Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ0120

Datum uitspraak2006-10-11
Datum gepubliceerd2006-10-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/900071-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak van hetgeen de verdachte onder primair is telastgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte ook niet het (voorwaardelijk) opzet op de dood van haar echtgenoot. De feitelijke situatie waarin zij haar echtgenoot had gebracht, -vastgebonden en met een plastic zak geheel of gedeeltelijk nog over zijn hoofd - dient naar het oordeel van de rechtbank voor degene die daarin tegen zijn wil is gebracht als bedreigend te worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het onder subsidiair telastgelegde feit, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, wettig en overtuigend bewezen. Gevangenisstraf van 69 dagen.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09/900071-06 's-Gravenhage, 11 oktober 2006 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], domicilie kiezende te: [domicilie] De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 april 2006, 6 juli 2006 en 27 september 2006. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr R.J. Eenennaam, advocaat te Zoetermeer, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd. De officier van justitie, mr P. Willemse, heeft gevorderd dat verdachte terzake van het haar bij dagvaarding onder primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 295 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te onderwerpen aan het toezicht van de Reclassering. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerp -hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C., aan dit vonnis is gehecht- het onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een fles vloeistof, kleur bruin zal worden onttrokken aan het verkeer. Tenslotte heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500,-- bij wijze van voorschot op de immateriële schadevergoeding en tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering voor het overige. Ter zake van de gevorderde kosten rechtsbijstand refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A1 en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A2. Vrijspraak. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder primair is telastgelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt het volgende. In de vroege ochtend van 19 januari 2006 is verdachte na een onder meer door cocaïne gebruik slopende nacht in een zodanige situatie geraakt dat zij besloot het gedrag van haar echtgenoot niet langer te accepteren en hem daartoe een lesje te leren. Zij heeft haar echtenoot twee grote glazen Jägermeister gegeven die hij goeddeels heeft genuttigd. Hoewel er in het dossier sprake van is dat een van die glazen naast Jägermeister ook GHB zou hebben bevat, is dat naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan. Verdachtes echtgenoot is in een roesachtige slaap gevallen en in die toestand heeft verdachte haar echtgenoot met een telefoonsnoer, een panty en een ceintuur van een ochtendjas aan bed vastgebonden. Naar verklaring van deskundigen gebeurde dat op een zodanig knullige wijze dat van serieuze binding geen sprake kan zijn geweest. Vervolgens heeft zij een vuilnisbak zak over het hoofd van haar echtgenoot getrokken en toen hij tekenen van ontwaken vertoonde gelijk helemaal of deels weer van zijn hoofd afgetrokken. Daarop heeft zij de slaapkamer verlaten, de slaapkamerdeur op slot gedaan en is vervolgens met haar zoon uit het huis gevlucht. Naar het oordeel kan geen van de handelingen van verdachte op zich, maar ook niet in onderlinge samenhang bezien leiden tot de dood van het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte ook niet het (voorwaardelijk) opzet op de dood van haar echtgenoot; zij wilde hem een lesje leren en zij heeft in haar onmacht daartoe machteloze middelen gekozen. Bewijsoverweging. Met betrekking tot het subsidiair telastgelegde overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft haar onder invloed van cocaïne en alcohol verkerende echtgenoot terwijl hij in een situatie van roesachtige slaap verkeerde aan bed vastgebonden en hem een vuilnisbak zak over zijn hoofd getrokken. Tijdens die laatste handeling werd hij wakker en trok verdachte die zak weer geheel of gedeeltelijk van zijn hoofd af. De feitelijke situatie waarin verdachte haar echtgenoot had gebracht, -vastgebonden en met een plastic zak geheel of gedeeltelijk nog over zijn hoofd - dient naar het oordeel van de rechtbank voor degene die daarin tegen zijn wil is gebracht als bedreigend te worden aangemerkt. Hoewel blijkens het dossier door verdachte geen dreigende taal is gebruikt heeft het slachtoffer naar het oordeel van de rechtbank de hele situatie als bedreigend en beangstigend ervaren en kunnen de handelingen van verdachte, in onderlinge samenhang beschouwd als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht zoals bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding onder subsidiair telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B1 en B2. Psychische overmacht De raadsman heeft betoogd dat zijn cliënt ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging aangezien er in haar situatie sprake zou zijn van psychische overmacht. Hij heeft daartoe onder meer - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat zijn cliënt jarenlang door haar echtgenoot geestelijk en lichamelijk zou zijn mishandeld waarbij de zestien uur voorafgaande aan het incident hij haar niet alleen ernstig zou hebben mishandeld, maar ook gedreigd zou hebben haar zoon te doden. Voorts stoelt de raadsman zijn verweer op de psychologische en psychiatrische rapportage die over zijn cliënt is uitgebracht als ook op het door de reclassering uitgebrachte rapport. