Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ0791

Datum uitspraak2005-11-29
Datum gepubliceerd2006-10-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.010531-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het feitelijk leiding geven aan het vals opmaken van een bedrijfsadministratie waarin valse debiteurenlijsten en voorraadlijsten zijn opgenomen. Het feitelijk leiding geven aan bedrieglijke bankbreuk doordat vorderingen van de B.V. op verdachte onbetaald zijn gebleven en deels zonder betaling zijn afgeboekt en door het laten oplopen van een rekening-courant schuld van verdachte aan de B.V.. Valselijk opmaken van een verzoek tot schuldsanering door te verzwijgen dat verdachte een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot en een dure auto bezat. Bedrieglijke bankbreuk m.b.t. de schuldsaneringsregeling door te verzwijgen dat verdachte een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot, dat hij inkomsten en vergoedingen uit arbeid genoot en dat hij inkomsten had genoten uit de verkoop van goederen aan het bedrijf waar hij werkte. Het anders dan door valsheid in geschrift verstrekken van onjuiste gegevens met betrekking tot werkzaamheden, inkomsten en ziekte aan de verzekeringmaatschappij die verdachte een arbeidsongeschikheidsuitkering verstrekte. Het feitelijk leidinggeven aan het vals opmaken van een bedrijfsadministratie door priveaankopen als uitgaven van het bedrijf te boeken.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Parketnummer : 14.010531-04 Datum uitspraak: 29 november 2005 OP TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende [adres en woonplaats]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 november 2005 en 15 november 2005. De rechtbank heeft kennisgenomen van - de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank -verdachte zal vrijspreken van hetgeen hem onder 1 is ten laste gelegd; - het onder 2 primair, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 primair bewezen zal verklaren, - de verdachte zal veroordelen tot een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren en met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; - hetgeen door de verdachte en mr. S.V. Jansen, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat 1 primair hij op of omstreeks 31 mei 2000, althans in of omstreeks de maand mei 2000, te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, te weten een aangifte omzetbelasting van de fiscale eenheid Fotohandel Flandria B.V., Groothandel Flandria B.V., c.s. (Fotohandel Flandria B.V.) onjuist en of onvolledig heeft gedaan, terwijl het feit er toe strekte dat te weinig belasting zou worden geheven, immers hebben / heeft verdachte en/of zijn mededader(s), op het bij de belastingdienst ondernemingen Alkmaar ingeleverde aangiftebiljet omzetbelasting over het aangiftetijdvak april 2000 (bijlage 6 van het proces-verbaal van de FIOD-ECD) een te laag bedrag aan omzetbelasting (belast met 17,5%) vermeld en/of doen vermelden van f 284.295,-, in elk geval een te laag bedrag aan omzetbelasting; 1 subsidiair Fotohandel Flandria B.V. en/of Groothandel Flandria B.V. op of omstreeks 31 mei 2000, althans in of omstreeks de maand mei 2000, te Alkmaar, althans in Nederland, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, te weten een aangifte omzetbelasting onjuist en of onvolledig heeft gedaan, terwijl het feit er toe strekte dat te weinig belasting zou worden geheven, immers hebben / heeft Flandria Fotohandel BV en/of Flandria Groothandel BV, op het bij de belastingdienst ondernemingen Alkmaar ingeleverde aangiftebiljet omzetbelasting (van de fiscale eenheid Fotohandel Flandria B.V., Groothandel Flandria B.V., c.s. (Fotohandel Flandria B.V.)) over het aangiftetijdvak april 2000 (bijlage 6 van het proces-verbaal van de FIOD-ECD) een te laag bedrag aan omzetbelasting (belast met17,5%) vermeld en/of doen vermelden van f 284.295,-, in elk geval een te laag bedrag aan omzetbelasting, tot welk feit hij verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven; (parketnummer 904014.04) 2 primair hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot en met 6 februari 2003, althans in of omstreeks de maand(en) april 2002 en/of mei 2002 en/of december 2002, te Alkmaar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) de bedrijfsadministratie van Fotohandel Flandria BV, zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of doen opmaken en/of vervalst of doen vervalsen, door valselijk en/of in strijd met de waarheid de hierna onder 1 en/of 2 genoemde debiteurenlijst(en), althans een of meer van de in die debiteurenlijst(en) genoemde factu(u)r(en) en/of een of meer van de hierna onder 3 genoemde voorraadlijst(en), althans de in die voorraadlijst(en) genoemde hoeveelheid/heden fotomapjes en (inkoop)waarde(n) van die/de (voorraad) fotomapjes in die bedrijfsadministratie te boeken en/of te doen boeken, althans op te nemen en/of te doen opnemen: 1. de/een debiteurenlijst d.d. 22 mei 2002 (zaakdoss. 1), waarin onder meer de volgende debiteur(en)gegevens waren opgenomen a. ten aanzien van de debiteur Prime Line, (pv bijl. X1) 1 factuurnummer 42747, factuurbedrag 1667,00 en/of 2 factuurnummer 42824, factuurbedrag 656,50 en/of 3 factuurnummer 310302, factuurbedrag 1292,23 en/of b. ten aanzien van de debiteur Printpartners B.V., factuurnummer 601651, factuurbedrag 80999,77 (pv bijl. X2) en/of c. ten aanzien van de debiteur Inca Import en/of Inca Electronic Imagine (pv bijl. X3, X8) 1 factuurnummer 601601, factuurbedrag 5399,98 en/of 2 factuurnummer 601659, factuurbedrag 65450,00 en/of 3 factuurnummer 601156, factuurbedrag 5331,92 en/of d. ten aanzien van de debiteur Agfa-Gevaert B.V. (pv bijl. X4, X9) 1 factuurnummer 601609, factuurbedrag 5399,98 en/of 2 factuurnummer 601610, factuurbedrag 12781,03 en/of 3 factuurnummer 601656, factuurbedrag 41650,00 en/of e. ten aanzien van de debiteur Debitel Nederland B.V., factuurnummer 601645, factuurbedrag 80999,77 (pv bijl. X6) en/of 2. de/een debiteurenlijst d.d. 19 december 2002 (zaakdoss. 1) waarin onder meer de volgende debiteur(en)gegevens waren opgenomen a. ten aanzien van de debiteur Prime Line, (pv bijl. X1) 1 factuurnummer 43015, factuurbedrag 4900,90 en/of 2 factuurnummer 43038, factuurbedrag 3798,80 en/of 3 factuurnummer 43067, factuurbedrag 4307,75 en/of 4 factuurnummer 43087, factuurbedrag 4292,10 en/of 5 factuurnummer 310302, factuurbedrag 1292,23 en/of b. ten aanzien van de debiteur Printpartners B.V. en/of Print Partners (pv bijl. X2) 1 factuurnummer 601651, factuurbedrag 80999,77 en/of 2 factuurnummer 310702, factuurbedrag 7389,27 en/of 3. (een) voorraadlijst(en) betreffende onder andere aantal(len) en de waarde van een/de voorra(a)d(en) fotomapjes (geboekt onder, of bekend onder, “pocket 36 10x15 Flandria en/of artikelnummer 9970104 en/of Mini Album by O+A en/of “Vak Album by O+A) , te weten: -een hoeveelheid van 299.760, althans een hoeveelheid van die fotomapjes, met een inkoopwaarde van 2,35 euro (1 januari 2001) en/of -350.496, althans een hoeveelheid van die fotomapjes, met een inkoopwaarde van 4,21 euro per stuk (19 april 2002) en/of -350.372, althans een hoeveelheid van die fotomapjes, met een inkoopwaarde van 3,21 euro per stuk (22 november 2002), (zaakdoss. 