Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ0010

Datum uitspraak2006-09-19
Datum gepubliceerd2006-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-011115-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

1. Openlijke geweldpleging als bedoeld in artikel 141, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht 2. Onvoldoende onderbouwd beroep op noodweer in de zin van artikel 41, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.


Uitspraak

Parketnummer: 20-011115-05 Uitspraak : 19 september 2006 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 26 september 2005, parketnummer 02-627202-05 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-051570-03, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Omvang van het hoger beroep Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich niet opnieuw in hoger beroep gevoegd. De in het vonnis, waarvan beroep, gegeven beslissing op de vordering van de benadeelde partij is derhalve niet aan het oordeel van het hof onderworpen. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het beroepen vonnis zal worden vernietigd en dat het hof te dien aanzien opnieuw rechtdoende verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, zulks met toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-051570-03, alsmede met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van EUR 600,- en met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] tot een bedrag van EUR 300,-, beide inclusief oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Verweren A1 De raadsman heeft bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gepleit overeenkomstig de inhoud van de door hem aan het hof overgelegde pleitnotities. In aanvulling op hetgeen op pagina 2 van deze pleitnotities staat vermeld, te weten dat - zakelijk weergegeven - "verdachte geen kant opkon", heeft de raadsman gesteld: "Dan zou je van noodweer kunnen spreken". Het hof stelt vast dat deze stelling van de raadsman niet nader is onderbouwd. Voorts stelt het hof vast dat de raadsman niet heeft aangegeven wat - gelet op het beslissingsschema van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering - de consequentie zou moeten zijn van de aanvaarding van een beroep op noodweer, nu de raadsman zich immers heeft beperkt tot het presenteren van - voorzover hier van belang - een primair processtandpunt, te weten de vrijspraak van verdachte. A2 Gelet op het voorgaande, verstaat het hof de stelling van de raadsman inhoudende "Dan zou je van noodweer kunnen spreken" niet als een nadrukkelijk onderbouwd beroep op noodweer in de zin van artikel 41, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. A3 Dit oordeel treft eveneens de in de pleitnotities op pagina 2 opgenomen stelling: "In (..[het hof: een]..) rapport is ook nog te lezen dat een alcoholcontrole is aangegrepen om de Groningen supporters te kunnen identificeren, deze bevoegdheid is dus gebruikt met een andere bedoeling (..)" en de daaraan verbonden en door de raadsman opgeworpen vraag: "en de vraag is of dat wel rechtmatig is". Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 25 februari 2005 in de gemeente Breda, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Teteringsedijk, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een aantal - in linie opgestelde, althans aldaar geposteerde - geüniformeerde politiemensen, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal: - gooien/werpen van stenen en/of (bier)fles(sen), in elk geval glaswerk en/althans (andere harde en/of scherpe) voorwerpen, in de richting van die politiemensen, en/of - (met dringende gebaren) tot vlakbij naderen van en/of opdringen tegen en/of overlopen van die politiemensen, en/of - duwen tegen en/of trekken aan politiemensen, en/of - slaan (met de gebalde vuisten en/of met (honkbal)knuppels en/of met (delen van) (biljart)keu(s) en/of stompen op/tegen de/het hoofd(en) en/of de/het licha(a)m(en) van die politiemensen en/of - trappen en/of schoppen op/tegen hoofd(en) en/of de/het licha(a)m(en) van die politiemensen. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 25 februari 2005 in de gemeente Breda, met anderen, op of aan de openbare weg, Teteringsedijk, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een aantal - in linie opgestelde - geüniformeerde politiemensen, welk geweld bestond uit het: - gooien van bierflessen, in elk geval glaswerk, in de richting van die politiemensen, en - tot vlakbij naderen van en opdringen tegen en overlopen van die politiemensen, en - duwen tegen en trekken aan politiemensen, en - slaan met knuppels of met (delen van) biljartkeu(s) op/tegen het hoofd en/of de lichamen van die politiemensen en - schoppen tegen de lichamen van die politiemensen. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs B1 De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. De raadsman van verdachte heeft de vrijspraak bepleit, zulks op de gronden als vervat in de hiervoor genoemde pleitnotities. B2 Het hof constateert dat de tenlastelegging is toegesneden op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Omtrent verdachtes opzet op het plegen van openlijk geweld in vereniging en omtrent diens bijdrage aan het gepleegde geweld overweegt het hof als volgt. Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet van 25 april 2000 (Stb. 2000, 173), waarbij artikel 141 werd gewijzigd, is van het "in vereniging" plegen van geweld sprake indien de betrokkene het opzet had op openlijk geweld en een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is evenwel niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat voor het aannemen van een dergelijke significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld, gedacht kan worden aan gedragingen die het plegen van geweld bevorderen of de waarheidsvinding frustreren, bijvoorbeeld het bemoeilijken van herkenning van geweldplegers onder meer door het dragen van bivakmutsen, het organiseren of op de achtergrond sturen van de geweldpleging, het bevorderen van de geweldpleging door onder meer aanmoedigen of joelen en / of het behulpzaam zijn door middel van het aanreiken stokken/stenen (wapenmateriaal). Een significante of wezenlijke bijdrage kan ook bestaan uit het getalsmatig versterken van een groep die in homogeen verband opdringt en zichtbaar geweld pleegt. B3 Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken van de navolgende omstandigheden, te weten dat: i. verdachte deel uitmaakte van een groep FC-Groningen-supporters die in het weekeinde voorafgaand aan 25 februari 2005 in Groningen in het aldaar gelegen café [horecagelegenheid] afspraken dat men op 25 februari 2005 naar Breda zou gaan om daar met supporters van de voetbalvereniging NAC te "knokken"; ii. (leden