Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ0652

Datum uitspraak2006-12-05
Datum gepubliceerd2006-12-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00631/06 J
Statusgepubliceerd


Indicatie

De opvatting dat het de strafrechter bij de vraag of art. 486 Sv van toepassing is, niet vrij staat af te wijken van in de GBA vermelde gegevens omtrent de leeftijd van verdachte t.t.v. het begaan van het feit, is onjuist. Het hof, dat terecht tot uitgangspunt heeft genomen dat het aankomt op de feitelijke leeftijd van verdachte, kon dus ter bepaling van die leeftijd ook andere gegevens (i.c. botonderzoek) bij zijn onderzoek betrekken.


Conclusie anoniem

Nr. 00631/06 J Mr. Vellinga Zitting: 17 oktober 2006 Conclusie inzake: [verdachte] 1. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch wegens 1. "poging tot afpersing" en 2. "poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van tien weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren onder een bijzondere voorwaarde als in het arrest omschreven. 2. Namens verdachte heeft mr. P.Th. van Alkemade, advocaat te 's-Hertogenbosch, één middel van cassatie voorgesteld. 3. Het middel klaagt over de verwerping van een verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte. 4. De bestreden uitspraak houdt dienaangaande in: "De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn strafvervolging. Daartoe heeft de raadsman - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Ingevolge artikel 486 van het Wetboek van Strafvordering kan niemand strafrechtelijk worden vervolgd wegens een feit, begaan voordat hij de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt. Volgens het GBA-overzicht is [verdachte] op [geboortedatum] 1992 geboren. Hij had aldus ten tijde van het onder 2 tenlastegelegde - te weten op 27 augustus 2004 - de leeftijd van twaalf jaren niet bereikt. Voor de vervolgbaarheid als vermeld in artikel 486 van het Wetboek van Strafvordering is naar het oordeel van het hof bepalend de feitelijke leeftijd van de minderjarige ten tijde van het plegen van het delict. In het algemeen kan deze leeftijd worden afgeleid uit de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie, tenzij duidelijk is dat de daarin opgenomen geboortedatum van de betrokkene onjuist is. Op grond van : - de brief van 3 september 2004 van Dr. B.R.J. Walstra , radioloog verbonden aan het Jeroen Bosch ziekenhuis te 's-Hertogenbosch, waarin hij vermeldt dat bij verdachte een onderzoek is uitgevoerd volgens de methode van Tanner en Whitehouse en dat op grond hiervan de skeletleeftijd van verdachte 15,8 jaar bedraagt, - de op 15 september 2004, op verzoek van de verbalisant de Korte, gegeven nadere toelichting van Dr. Walstra, inhoudende dat de door hem vastgestelde skeletleeftijd van 15,8 jaar, ten hoogste een aantal maanden kan afwijken ten opzichte van de werkelijke leeftijd van verdachte, omdat het een vrij nauwkeurig onderzoek is, - het verhoor bij de rechter-commissaris op 2 september 2004, waarbij de aanwezige [betrokkene 1], vader van verdachte, heeft bevestigd dat verdachte op [geboortedatum] 1990 is geboren, - de verklaring van verdachte, afgelegd in raadkamer, op 21 september 2004, waarin verdachte aangeeft dat zijn geboortedatum niet [geboortedatum] 1992, maar [geboortedatum] 1990 is, acht het hof vaststaand dat verdachte op 27 augustus 2004 ruimschoots de leeftijd van 12 jaar had bereikt. Dit leidt tot de conclusie dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. Het verweer wordt bijgevolg verworpen." 5. Het middel berust op de stelling dat het Hof ten onrechte tot uitgangspunt heeft genomen de feitelijke leeftijd van de verdachte en voorbij is gegaan aan de in de gemeentelijke basisadministratie opgenomen gegevens van de verdachte. In de toelichting op het middel wordt betoogd dat laatstgenoemde gegevens bindend zijn en dat wijziging van die gegevens alleen mogelijk is op de in de Wet op de gemeentelijke basisadministratie voorziene wijze. Daaruit vloeit - aldus de steller van het middel - voort dat in het onderhavige geval uitgegaan zal moeten worden van de opgenomen gegevens omdat de rapportage met betrekking tot het bij de verdachte verrichte botonderzoek geen 'brondocument' in de zin van de wet is. 6. Geen rechtsregel - in het bijzonder art. 486 Sv niet - verzet zich ertegen om mede op basis van andere dan in de gemeentelijke basisadministratie vermelde gegevens de leeftijd van de verdachte vast te stellen. Dat vloeit mede voort uit de omstandigheid dat de in die administratie vastgelegde gegevens niet per definitie juist zijn. Ingevolge art. 24 Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens kan de opname van de gegevens immers onder meer geschieden op grond van aangifte. Soms zijn de opgenomen persoonsgegevens ook onvoldoende om de juiste leeftijd te bepalen. Ik denk dan in het bijzonder aan gevallen van een uit het buitenland afkomstige verdachte, van wie de gegevens in het register in zijn geboorteland gebrekkig zijn vastgelegd en dienovereenkomstig in de gemeentelijke basisadministratie worden opgeslagen, bijvoorbeeld met de enkele vermelding dat een persoon in het jaar 1995 is geboren.(1) Wanneer er - zoals in het onderhavige geval - voldoende aanwijzingen zijn dat de werkelijke leeftijd afwijkt van de in de gemeentelijke basisadministratie opgeslagen gegevens, staat het de strafrechter daarom vrij om de leeftijd mede aan de hand van andere gegevens te bepalen. 7. Het oordeel van het Hof dat de verdachte ouder dan 12 jaar was ten tijde van het onder 2 bewezenverklaarde feit is niet onbegrijpelijk. 8. Het middel faalt. 9. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG 1 Vgl. J.A.C. Bartels, Jeugdstrafrecht, 3e druk, Deventer 2003, p. 27.