1, X5, X10) zulks (telkens) met het oogmerk om die bedrijfsadministratie (dat samenstel van die geschriften) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; (parketnummer 060058.04) 2 subsidiair Fotohandel Flandria BV op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot en met 6 februari 2003, althans in of omstreeks de maand(en) april 2002 en/of mei 2002 en/of december 2002, te Alkmaar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) de bedrijfsadministratie van voornoemde besloten vennootschap, zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of doen opmaken en/of vervalst of doen vervalsen, door valselijk en/of in strijd met de waarheid de hierna onder 1 en/of 2 genoemde debiteurenlijst(en), althans een of meer van de in die debiteurenlijst(en) genoemde factu(u)r(en) en/of een of meer van de hierna onder 3 genoemde voorraadlijst(en), althans de in die voorraadlijst(en) genoemde hoeveelheid/heden fotomapjes en (inkoop)waarde(n) van die/de (voorraad) fotomapjes in die bedrijfsadministratie te boeken en/of te doen boeken, althans op te nemen en/of te doen opnemen: 1 de/een debiteurenlijst d.d. 22 mei 2002 (zaakdoss. 1), waarin onder meer de volgende debiteur(en)gegevens waren opgenomen a. ten aanzien van de debiteur Prime Line, (pv bijl. X1) 1. factuurnummer 42747, factuurbedrag 1667,00 en/of 2. factuurnummer 42824, factuurbedrag 656,50 en/of 3. factuurnummer 310302, factuurbedrag 1292,23 en/of b. ten aanzien van de debiteur Printpartners B.V., factuurnummer 601651, factuurbedrag 80999,77 (pv bijl. X2) en/of c. ten aanzien van de debiteur Inca Import en/of Inca Electronic Imagine (pv bijl. X3, X8) 1 factuurnummer 601601, factuurbedrag 5399,98 en/of 2 factuurnummer 601659, factuurbedrag 65450,00 en/of 3 factuurnummer 601156, factuurbedrag 5331,92 en/of d. ten aanzien van de debiteur Agfa-Gevaert B.V. (pv bijl. X4, X9) 1 factuurnummer 601609, factuurbedrag 5399,98 en/of 2 factuurnummer 601610, factuurbedrag 12781,03 en/of 3 factuurnummer 601656, factuurbedrag 41650,00 en/of e. ten aanzien van de debiteur Debitel Nederland B.V., factuurnummer 601645, factuurbedrag 80999,77 (pv bijl. X6) en/of 2. de/een debiteurenlijst d.d. 19 december 2002 (zaakdoss. 1) waarin onder meer de volgende debiteur(en)gegevens waren opgenomen a. ten aanzien van de debiteur Prime Line, (pv bijl. X1) 1 factuurnummer 43015, factuurbedrag 4900,90 en/of 2 factuurnummer 43038, factuurbedrag 3798,80 en/of 3 factuurnummer 43067, factuurbedrag 4307,75 en/of 4 factuurnummer 43087, factuurbedrag 4292,10 en/of 5 factuurnummer 310302, factuurbedrag 1292,23 en/of b. ten aanzien van de debiteur Printpartners B.V. en/of Print Partners (pv bijl. X2) 1 factuurnummer 601651, factuurbedrag 80999,77 en/of 2 factuurnummer 310702, factuurbedrag 7389,27 en/of 3. (een) voorraadlijst(en) betreffende onder andere aantal(len) en de waarde van een/de voorra(a)d(en) fotomapjes (geboekt onder, of bekend onder, “pocket 36 10x15 Flandria en/of artikelnummer 9970104 en/of Mini Album by O+A en/of “Vak Album by O+A) , te weten: -een hoeveelheid van 299.760, althans een hoeveelheid van die voornoemde fotomapjes, met een inkoopwaarde van 2,35 euro (1 januari 2001) en/of -350.496, althans een hoeveelheid van die voornoemde fotomapjes, met een inkoopwaarde van 4,21 euro per stuk (19 april 2002) en/of -350.372, althans een hoeveelheid van die voornoemde fotomapjes, met een inkoopwaarde van 3,21 euro per stuk (22 november 2002), (zaakdoss. 1, X5, X10) zulks (telkens) met het oogmerk om die bedrijfsadministratie (dat samenstel van die geschriften) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat/die feiten opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en); 3 primair hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2000, althans 1 september 2000, tot en met 6 februari 2003, te Alkmaar, althans in Nederland, als bestuurder van Fotohandel Flandria B.V., welke B.V. bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 6 februari 2003 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van voornoemde besloten vennootschap, goederen aan de boedel heeft onttrokken te weten a) fotografische artikelen en/of radioartikelen en/of televisieartikelen en/of afspeelapparatuur en/of beeld- en/of geluidsapparatuur en/of elektronische artikelen en/of onderdelen van voornoemde artikelen of apparatuur (tot een totaal factuurbedrag van euro 74.063,08) waarvan de opgemaakte factu(u)r(en) niet waren/werden betaald (zaaksdossier 3 blz 555, Z3-1 en Z3-2) en/of b) fotografische artikelen en/of radioartikelen en/of televisieartikelen en/of afspeelapparatuur en/of beeld- en/of geluidsapparatuur en/of elektronische artikelen en/of onderdelen van voornoemde artikelen of apparatuur waarvan de factu(u)r(en) op naam van [verdachte] (debiteurnummer 18971) en/of [verdachte] (debiteurnummer 71600) en/of [verdachte] en [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] waren/werden afgeboekt op het grootboeknummer 1152 (afletteren debiteuren) met als tegenrekening het grootboeknummer 8000 (opbrengst verkopen), (tot een totaal factuurbedrag van euro 9920,96) (memoriaalblad d.d. 18 juli 2002; memoriaalblad d.d. 30 november 2002; memoriaal d.d. 31 december 2002; zaaksdossier 3 blz 555-557, Z3-3, Z3-4 en Z3-5) en/of c) privéopnamen en/of privébestedingen ten laste van een of meer rekeningen van Fotohandel Flandria B.V. (tot een totaalbedrag van euro 302.694,52, zijnde het verschil tussen de debetstand grootboekrekening 1852 d.d. 1 januari 2001 en 1 januari 2003) (zaaksdossier 3 blz 557 en Z3-6) 3 subsidiair Vlaanhold B.V. in of omstreeks de periode van 1 januari 2000, althans 1 september 2000, tot en met 6 februari 2003, te Alkmaar, althans in Nederland, als bestuurder van Fotohandel Flandria B.V., welke B.V. bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 6 februari 2003 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van voornoemde besloten vennootschap, goederen aan de boedel heeft onttrokken te weten a) fotografische artikelen en/of radioartikelen en/of televisieartikelen en/of afspeelapparatuur en/of beeld- en/of geluidsapparatuur en/of elektronische artikelen en/of onderdelen van