Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ0700

Datum uitspraak2006-10-17
Datum gepubliceerd2006-10-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830130-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte kan als volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1970, wonende te [woonplaats verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 03 oktober 2006. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: * 180 uren werkstraf subsidiair 90 dagen hechtenis; * 4 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht; * toewijzing van de civiele vordering, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 3 maart 2006 tot en met 5 maart 2006 te Emmen, in de gemeente Emmen, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1999, immers heeft verdachte: - gezamenlijk ontkleed met die [naam slachtoffer] in een bed gelegen, - (vervolgens) de billen, (boven)benen, buik, schaambeen, schaamlippen, clitoris en/of vagina van die [naam slachtoffer] betast, gestreeld, beetgepakt en/of aangeraakt, en/of - zich door die [naam slachtoffer] laten aftrekken, in elk geval die [naam slachtoffer] bewogen zijn (verdachtes) penis te betasten, strelen en/of aan te raken. Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij in de periode van 3 maart 2006 tot en met 5 maart 2006 te Emmen, in de gemeente Emmen, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1999, immers heeft verdachte: - gezamenlijk ontkleed met die [naam slachtoffer] in een bed gelegen, - vervolgens de billen, bovenbenen, buik, schaambeen, schaamlippen en vagina van die [naam slachtoffer] betast en gestreeld en - die [naam slachtoffer] bewogen zijn, verdachtes, penis te betasten. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezen verklaarde levert op: Ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, strafbaar gesteld bij artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 06 juli 2006, opgemaakt door drs. G. de Jong, psycholoog. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: " verdachte kan als volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd ". De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte volledig kan worden toegerekend. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; - hetgeen de rechtbank omtrent de persoon van de verdachte is gebleken; - het requisitoir van de officier van justitie; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 13 mei 2006, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk misdrijf is veroordeeld. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dienen te worden. De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, bij de voorwaardelijke gevangenisstraf geen bijzondere voorwaarde stellen inhoudende verplicht reclasseringscontact, nu de noodzaak daarvan -mede gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport en het psychologisch rapport- niet is gebleken. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij, wegens onvoldoende onderbouwing, niet ontvankelijk in haar vordering, voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10,14a,14b,14c,24c,27,36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot - een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen. - een taakstraf bestaande uit 180 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van ? 500,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen en bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van ? 500,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter en mr. J.A.A.M. van Veen en mr. H.K. Elzinga, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 17 oktober 2006, zijnde mr. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.