Uitspraak

5 december 2006 Strafkamer nr. 00631/06 J SY/AM Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 oktober 2005, nummer 20/008868-05, in de strafzaak tegen: [verdachte], volgens GBA-inschrijving geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, wonende te [woonplaats]. 1. De bestreden uitspraak Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Kinderrechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 5 april 2005 - de verdachte ter zake van onder 1. "poging tot afpersing" en onder 2. "poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van tien weken, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. 2. Geding in cassatie 2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.Th. van Alkemade, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen. 2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal. 3. Beoordeling van het middel 3.1. Het middel klaagt dat het Hof het verweer van de verdediging strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft verworpen. 3.2. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer blijkens de bestreden uitspraak als volgt samengevat en verworpen: "De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn strafvervolging. Daartoe heeft de raadsman - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Ingevolge artikel 486 van het Wetboek van Strafvordering kan niemand strafrechtelijk worden vervolgd wegens een feit, begaan voordat hij de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt. Volgens het GBA-overzicht is [verdachte] op [geboortedatum] 1992 geboren. Hij had aldus ten tijde van het onder 2 tenlastegelegde - te weten op 27 augustus 2004 - de leeftijd van twaalf jaren niet bereikt. Voor de vervolgbaarheid als vermeld in artikel 486 van het Wetboek van Strafvordering is naar het oordeel van het hof bepalend de feitelijke leeftijd van de minderjarige ten tijde van het plegen van het delict. In het algemeen kan deze leeftijd worden afgeleid uit de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie, tenzij duidelijk is dat de daarin opgenomen geboortedatum van de betrokkene onjuist is. Op grond van : - de brief van 3 september 2004 van Dr. B.R.J. Walstra, radioloog verbonden aan het Jeroen Bosch ziekenhuis te 's-Hertogenbosch, waarin hij vermeldt dat bij verdachte een onderzoek is uitgevoerd volgens de methode van Tanner en Whitehouse en dat op grond hiervan de skeletleeftijd van verdachte 15,8 jaar bedraagt, - de op 15 september 2004, op verzoek van de verbalisant de Korte, gegeven nadere toelichting van Dr. Walstra, inhoudende dat de door hem vastgestelde skeletleeftijd van 15,8 jaar, ten hoogste een aantal maanden kan afwijken ten opzichte van de werkelijke leeftijd van verdachte, omdat het een vrij nauwkeurig onderzoek is, - het verhoor bij de rechter-commissaris op 2 september 2004, waarbij de aanwezige [betrokkene 1], vader van verdachte, heeft bevestigd dat verdachte op [geboortedatum] 1990 is geboren, - de verklaring van verdachte, afgelegd in raadkamer, op 21 september 2004, waarin verdachte aangeeft dat zijn geboortedatum niet [geboortedatum] 1992, maar [geboortedatum] 1990 is, acht het hof vaststaand dat verdachte op 27 augustus 2004 ruimschoots de leeftijd van 12 jaar had bereikt. Dit leidt tot de conclusie dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. Het verweer wordt bijgevolg verworpen." 3.3. Het middel berust op de opvatting dat het de strafrechter bij de vraag of art. 486 Sv van toepassing is, niet vrij staat af te wijken van in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens vermelde gegevens omtrent de leeftijd van de verdachte ten tijde van het begaan van het feit. Die opvatting is onjuist. Het Hof, dat terecht tot uitgangspunt heeft genomen dat het in dit opzicht aankomt op de feitelijke leeftijd van de verdachte, kon dus ter bepaling van die leeftijd ook andere gegevens bij zijn onderzoek betrekken. 's Hofs oordeel dat de verdachte op 27 augustus 2004 ruimschoots de leeftijd van 12 jaar had bereikt is, gelet op hetgeen het Hof hierbij in aanmerking heeft genomen, niet onbegrijpelijk. 3.4. Het middel faalt. 4. Slotsom Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 5 december 2006.