voornoemde artikelen of apparatuur (tot een totaal factuurbedrag van euro 74.063,08) waarvan de opgemaakte factu(u)r(en) niet waren/werden betaald (zaaksdossier 3 blz 555, Z3-1 en Z3-2) en/of b) fotografische artikelen en/of radioartikelen en/of televisieartikelen en/of afspeelapparatuur en/of beeld- en/of geluidsapparatuur en/of elektronische artikelen en/of onderdelen van voornoemde artikelen of apparatuur waarvan de factu(u)r(en) op naam van [verdachte] (debiteurnummer 18971) en/of [verdachte] (debiteurnummer 71600) en/of [verdachte] en [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] waren/werden afgeboekt op het grootboeknummer 1152 (afletteren debiteuren) met als tegenrekening het grootboeknummer 8000 (opbrengst verkopen), (tot een totaal factuurbedrag van euro 9920,96) (memoriaalblad d.d. 18 juli 2002; memoriaalblad d.d. 30 november 2002; memoriaal d.d. 31 december 2002; zaaksdossier 3 blz 555-557, Z3-3, Z3-4 en Z3-5) en/of c. opnamen en/of bestedingen ten laste van een of meer rekeningen van Fotohandel Flandria B.V. (tot een totaalbedrag van euro 302.694,52, zijnde het verschil tussen de debetstand grootboekrekening 1852 d.d. 1 januari 2001 en 1 januari 2003) (zaaksdossier 3 blz 557 en Z3-6), terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat/die feiten opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en); (parketnummer 060058.04) 3 meer subsidiair dat Fotohandel Flandria B.V. in of omstreeks de periode van 1 januari 2000, althans 1 september 2000, tot en met 6 februari 2003, te Alkmaar, die bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 6 februari 2003 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van voornoemde besloten vennootschap, goederen aan de boedel heeft onttrokken te weten a) fotografische artikelen en/of radioartikelen en/of televisieartikelen en/of afspeelapparatuur en/of beeld- en/of geluidsapparatuur en/of elektronische artikelen en/of onderdelen van voornoemde artikelen of apparatuur (tot een totaal factuurbedrag van euro 74.063,08) waarvan de opgemaakte factu(u)r(en) niet waren/werden betaald (zaaksdossier 3 blz 555, Z3-1 en Z3-2) en/of b) fotografische artikelen en/of radioartikelen en/of televisieartikelen en/of afspeelapparatuur en/of beeld- en/of geluidsapparatuur en/of elektronische artikelen en/of onderdelen van voornoemde artikelen of apparatuur waarvan de factu(u)r(en) op naam van [verdachte] (debiteurnummer 18971) en/of [verdachte] (debiteurnummer 71600) en/of [verdachte] en [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] waren/werden afgeboekt op het grootboeknummer 1152 (afletteren debiteuren) met als tegenrekening het grootboeknummer 8000 (opbrengst verkopen), (tot een totaal factuurbedrag van euro 9920,96) (memoriaalblad d.d. 18 juli 2002; memoriaalblad d.d. 30 november 2002; memoriaal d.d. 31 december 2002; zaaksdossier 3 blz 555-557, Z3-3, Z3-4 en Z3-5) en/of c. opnamen en/of bestedingen ten laste van een of meer rekeningen van Fotohandel Flandria B.V. (tot een totaalbedrag van euro 302.694,52, zijnde het verschil tussen de debetstand grootboekrekening 1852 d.d. 1 januari 2001 en 1 januari 2003), terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat/die feiten opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en); (zaaksdossier 3 blz 557 en Z3-6) (parketnummer 060058.04) 3 meest subsidiair hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2000, althans 1 september 2000, tot en met 6 februari 2003, te Alkmaar, althans in Nederland, in het vooruitzicht van van het faillissement van Fotohandel Flandia B.V, terwijl dat faillissement op 6 februari 2003 is gevolgd, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van voornoemde besloten vennootschap, goederen aan de boedel heeft onttrokken te weten a) fotografische artikelen en/of radioartikelen en/of televisieartikelen en/of afspeelapparatuur en/of beeld- en/of geluidsapparatuur en/of elektronische artikelen en/of onderdelen van voornoemde artikelen of apparatuur (tot een totaal factuurbedrag van euro 74.063,08) waarvan de opgemaakte factu(u)r(en) niet waren/werden betaald (zaaksdossier 3 blz 555, Z3-1 en Z3-2) en/of b) fotografische artikelen en/of radioartikelen en/of televisieartikelen en/of afspeelapparatuur en/of beeld- en/of geluidsapparatuur en/of elektronische artikelen en/of onderdelen van voornoemde artikelen of apparatuur waarvan de factu(u)r(en) op naam van [verdachte] (debiteurnummer 18971) en/of [verdachte] (debiteurnummer 71600) en/of [verdachte] en [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] waren/werden afgeboekt op het grootboeknummer 1152 (afletteren debiteuren) met als tegenrekening het grootboeknummer 8000 (opbrengst verkopen), (tot een totaal factuurbedrag van euro 9920,96) (memoriaalblad d.d. 18 juli 2002; memoriaalblad d.d. 30 november 2002; memoriaal d.d. 31 december 2002; zaaksdossier 3 blz 555-557, Z3-3, Z3-4 en Z3-5) en/of c. privéopnamen en/of privébestedingen ten laste van een of meer rekeningen van Fotohandel Flandria B.V. (tot een totaalbedrag van euro 302.694,52, zijnde het verschil tussen de debetstand grootboekrekening 1852 d.d. 1 januari 2001 en 1 januari 2003) (zaaksdossier 3 blz 557 en Z3-6) (parketnummer 060058.04) 4 hij op of omstreeks 12 september 2003 te Alkmaar, althans in Nederland, een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk en/of in strijd met de waarheid in bovengenoemd verzoek verklaard dat de financiële gegevens in de bij dat verzoek overgelegde verklaring schuldsanering (art 285 Fw) van de gemeente Bergen NH (voor deze getekend door I. Visser van de Kredietbank Noord-West Alkmaar) met het daaraan gehechte overzicht van schulden juist en volledig zijn, zulks terwijl in dat overzicht niet was aangegeven dat verdachte een uitkering van de verzekeringsmaatschappij N.V. Interpolis genoot en/of in het bezit was van een auto, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; 5 hij in of omstreeks de periode van 3, althans 18, september 2003 tot en met 25 oktober 2004 te Alkmaar en/of in de gemeente Bergen NH, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, terwijl ten aanzien van hem, verdachte, bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 3 september 2003 de voorlopige en/of 18 september 2003 de definitieve schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten die zijn schuldeiser(s) jegens de boedel konden doen gelden, een of meer van de navolgende baten niet heeft verantwoord en/of een of meer van de navolgende goederen aan de boedel heeft onttrokken, te weten: a. een uitkering arbeidsongeschiktheidsverzekering welke verdachte genoot van de verzekeringsmaatschappij N.V. Interpolis te Tilburg van euro 93,24 per dag en/of b. inkomsten en/of vergoedingen die verdachte verkreeg voor als bedrijfsleider (in een volledige dagtaak) bij Goede Veld Sport B.V. (G.S.V. B.V.) verrichte werkzaamheden, althans een of meer vorderingen op Goede Veld Sport B.V.