worden geheven, kunnen de personen die deze voor de opstelling van de aangifte benodigde gegevens hebben verstrekt, terwijl zij wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat die gegevens verkeerd waren, overeenkomstig de geldende nationale bepalingen eveneens als schuldenaar worden beschouwd. (…) " Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (hierna: TCDW), luidt, voorzover hier van belang, als volgt: " Artikel 205 1. Het officiële model voor de schriftelijke douaneaangifte van goederen in het kader van de normale procedure met het oog op hun plaatsing onder een douaneregeling of wederuitvoer overeenkomstig artikel 182, lid 3, tweede zin, van het Wetboek, is het enig document. (…) Artikel 217 De gegevens welke dienen te worden vermeld wanneer gebruik wordt gemaakt van één van de in artikel 205, lid 2, bedoelde formulieren, vloeien voort uit het formulier zelf, alsmede, in voorkomend geval, uit de bepalingen met betrekking tot de betrokken douaneregeling. (…) " De Douanewet luidt, voorzover hier van belang, als volgt: " Artikel 1 (…) 4. Onder de naam "douanerechten" wordt een belasting geheven overeenkomstig hetgeen dienaangaande, mede onder de benaming invoerrecht, is bepaald bij of krachtens het Koninkrijk verbindende verdragen en in al hun onderdelen verbindende besluiten van bij zodanige verdragen opgerichte volkenrechtelijke organisaties. (…) Artikel 2 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder Communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302). 2. In deze wet en de andere wetten inzake de rechten bij invoer en de rechten bij uitvoer, alsmede de daarop berustende bepalingen, wordt in aanvulling op de begripsbepalingen van het Communautair douanewetboek verstaan onder: a. wettelijke bepalingen: de bepalingen inzake de rechten bij invoer en de rechten bij uitvoer, waaronder begrepen de regelingen bedoeld in artikel 1, vierde lid; (…) Artikel 3 Indien in wettelijke bepalingen is voorzien dat nationale voorschriften van toepassing zijn dan wel dat de bevoegde ministers of de bevoegde autoriteiten van de lid-staten algemeen verbindende voorschriften vaststellen of kunnen vaststellen, kunnen die voorschriften worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling. " Artikel 54 van het Douanebesluit luidt als volgt: " Indien een douaneaangifte als bedoeld in artikel 201, derde lid, van het Communautair douanewetboek, is opgesteld op basis van gegevens die er toe leiden dat de verschuldigde rechten bij invoer gedeeltelijk niet worden geheven, is de persoon die de voor de opstelling van die aangifte benodigde gegevens heeft verstrekt terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten weten dat deze gegevens verkeerd waren, eveneens schuldenaar voor de verschuldigde rechten bij invoer. " Het Besluit mandaat en machtiging Belastingdienst/Douane inzake anti-dumpingheffingen en compenserende heffingen EZ (hierna: mandaatregeling), luidt, voorzover hier van belang, als volgt: " Artikel 2 1. Aan inspecteurs wordt mandaat verleend tot: a. het vaststellen van de uitnodiging tot betaling ter zake van anti-dumpingheffingen of compenserende heffingen en tot het geven van de beschikking ter zake van anti-dumpingheffingen of compenserende heffingen, als bedoeld in de artikelen 22a, tweede lid, en 22c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; b. het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten als bedoeld onder a. (…) 3. Een inspecteur neemt geen beslissing op een bezwaarschrift indien het besluit waartegen het bezwaar zich richt door hem krachtens mandaat is genomen. (…) Artikel 4 1. Het is aan inspecteurs toegestaan voor de in de artikelen 2, eerste lid, en 3 bedoelde aangelegenheden ondermandaat te verlenen aan tot hun eenheid behorende ambtenaren, respectievelijk hen daartoe te machtigen. 2. Geen ondermandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift wordt verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt krachtens ondermandaat heeft genomen. Artikel 5 1. In elk op grond van de mandaatverlening, bedoeld in artikel 2, eerste lid, genomen besluit wordt tot uitdrukking gebracht dat dit namens de Minister is genomen. (…) " 2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan. - Appellant heeft onder de handelsnaam B en als directeur van B B.V. lampen geïmporteerd. - Onbetwist is dat voor de lampen die appellant uit China importeerde vanaf 9 februari 2001 een antidumpingheffing gold. - Op 16 februari 2001 heeft appellant een e-mail met als onderwerp "energy saving lamps" gestuurd aan Xu Cong, een Chinese leverancier van lampen. In de e-mail is onder meer het volgende vermeld: " (…) Original Form A GSP must be from an other country and not China. Also shipping the containers not directly from China to Europe but through an other port but from the same country as the form A GSP (…) " - Bij fax van 28 februari 2001 heeft RP Forwarding B.V. (hierna: RP) aan Trifor International B.V. (hierna: Trifor) opdracht gegeven een container met "energie spaarlampen" uit China in te klaren op naam van B B.V. In het dossier bevinden zich twee exemplaren van dezelfde fax; op het ene exemplaar is met pen geschreven "8539 3900 90", op het andere exemplaar is met pen geschreven "8539 3190 90" en daaronder "8539 3900 90". - In het dossier worden in totaal 23 aangiften genoemd voor uit China afkomstige ladingen spaarlampen die door Trifor zijn gedaan en waarbij appellant is opgegeven als importeur. Trifor heeft vanaf 1 maart 2001 tot en met 25 september 2001 twaalf maal achter elkaar aangifte gedaan onder goederencode 8539.3900.90. Op 11 oktober 2001 heeft Trifor aangifte gedaan onder goederencode 8539.2998.90, op 16 oktober 2001 eenmaal onder goederencode 8539.3900.90 en eenmaal onder goederencode 8539.2998.90. Op 24 en 31 oktober 2001 heeft Trifor aangifte gedaan onder goederencode 8539.2998.90, op 9 november 2001 onder code 8539.3900.90 en vervolgens in de periode 21 november tot en met 18 december 2001 nog vijf maal onder code 8539.2998.90. - Op 1 maart 2001 heeft F aan appellant een e-mail met als onderwerp "D/P payment and T/T for digital timer" gestuurd. In de e-mail is onder meer het volgende vermeld: " (…) 2. What about your client's reply with inquiry for energy saving lamps? Since we have agreed with third country to via (B/L, Form A