van) deze groep (met anderen die zich in de tussenliggende week bij de groep hadden gevoegd) met verschillende personenbusjes en personenauto's op vrijdag 25 februari 2005 zich in Groningen op een parkeerplaats nabij "[recreatiegelegenheid]" hebben verzameld; iii. de reis naar Breda gecoördineerd is verlopen, waarbij de groep zich gedurende deze reis heeft gehergroepeerd op een parkeerplaats in Gorinchem; iv. de (aldus ontstane) groep vanuit Gorinchem in colonne naar Breda is verder gereisd, met de bedoeling tot een gewelddadige confrontatie te komen met supporters van de voetbalverenging NAC; v. er tussen de groep van verdachte en een groep supporters van NAC telefonische contacten werden onderhouden; vi. men bij aankomst in Breda de auto's heeft geparkeerd, en een horecagelegenheid, genaamd "[café]" is binnengegaan; vii. men op enig moment naar buiten is gegaan; viii. buiten een groep politieagenten in een linie stond (of werd) opgesteld om de groep FC-Groningen-supporters te scheiden van een groep [voetbalclub 2]-supporters; ix. er luidkeels liederen werden gezongen, waarbij ook teksten als "Groningers Hooligans" ten gehore werden gebracht; x. er vanuit de groep ook feitelijk geweld is gepleegd tegen de politie bestaande dit geweld onder meer uit het slaan, schoppen, duwen, trekken, gooien met glaswerk; xi. (een deel van) de groep FC-Groningen-supporters luidkeels heeft afgeteld van (10 of) 5 naar 0, en daarop in de richting van die agenten is gestormd en de linie heeft doorbroken, hetgeen gepaard is gegaan met geweld. Het hof acht op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, bewezen dat de verdachte voorafgaand aan en gedurende de reis van Groningen naar Breda, op de hoogte was van een geplande gewelddadige confrontatie. B4 Het hof stelt voorts vast dat uit de inhoud van het dossier kan worden afgeleid dat verdachte, eenmaal in Breda aangekomen, nadat hij café [café] had verlaten, een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd. B5 In het bijzonder neemt het hof hierbij in aanmerking de inhoud van de verklaring van verdachte bij de politie d.d. 24 maart 2005, waarin hij verklaart dat hij horecagelegenheid "[café]" heeft verlaten, met de groep schreeuwend heeft "afgeteld" met de bedoeling daarna stormend naar voren te gaan - naar het hof begrijpt in de richting van de door de politie gevormde linie - en dat "wij door de linie heen [het hof: wilden] breken" en de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 26 september 2005, voorzover deze inhoudt dat hij buiten (het hof begrijpt: buiten het café "[café]") heeft afgeteld en bij nul is gaan rennen. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld; - het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die daarvan het gevolg is; - de omstandigheid dat de openlijke geweldpleging zoals bewezen is verklaard, zeker als dit geschiedt naar politieambtenaren toe die daar niet speciaal tegen waren beschermd, een groot risico voor leven en gezondheid van die personen inhoudt. Het door verdachte (en zijn mededaders) gepleegde strafbare feit heeft door het massale en zeer gewelddadige karakter ervan een extreem gevaarlijke situatie doen ontstaan. Verdachte is er niet voor teruggeschrokken om jegens politieambtenaren geweld te gebruiken, zonder zich daarbij af te vragen wat de gevolgen zouden kunnen zijn. Verdachte heeft actief deelgenomen aan een vorm van excessief groepsgeweld. Voorts neemt het hof in aanmerking dat voor veel mensen het plezier in het bezoeken van voetbalwedstrijden wordt verpest door het herhaaldelijk voorkomen van dit soort rellen en dat mensen zich daardoor genoodzaakt zien om weg te blijven bij voetbalwedstrijden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal het hof bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. Het hof wil hiermee enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. Vordering tot tenuitvoerlegging Het hof is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie te Breda van 29 augustus 2005, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Groningen van 27 april 2004 onder parketnummer 18-051570-03 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, van oordeel, dat -nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt- de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast. Schadevergoeding Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 800,- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 600,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Mitsdien is thans slechts het door de eerste rechter toegewezen gedeelte van de vordering aan het oordeel van het hof onderworpen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag, voor welke schade verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht te treffen als na te melden. Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn/hun verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn/hun verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 300,- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft in hoger beroep in zijn vordering gepersisteerd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 3] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag, voor welke schade verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht te treffen als na te melden. Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn/hun verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn/hun verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14g, 14j, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) maand, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Groningen van 27 april 2004 onder parketnummer 18-051570-03, te weten van: gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 600,00 (zeshonderd euro) met dien verstande dat en indien en voorzover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd. Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde 2], domicilie kiezende te [adres][woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 600,00 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 (twaalf) dagen hechtenis. Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 300,00 (driehonderd euro) met dien verstande dat en indien en voorzover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd. Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde 3], domicilie kiezende te [adres] [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis. Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Aldus gewezen door mr. H. Harmsen, voorzitter, mr. A. de Lange en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, in tegenwoordigheid van mr. M.A.H. Kempen, griffier, en op 19 september 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken. ?? ?? ?? ?? - 8 - 20-011115-05