(G.S.V. B.V.) op basis van die verrichte werkzaamheden en /of c. inkomsten op basis van verkopen aan Goede Veld Sport B.V. (G.S.V. B.V.) (zaaksdossier Z-1) (parketnummer 010531-04,) 6 hij tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 juli 2003 tot en met 20 september 2004 in de gemeente Bergen NH en/of in de gemeente Tilburg, in elk geval in Nederland, anders dan door valsheid in geschrift, opzettelijk niet naar waarheid één of meer gegevens heeft verstrekt aan N.V. Interpolis te Tilburg, zijnde degene door wie of door wiens tussenkomst een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering (van euro 93,24 per dag), in ieder geval een of meer financiële bijdrage(n), op grond van een arbeidsongeschiktheidsverzekering, werd(en) verleend, immers heeft verdachte aan genoemde verzekeringsmaatschappij niet gemeld en/of deze niet in kennis gesteld dat verdachte (als bedrijfsleider) werkzaamheden heeft verricht (bij Goede Veld Sport B.V. [G.V.S. B.V.]) en/of (daaruit) inkomsten heeft genoten en/of aan genoemde verzekeringsmaatschappij meegedeeld dat hij, verdachte, nog (steeds) arbeidsongeschikt was, of zodanig ziek was dat hij niet instaat was (betaalde) werkzaamheden (voor een volle dagtaak) te verrichten en/of geen inkomsten uit betaalde arbeid genoot en/of dat hij, verdachte, wel was gevraagd om in loondienst te werken, maar zijn huisarts dat heeft verboden, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat de verstrekte gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming (zaaksdossier Z-2) (parketnummer 010531.04); 7 primair hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 12 oktober 2004 in de gemeente(n) Alkmaar en/of Zijpe en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) de bedrijfsadministratie van Goede Veld Sport B.V. (G.V.S. B.V.), zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of doen opmaken en/of vervalst of doen vervalsen, door valselijk en/of in strijd met de waarheid in die bedrijfsadministratie te boeken en/of te doen boeken, althans op te nemen en/of te doen opnemen: 1. op grootboekrekening 2010 ("investeringen inventaris") een factuur met het nummer 042407 d.d. 9 augustus 2004 van Sport '81, factuurbedrag euro 1480,36, welke factuur de privé-levering van een tafeltennistafel aan [verdachte] en/of diens echtgenote betrof (Z3-3 en bijl 1-6) en/of 2. op grootboekrekening 58600 ("decoratie") een kassabon d.d. 18 juni 2004 en bijbehorende bestelbon met het nummer 31284, factuurbedrag euro 687,75, welke factuur de privé-levering van een barbecue, kookboek en accessoires aan [verdachte] en/of diens echtgenote betrof (Z3-3 en bijl 7-11) en/of 3. op grootboekrekening 46002 ("klein invent./gereedschap") een factuur (d.d. 7 april 2004) met het nummer 041105 van Sport'81, factuurbedrag exclusief BTW euro 568,50, welke factuur de privé-levering van een trampoline, een beschermhoes en een 'beachvolleybal' aan [verdachte] en/of diens echtgenote betrof (Z3-3 en bijl 12-15) en/of 4. op grootboekrekening 45400 ("representatiekosten 90%") rekeningen van horecagelegenheden (zoals Duinerij, Nero's Place, Sensei, Gusto, Fabels, Joep, Le Garage en Pluche, Rode Hert en/of Mario) welke kosten privé-diners van [verdachte] en/of diens echtgenote (met kinderen en/of vrienden) betrof(fen) (Z3-4 met bijlagen en Z3-5 met bijlagen) zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie (dat samenstel van die geschriften) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; (parketnummer 010531.04) 7 subsidiair Goede Veld Sport B.V. (G.V.S. B.V.) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 21 september 2004 in de gemeente(n) Alkmaar en/of Zijpe en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) de bedrijfsadministratie van Goede Veld Sport B.V. (G.V.S. B.V.), zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of doen opmaken en/of vervalst of doen vervalsen, door valselijk en/of in strijd met de waarheid in die bedrijfsadministratie te boeken en/of te doen boeken, althans op te nemen en/of te doen opnemen 1 op grootboekrekening 2010 ("investeringen inventaris") een factuur met het nummer 042407 d.d. 9 augustus 2004 van Sport'81, factuurbedrag euro 1480,36, welke factuur de privélevering van een tafeltennistafel aan [verdachte] en/of diens echtgenote betrof(Z3-3 en bijl 1-6) en/of 2 op grootboekrekening 58600 ("decoratie") een kassabon d.d. 18 juni 2004 en bijbehorende bestelbon met het nummer 31284, factuurbedrag euro 687,75, welke factuur de privélevering van een barbecue, kookboek en accessoires aan [verdachte] en/of diens echtgenote betrof (Z3-3 en bijl 7-11) en/of 3 op grootboekrekening 46002 ("klein invent./gereedschap") een factuur (d.d. 7 april 2004) met het nummer 041105 van Sport'81, factuurbedrag exclusief BTW euro 568,50, welke factuur de privélevering van een trampoline, een beschermhoes en een beach volleybal aan [verdachte] en/of diens echtgenote betrof(Z3-3 en bijl 12-15) en/of 4 op grootboekrekening 45400 ("representatiekosten 90%") rekeningen van horecagelegenheden (zoals Duinerij, Nero's Place, Sensei, Gusto, Fabels, Joep, Le Garage en Pluche, Rode Hert en/of Mario) betreffende privé-diners van [verdachte] en/of diens echtegenote (met kinderen en/of vrienden) (Z3-4 en Z3-5), zulks (telkens) met het oogmerk om die bedrijfsadministratie (dat samenstel van die geschriften) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot welk(e) feit(en) hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. VRIJSPRAAK Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 primair, 3 primair en 7 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat Feit 2 subsidiair dat Fotohandel Flandria BV in de periode van 1 november 2000 tot en met 6 februari 2003 te Alkmaar meermalen de bedrijfsadministratie van voornoemde besloten vennootschap, zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt door valselijk en in strijd met de waarheid de hierna onder 1 en 2 genoemde debiteurenlijsten en de hierna onder 3 genoemde voorraadlijsten in die bedrijfsadministratie op te nemen: 1. de debiteurenlijst d.d. 22 mei 2002, waarin onder meer de volgende debiteurengegevens waren opgenomen c. ten aanzien van de debiteur Inca Import en/of Inca Electronic Imaging: 1. factuurnummer 601601, factuurbedrag 5.399,98 en 2. factuurnummer 601659, factuurbedrag 65.450,00 en 3. factuurnummer 601156, factuurbedrag 5.331,92 en d. ten aanzien van de debiteur Agfa-Gevaert B.V.: 1. factuurnummer 601609, factuurbedrag 5.399,98 en 2. factuurnummer 601610, factuurbedrag 