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Hoewel de relatie tussen verdachte en haar echtgenoot wordt gekenmerkt voor geweldsincidenten, die ook hebben geleid tot strafrechtelijk veroordeling van het slachtoffer, zijn deze incidenten voor verdachte geen aanleiding geweest deze relatie te beëindigen. Op voor de rechtbank niet navolgbare wijze heeft verdachte dit geweldsaspect een plaats in haar bestaan weten te geven en heeft aldus de relatie met het slachtoffer steeds gecontinueerd. Hoewel een dergelijke omstandigheid door verdachte als onaangenaam of zelfs hoogst onaangenaam kan zijn ervaren, levert deze niet de voor psychische overmacht noodzakelijke druk op verdachte op dat kan worden gezegd dat haar wilsvrijheid was aangetast of dat van haar niet te vergen viel weerstand aan de druk van die omstandigheid te bieden. Hoewel verdachte heeft aangevoerd dat zij de zestien uur voor het incident voortdurend door haar echtenoot zou zijn mishandeld, blijkt dit naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier niet. Anders dan de raadsman heeft betoogd rechtvaardigt de lezing van met betrekking tot verdachte uitgebrachte rapporten niet de conclusie dat er sprake zou zijn van psychische overmacht. Volgens de deskundigen was verdachte in staat het ontoelaatbare van haar handelen in te zien en heeft zij bij de hiervoor reeds uitgebreid beschreven handelingen doelbewust en planmatig gehandeld. Daaraan doet niet af dat de deskundigen haar met betrekking tot de thans als primair telastgelegde poging moord verminderd toerekeningsvatbaar achten. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Door te handelen zoals thans bewezen verklaard heeft verdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer, haar toenmalige echtgenoot. Als gevolg van dit handelen heeft het slachtoffer zich gedesoriënteerd en bedreigd gevoeld in een omgeving, de huiselijke omgeving, waarin hij zulks niet had te verwachten en zeker niet van zijn toenmalige echtgenote. Een gevoel van vertrouwen en veiligheid dat eigen is aan de huiselijke woonomstandigheid is door verdachtes handelen geschonden. Verdachte heeft - blijkens een haar betreffend uittreksel uit het documentatieregister - geen relevante documentatie op haar naam staan. De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van de voorlichtingsrapporten van respectievelijk, drs. G.M. Jansen, psycholoog en drs. K. Foeken, psychiater, alsmede van de afdeling reclassering van de stichting Welzijn- en Gezondheidszorg te 's-Gravenhage d.d. 18 april 2006 betreffende de verdachte. De rechtbank zal echter de adviezen van beide deskundigen niet overnemen. Naar het oordeel van de rechtbank mag, enkel om de reden dat in het ressort Den Haag TBS met voorwaarden voor vrouwen niet ten uitvoer kan worden gelegd, maar deze maatregel wel de meest geïndiceerde is, worden geadviseerd onvoorwaardelijke TBS op te leggen. Inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, zijnde een fles vloeistof, kleur bruin, onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De vordering van de benadeelde partij. [benadeelde partij], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, respectievelijk € 2.100,-- wegens (voorschot) immateriële kosten, € 33.000,-- wegens inkomstenderving en € 1.515,76 wegens kosten voor rechtsbijstand, in totaal € 36.615,76. Ter terechtzitting van 27 september 2006 heeft de benadeelde partij zijn vordering aangevuld met een bedrag van € 2.336,87 wegens (verhoging) kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank zal de vordering, voor zover betreffend de kosten rechtsbijstand en de post inkomensderving, afwijzen nu het aan verdachte niet toe te rekenen is dat het slachtoffer bij de rechter-commissaris als getuige alleen heeft willen verklaren in het bijzijn van een advocaat. Van de door het slachtoffer opgevoerde post inkomensderving is niet komen vast te staan dat er een zodanig verband is tussen het thans bewezen verklaarde en die kosten dat kan worden gezegd dat zij het directe dan wel indirecte gevolg daar van zouden zijn. Voor het overige zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren daar deze niet zo eenvoudig van aard is dat deze zich leent voor afdoening in het kader van het strafgeding. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 14a, 14b, 14c, 36b, 285 van het Wetboek van Strafrecht; Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het haar bij - gewijzigde - dagvaarding onder primair telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 69 dagen; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; in verzekering gesteld op : 19 januari 2006, in voorlopige hechtenis gesteld op : 20 januari 2006, in vrijheid gesteld op : 29 maart 2006. wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij wegens kosten voor rechtsbijstand en inkomstenderving af; verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk voor het overige en bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering kan indienen bij de burgerlijke rechter; verklaart onttrokken aan het verkeer het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een fles vloeistof, kleur bruin; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs H.J. de Graaff, voorzitter, R.J.A. Schaaf en H. Steenhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr P.B. Vos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2006