
Jurisprudentie
AY9819
Datum uitspraak2006-10-10
Datum gepubliceerd2006-10-12
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/1526 + 1527 AKW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-10-12
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/1526 + 1527 AKW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzet ongegrond. Termijnoverschrijding van het griffierecht.
Uitspraak
05/1526 + 1527 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 21 januari 2005, 04/132 en 04/133 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 10 oktober 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 28 oktober 2005 heeft de Raad het door C. Verbraeken, wonende te Temse (Belgiƫ), als gemachtigde van appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de beroepswet niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak is namens appellant verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2006, waar partijen -Svb met voorafgaand bericht- niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Naar aanleiding van het gedane verzet dient de Raad thans de vraag te beantwoorden of hij bij zijn uitspraak van 28 oktober 2005 terecht heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Hetgeen in het verzetschrift is aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel geleid dan hetwelk is neergelegd in zijn uitspraak van 28 oktober 2005.
De Raad merkt hierbij op dat uit het overgelegde bankafschrift van 17 mei 2005 blijkt dat appellant zijn saldotekort heeft aangevuld. Volgens het bankafschrift van 26 juli 2005 is het griffierecht op 20 juli 2005 van de rekening van appellant afgeschreven, waarna het op 21 juli 2005 op de rekening van de Raad is bijgeschreven.
De Raad stelt vast dat tussen de datum van het bankafschrift van 17 mei 2005 en het afschrift van 26 juli 2005, gezien het daarop vermelde saldo, geen betaling omtrent het griffierecht heeft plaatsgevonden. Het griffierecht is derhalve niet binnen de gestelde termijn betaald, zodat appellant in zijn hoger beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Gezien het vorenstaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard en blijft de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door K.J.S. Spaas als voorzitter en C.W.J. Schoor en H.G. Rottier als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.S.G. Staal als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2006.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) T.S.G. Staal.