12.781,03 en 3. factuurnummer 601656, factuurbedrag 41.650,00 en e. ten aanzien van de debiteur Debitel Nederland B.V., factuurnummer 601645, factuurbedrag 80.999,77 en 2. de debiteurenlijst d.d. 19 december 2002, waarin de volgende debiteurengegevens waren opgenomen b. ten aanzien van de debiteur Print Partners 2. factuurnummer 310702, factuurbedrag 7.389,27 en 3. voorraadlijsten betreffende, onder andere, aantallen en de waarden van de voorraad fotomapjes (geboekt onder ‘pocket 36 10 x 15 Flandria’ en artikelnummer 9970104 en/of ‘Mini Album by O+A’ en/of ‘Vak Album by O+A’) , te weten -een hoeveelheid van die fotomapjes, met een inkoopwaarde van 2,35 euro (de rechtbank begrijpt per stuk) (1 januari 2001) en -350.496 van die fotomapjes, met een inkoopwaarde van 4,21 euro per stuk (19 april 2002) en -350.372 van die fotomapjes, met een inkoopwaarde van 3,21 euro per stuk (22 november 2002), zulks telkens met het oogmerk om die bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan die verboden gedragingen; Feit 3 subsidiair dat Vlaanhold B.V. in de periode van 27 mei 2002 tot en met 6 februari 2003 te Alkmaar als bestuurder van Fotohandel Flandria B.V., welke B.V. bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 6 februari 2003 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van laatstgenoemde besloten vennootschap, goederen aan de boedel heeft onttrokken te weten a fotografische artikelen en/of apparatuur waarvan de opgemaakte facturen niet werden betaald en b fotografische artikelen en onderdelen van voornoemde artikelen of apparatuur waarvan de facturen op naam van [verdachte] (debiteurnummer 18971) en/of [verdachte] (debiteurnummer 71600) en/of [betrokkene 2] werden afgeboekt op het grootboeknummer 1152 (afletteren debiteuren) met als tegenrekening het grootboeknummer 8000 (opbrengst verkopen) en c opnamen en bestedingen (de rechtbank begrijpt, gelet op hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd: privé-opnamen en privé-bestedingen) ten laste van een of meer rekeningen van Fotohandel Flandria B.V. (tot een totaalbedrag van € 158.391,14, zijnde het verschil tussen de debetstand grootboekrekening 1852 d.d. 27 mei 2002 en 1 januari 2003, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan die verboden gedragingen; Feit 4 dat hij op 12 september 2003 te Alkmaar een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid in bovengenoemd verzoek verklaard dat de financiële gegevens in de bij dat verzoek overgelegde verklaring schuldsanering (art 285 Fw) van de gemeente Bergen NH (voor deze getekend door I. Visser van de Kredietbank Noord-West Alkmaar) juist en volledig zijn, zulks terwijl in dat overzicht niet was aangegeven dat verdachte een uitkering van de verzekeringsmaatschappij N.V. Interpolis genoot en in het bezit was van een auto, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken; Feit 5 dat hij in de periode van 18 september 2003 tot en met 25 oktober 2004 te Alkmaar, terwijl ten aanzien van hem, verdachte, bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 18 september 2003 de definitieve schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten die zijn schuldeisers jegens de boedel konden doen gelden, de navolgende baten niet heeft verantwoord, te weten: a een uitkering arbeidsongeschiktheidsverzekering welke verdachte genoot van de verzekeringsmaatschappij N.V. Interpolis te Tilburg van € 93,24 per dag en b inkomsten en/of vergoedingen die verdachte verkreeg voor als bedrijfsleider in een volledige dagtaak bij Goede Veld Sport verrichte werkzaamheden en c inkomsten op basis van verkopen aan Goede Veld Sport; Feit 6 dat hij in de periode van 1 juli 2003 tot en met 20 september 2004 in Nederland, anders dan door valsheid in geschrift, opzettelijk niet naar waarheid één of meer gegevens heeft verstrekt aan N.V. Interpolis te Tilburg, zijnde de verzekeringsmaatschappij door welke een verstrekking, te weten een uitkering van € 93,24 per dag, op grond van de arbeidsongeschiktheidsverzekering, werd verleend, immers heeft verdachte -aan genoemde verzekeringsmaatschappij niet gemeld dat verdachte als bedrijfsleider werkzaamheden heeft verricht bij Goede Veld Sport en daaruit inkomsten heeft genoten en -aan genoemde verzekeringsmaatschappij meegedeeld dat hij, verdachte, nog steeds arbeidsongeschikt was, of zodanig ziek was dat hij niet in staat was werkzaamheden voor een volle dagtaak te verrichten en geen inkomsten uit betaalde arbeid genoot, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte wist dat de verstrekte gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op die verstrekking dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking; Feit 7 subsidiair: dat Goede Veld Sport B.V. (G.V.S. B.V.) in de periode van 1 januari 2004 tot en met 21 september 2004 in de gemeente Zijpe meermalen de bedrijfsadministratie van Goede Veld Sport B.V. (G.V.S. B.V.), zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt door valselijk en in strijd met de waarheid in die bedrijfsadministratie te boeken 1. op grootboekrekening 2010 ("investeringen inventaris") een factuur met het nummer 042407 d.d. 9 augustus 2004 van Sport '81, factuurbedrag € 1.480,36, welke factuur de privé-levering van een tafeltennistafel aan [verdachte] en/of diens echtgenote betrof en 2. op grootboekrekening 58600 ("decoratie") een kassabon d.d. 18 juni 2004 en bijbehorende bestelbon met het nummer 31284, factuurbedrag € 687,75, welke factuur de privé-levering van een barbecue, kookboek en accessoires aan [verdachte] en/of diens echtgenote betrof en 3. op grootboekrekening 46002 ("klein invent./gereedschap") een factuur d.d. 7 april 2004 met het nummer 041105 van Sport '81, factuurbedrag exclusief BTW € 568,50, welke factuur de privé-levering van een trampoline, een beschermhoes en een beach volleybal aan [verdachte] en/of diens echtgenote betrof 4. en op grootboekrekening 45400 ("representatiekosten 90%") rekeningen van horecagelegenheden (zoals Duinerij, Nero's Place, Sensei, Gusto, Fabels, Joep, Le Garage En Pluche, Rode Hert en Mario) betreffende privé-diners van [verdachte] en diens echtgenote met kinderen en/of vrienden, zulks telkens met het oogmerk om die bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. 5. NADERE BEWIJSOVERWEGINGEN Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 subsidiair partiële vrijspraak: De rechtbank acht niet bewezen dat dit feit is gepleegd met betrekking tot de facturen van Prime Line (genoemd onder 1a en 2a) en de factuur nr. 601651 van Printpartners B.V. ten bedrage van € 80.999,77 (genoemd onder 1b en 2b-1). Verdachte heeft aangevoerd dat Prime Line de financiering verzorgde voor een deel van de kopers van de produkten van Flandria. Nadat de financieringsaanvraag door Prime Line was goedgekeurd, werd het aankoopbedrag door Prime Line aan Flandria betaald en kreeg de koper het product mee. De koper betaalde in termijnen af aan Prime Line. Volgens verdachte maakte Flandria facturen van deze verkopen op ten behoeve van de eigen administratie. Deze werden niet verstuurd naar Prime Line. De op de debiteurenlijst voorkomende facturen waren kennelijk nog niet betaald door Prime Line aan Flandria. Gezien het geringe aantal facturen en met name de geringe hoogte van de daarop voorkomende bedragen, acht de rechtbank dit niet onaannemelijk. Met betrekking tot de factuur van Printpartners B.V. heeft verdachte aangevoerd het daarop voorkomende bedrag van € 80.999,77 een reële vordering van Flandria op Printpartners is. Volgens verdachte is over deze vordering een civiele procedure gevoerd die na het faillissement van Flandria in een schikking is geëindigd. Verdachte heeft de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie van deze procedure overgelegd. In dit stuk leest de rechtbank uit de combinatie van de stellingen 2.18, 4.12 en 4.15 dat Flandria stelt dat zij van Printpartners over de jaren 1999 en 2000 een jaarlijkse reclamevergoeding van € 80.999,77 heeft ontvangen en van oordeel is dat zij nog recht heeft op € 80.999,77 reclamevergoeding over 2001. Dat van de reclamevergoeding over 2001 op 31 januari 2002 een factuur is opgemaakt is niet ondenkbaar. In dat geval staat niet op voorhand vast dat deze factuur ten onrechte op de debiteurenlijst voorkomt. verweer m.b.t. de debiteurenlijsten: Door de raadsman van verdachte is met betrekking tot feit 2 kort samengevat het volgende verweer gevoerd: De debiteurenlijsten zijn niet vals opgemaakt. De daarop voorkomende facturen zijn reële facturen en zijn terecht op de debiteurenlijst vermeld. Het opsporingsonderzoek is verricht in de administratie van Flandria die in beslag is genomen op een moment dat verdachte al niet meer op kantoor aanwezig was. De stukken zijn overhandigd door de heer [betrokkene 3], die als interim-manager was ingehuurd door Inca met het oog op een participatie van Inca in Flandria. Inca heeft op enig moment beslist dat zij, om welke reden dan ook, geen heil meer zag in een participatie in Flandria. In de visie van de verdediging heeft Inca getracht van de participatie af te komen door, op een moment dat Inca feitelijk het roer al in handen had bij Flandria, met belastend materiaal tegen Flandria en/of verdachte op de proppen te komen. De personeelsleden van Flandria ([personeelslid 1], [personeelslid 2] en [personeelslid 3]) hebben zich in hun verklaring bediend van krachtige kwalificerende termen, zoals ‘valse facturen’, maar dit blijken voornamelijk gissingen en conclusies te zijn. Dat een aantal facturen met grote bedragen niet door deze personeelsleden is verzonden, betekent niets. Verdachte heeft regelmatig bij gelegenheid van gesprekken met vertegenwoordigers en managers van zijn debiteuren facturen aan hen meegegeven. Dat deze debiteuren nu ontkennen dat ze de tenlastegelegde facturen ontvangen hebben, kan ook te maken hebben met de ongeordendheid van hun eigen administratie. En mogelijk zijn er ook debiteuren die, nu Flandria inmiddels failliet is verklaard, vanuit eigen belang de aanwezigheid en de gegrondheid van de factuur te ontkennen. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij wel eens een factuur liet opmaken om de discussie over de hoogte van de overeengekomen bonus met bijvoorbeeld Agfa-Gevaert BV op te starten. Na afronding van deze discussie zou de factuur worden gecrediteerd en zou in bepaalde gevallen voor het nader overeengekomen bedrag alsnog een factuur worden verzonden. Verdachte heeft met betrekking tot de factuur van Inca Import of Inca Electronic Imaging ( de tenlastelegging spreekt ten onrechte van Imagine ) op de terechtzitting verklaard dat een creditnota terzake zou zijn opgemaakt door de heer [betrokkene 4], die vanaf augustus 2002 namens Inca de financiële administratie van Flandria voerde omdat Inca een financieel belang in Flandria zou nemen. De rechtbank verwerpt deze verweren. De rechtbank stelt voorop dat een deel van deze verweren door de verdediging voor het eerst op deze terechtzitting is gevoerd, zodat de rechter-commissaris de getuigen op dit punt niet heeft kunnen ondervragen. De raadsman heeft de getuigen op deze onderdelen een paar zeer impliciete vragen gesteld, waardoor hij, wellicht welbewust, de gelegenheid voorbij heeft laten gaan en de rechter-commissaris de gelegenheid heeft onthouden om de getuigen over deze punten diepgaander te ondervragen. De rechtbank is ook afgezien van het bovenstaande van oordeel dat de verweren niet aannemelijk zijn geworden en acht de verklaringen van de personeelsleden van Flandria en de vertegenwoordigers van de debiteuren in hun onderlinge samenhang geloofwaardig en overtuigend. Voorts sluiten deze verklaringen aan bij de administratieve bevindingen van het opsporingsonderzoek. Met betrekking tot de verklaring van verdachte op de zitting dat soms een factuur werd opgemaakt om met bijvoorbeeld Agfa-Gevaert BV een discussie op te starten, overweegt de rechtbank als volgt. Een dergelijke ‘discussiefactuur’ moet geacht worden ten onrechte op de debiteurenlijst te zijn opgenomen, aangezien een werkelijke grondslag voor die vordering ontbreekt. Met betrekking tot de suggestie van verdachte op de terechtzitting dat [betrokkene 4] van Inca zelf een creditnota voor Inca zou hebben opgemaakt, overweegt de rechtbank dat voor deze beschuldiging in het dossier geen enkele grond is te vinden en deze ook overigens niet aannemelijk is. Verweer m.b.t. de Debitelfactuur: Met betrekking tot de factuur van Debitel heeft verdachte verklaard dat het ondoenlijk was voor Flandria om alle honderden afnemers van producten (zoals mobiele telefoons) te registreren als afzonderlijke debiteuren. Dit is een verweer vergelijkbaar met het verweer over de facturen van Printpartner. Dit zou, aldus verdachte, kunnen verklaren waarom deze factuur niet voorkomt in de boekhouding van Debitel. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat door Flandria per transactie een betaling van Debitel werd ontvangen, nadat door dit bedrijf voor de betreffende transacties goedkeuring was verleend. De door Flandria opgemaakte factuur was dan ook eerder een extra-comptabele controlelijst dan een optelling van het totaal aan vorderingen van Flandria op Debitel. Door deze facturen op de debiteurenlijst op te nemen, werd de suggestie gewekt dat tot dat bedrag een vordering op Debitel bestond. De rechtbank heeft hierboven het verweer met betrekking tot de facturen van Printpartners niet onaannemelijk geacht gezien het geringe aantal facturen, maar vooral gezien de geringe hoogte van de daarop voorkomende bedragen. Dit is echter volstrekt anders bij de factuur van Debitel. De rechtbank acht het onaannemelijk dat Debitel aankopen van telefoons tot een bedrag van € 80.999,77 onbetaald heeft gelaten. Bovendien is er een meer dan opvallende gelijkenis met het bedrag van € 80.999,77 dat op de factuur 601651 van Printpartners voorkomt. Verweer m.b.t. de voorraadlijsten: Verdachte zelf heeft op de terechtzitting ontkend dat hij enige verantwoordelijkheid draagt voor de tenlastegelegde voorraadlijsten. Hij heeft expliciet gesuggereerd dat de heer [betrokkene 4] en/of de heer [betrokkene 3], die geruime tijd op het kantoor van Flandria aanwezig zijn geweest, de tenlastegelegde voorraadlijsten hebben opgemaakt om deze - in hun streven om van de participatieafspraken af te komen - tegen verdachte te kunnen gebruiken. De rechtbank verwerpt dit verweer. Ook hier geldt dat dit verweer door de verdediging voor het eerst op deze terechtzitting is gevoerd, zodat de rechter-commissaris de getuigen [betrokkene 4] en [betrokkene 3] op dit punt niet heeft kunnen ondervragen. Ook afgezien daarvan acht de rechtbank de stellingen van verdachte onaannemelijk. De in het dossier aanwezige voorraadlijsten (p.45 en 398, 397,46 en 396) zijn geen handgeschreven kladjes, maar uitdraaien uit de geautomatiseerde bedrijfsadministratie. De lijst van 1 januari 2001 is aangetroffen in het dressoir op de kamer van verdachte (p.391). De lijst van 19 april 2002 is aangetroffen in het bureau van verdachte (p.391). Vast staat dat slechts eenmaal een hoeveelheid van 269.976 stuks van de fotomapjes door Flandria tegen een prijs van f 0,57 is ingekocht, terwijl daarna in de boekhouding zowel de aantallen als de inkoopprijs (veel) hoger zijn opgenomen. Tevens heeft een grote afwaardering van de waarde van de voorraad plaatsgevonden, nadat door de heer [betrokkene 3] aan verdachte vragen waren gesteld over de waardering van de fotomapjes in de boekhouding van Flandria. Samenvattend overweegt de rechtbank met betrekking tot feit 2 als volgt: Fotohandel Flandria B.V. heeft in de periode dat zij sterk afhankelijk was van bankkrediet vorderingen en voorraden verpand aan de Fortisbank. Maandelijks diende Flandria debiteurenlijsten en voorraadlijsten op te maken en aan de bank te verstrekken. Verdachte is er als feitelijk leidinggever voor verantwoordelijk dat op de twee tenlastegelegde debiteurenlijsten niet (meer) bestaande vorderingen zijn opgenomen en dat op de drie tenlastegelegde voorraadlijsten in strijd met de waarheid de hoeveelheid en/of de waarde van de voorraad fotomapjes sterk is opgewaardeerd. Naar het oordeel van de rechtbank had Flandria ook het oogmerk om die delen van de bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken. Met betrekking tot de debiteurenlijsten leidt de rechtbank dit af uit het feit dat beide door verdachte ondertekende debiteurenlijsten bij de Fortisbank zijn ingeleverd. Verdachte heeft beoogd, althans moeten begrijpen, dat Flandria hierdoor ruimere kredietfaciliteiten zou krijgen. Van de tenlastegelegde voorraadlijsten is niet bekend of ze al dan niet bij Fortisbank zijn ingeleverd. Ze zijn in het kantoor van Flandria aangetroffen. De daarop voorkomende onjuiste gegevens zijn daarin kennelijk welbewust opgenomen, hetzij met de bedoeling om deze te gebruiken in de relatie met de Fortisbank, hetzij in de relatie met Inca met het oog op een ophanden zijnde participatie van Inca in Flandria. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 3 subsidiair De verdediging heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit betoogd dat verdachte geen wetenschap heeft gehad dat hij de schuldeisers van Flandria zou benadelen, aangezien het voor hem niet duidelijk was dat Flandria op een faillissement afstevende. Voorts heeft verdachte door de tenlastegelegde handelingen niet meer aan Flandria onttrokken dan hij privé aan Flandria heeft uitgeleend. In ieder geval heeft hij nimmer de grens overschreden van de door hem aan Flandria verstrekte (achtergestelde) lening van 1,3 miljoen. Gesaldeerd bezien is van benadeling van schuldeisers dus geen sprake. Ten aanzien van de verweten onttrekking van fotoartikelen heeft de verdediging nog het volgende gesteld. Verdachte testte veel apparatuur. Goederen die hij daartoe meenam werden aan hem gefactureerd. Wanneer hij het apparaat weer terugbracht, werd dit door middel van een voorraadcorrectie hersteld en werd de factuur afgeboekt. De voorraad nam dan dus gewoon weer toe, tenzij het verbruiksartikelen betrof zoals fotorolletjes en batterijen. De rechtbank verwerpt deze verweren. Omtrent de financiële situatie van Flandria in de tenlastegelegde periode heeft verdachte ter zitting zakelijk weergegeven het volgende verklaard: In verband met de opkomst van de digitale fotografie is in 2001 geïnvesteerd in nieuwe laboratoria en bouwkundige aanpassingen. Daardoor ontstonden financiële problemen. In mei 2002 heeft de Fortis bank om deze reden de relatie met Flandria ondergebracht bij haar afdeling bijzonder beheer. De problemen leken echter te kunnen worden opgelost door een participatie van Inca BV in Flandria. Gesprekken daarover zijn in augustus 2002 gestart. Deze participatie zou gepaard gaan met een herstructurering, waarbij minder rendabele Flandria-vestigingen zouden worden afgestoten. Toen Inca en vervolgens de Fortis bank zich terugtrokken was duidelijk dat Flandria failliet zou gaan. Op grond van deze verklaring van verdachte en de verklaring van de getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris is de rechtbank van oordeel dat verdachte vanaf voorjaar 2002 rekening moet hebben gehouden met een mogelijk faillissement van Flandria. De rechtbank trekt de scheidslijn op 27 mei 2002, de datum waarop Flandria bij de Fortis-bank overging naar de afdeling bijzonder beheer. De daarop volgende mogelijke participatie van Inca kan bezwaarlijk anders worden gezien dan als een reddingsplan, waarmee een dreigende teloorgang van Flandria moest worden voorkomen. De rechtbank bekort het tenlastegelegde tijdvak derhalve tot de periode van 27 mei 2002 tot en met 6 februari 2003, de datum van het faillissement van Flandria. Dit betekent dat verdachte - en daarmee Vlaanhold BV - voorzover hij in deze periode bovenmatige onttrekkingen heeft verricht, geacht moet worden deze te hebben gedaan in de wetenschap dat de crediteuren van Flandria daardoor benadeeld zouden worden. De rechtbank volgt de verdediging niet in haar stelling dat, nu de onttrekkingen niet uitstijgen boven de (achtergestelde) lening die verdachte in privé aan Flandria heeft verstrekt, van benadeling van de crediteuren van Flandria geen sprake kan zijn. De achtergestelde lening was slechts achtergesteld ten opzichte van de vordering van de Fortisbank en niet ten opzichte van de overige bedrijfscrediteuren. Voorts behoort die lening tot het bedrijfsvermogen en artikel 343 van het Wetboek van strafrecht strekt ertoe dat wordt voorkomen dat het bedrijfsvermogen in het zicht van faillissement wordt uitgehold. Dat de lening van verdachte zelf afkomstig is, maakt dit niet anders. Omtrent de tenlastegelegde onttrekkingen in genoemde periode overweegt de rechtbank het volgende: ad a: Voor wat betreft de onbetaald gebleven facturen ten name van verdachte blijkt uit de stukken (Z3, Z3-2) dat verdachte, na 27 mei 2002 voor € 23.170,36 op rekening bij Flandria heeft gekocht. In deze lijst van aankopen vallen met name twee grotere bedragen op. Op 16 oktober 2002 wordt voor een bedrag van € 20.511,79 en op 30 november 2002 voor een bedrag van € 1.516,63 gekocht. De rechtbank acht het onaannemelijk dat al deze facturen vanaf 27 mei 2002 betrekking hadden op terug te bezorgen testmateriaal, nu bezien over de periode januari 1999 tot en met november 2002 een aantal van 184 facturen, met een totale waarde van € 74.063,08 is blijven openstaan en welk testmateriaal dus kennelijk niet is terugbezorgd. ad b: Ten aanzien van de afgeboekte (afgeletterde) facturen is geen specifiek verweer gevoerd. Deze afboekingen hebben blijkens de stukken (Z3-3, Z3-4 en Z3-5) alle plaatsgevonden binnen bovengenoemde verkorte periode en besloegen een bedrag van (naar de optelling van de rechtbank) in totaal € 9.904,65. ad c: Tenslotte bedroeg de toename van verdachtes debetsaldo in rekening courant in de periode van 27 mei 2002 tot en met 1 januari 2003 € 158.391,14. In totaal bedragen de in de periode 27 mei 2002 t/m 6 februari 2003 in aanmerking te nemen onttrekkingen derhalve € 191.466,15. De rechtbank acht deze onttrekkingen in totaal en tegen de achtergrond van het dreigend faillissement van Flandria bovenmatig. Temeer nu verdachte naast de onttrekkingen tevens een salaris ontving. Nu verdachte – en daarmee Vlaanhold BV - zoals boven overwogen, zich ervan bewust moet zijn geweest dat de crediteuren van Flandria door de onttrekkingen werden benadeeld, acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 4 Verdachte heeft op de terechtzitting onder meer aangevoerd dat hij bij zijn verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling, zonder opzet heeft verzuimd op te geven dat hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot van de verzekeringsmaatschappij N.V. Interpolis. Verdachte heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat deze uitkering zou stoppen, aangezien hij bij Goede Veld Sport werkzaam was. Voorts heeft verdachte naar voren gebracht dat hij deze uitkering wel later, bij het bureau Stam & Stevens Consultancy alsook bij zijn bewindvoerder mr. S.H.M. Branger heeft gemeld. Voor wat betreft de auto heeft verdachte verklaard dat hij deze auto, een Range Rover, niet heeft vermeld, aangezien hij deze auto op naam van [betrokkene 5] heeft laten zetten, teneinde [betrokkene 5] een onderpand te verstrekken in verband met een schuld die verdachte nog aan [betrokkene 5] had. De rechtbank verwerpt deze verweren. Ten aanzien van de arbeidsongeschiktheidsuitkering overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op de vragen vermeld op het formulier ‘Verklaring schuldsanering’, met name vraag 4.6, is het evident dat de omstandigheid dat verdachte een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot had moeten worden vermeld. Dit volgt niet alleen uit de in de verklaring gestelde vragen, maar eveneens uit de strekking van de saneringsregeling, namelijk dat gedurende de saneringsperiode zoveel mogelijk vermogensbestanddelen ten goede komen aan de boedel. Uit het door verdachte gevoerde verweer volgt dat hij de uitkering bewust niet heeft vermeld. Reeds daarmee is zijn opzet gegeven. Verdachte heeft voorts op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat hij van mening kon zijn dat de uitkering van Interpolis (op korte termijn) zou stoppen. Verdachte genoot sedert 11 maart 2003 een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Volgens zijn eigen verklaring is hij op 1 juli 2003 aan het werk gegaan bij Goede Veld Sport. Hij heeft hierin geen aanleiding gezien de uitkering van Interpolis op te zeggen en de uitkering is evenmin vanzelf gestopt. Er was bij de indiening van het schuldsaneringsverzoek op 12 september 2003 voor verdachte geen aanleiding te veronderstellen dat de uitkering nu wel zou stoppen, aangezien daarvoor een actie van verdachte zelf nodig was. Verdachte heeft niet aangevoerd dat hij op het moment van ondertekening enige actie in de richting van Interpolis had ondernomen, gericht op stopzetting van de uitkering. Bovendien heeft verdachte op de terechtzitting verklaard dat hij ten tijde van het aanvragen van de schuldsaneringsregeling door ziekte al weer was gestopt met werken. Als die verklaring waar zou zijn, was er ten tijde van de aanvraag al helemaal geen reden te denken dat de uitkering zou stoppen. Dat verdachte in een later stadium wellicht heeft gepoogd de bewindvoerder alsnog van de juiste informatie te voorzien is voor de beoordeling van dit feit niet van belang. Het is eveneens evident dat de eigendom van een auto type Range Rover met een waarde van tenminste € 20.000,- moet worden vermeld bij de aanvraag van een schuldsaneringsregeling. Hiertoe was gelegenheid bij vraag 7.4 van het formulier, waar een auto bij wijze van voorbeeld van overig vermogen expliciet wordt genoemd. De verklaring van verdachte dat hij de Range Rover op naam van [betrokkene 5] heeft laten zetten teneinde [betrokkene 5] zekerheid te verschaffen in verband met een geldschuld, wordt door [betrokkene 5], zij het impliciet, bestreden (Z1-7). Volgens [betrokkene 5] heeft verdachte hem gevraagd deze auto tijdelijk op zijn naam laten zetten. Verdachte had hem gezegd dat hij dit deed voor een kennis die in verband met een scheiding van die auto af moest. [betrokkene 5] heeft de auto alleen bij de overschrijving van het kenteken gezien en hij heeft nooit iets voor de auto betaald. Evenmin is hij betrokken geweest bij de latere inruil van de auto. Verdachte heeft niets aangevoerd of overgelegd dat zijn verklaring ondersteunt. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de verklaring van [betrokkene 6] (Z1-8) die onder meer heeft verklaard dat hij de deal inzake de te leasen Mercedes ML430 en de daarbij in te ruilen Range Rover volledig met verdachte heeft afgehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank is het verweer niet aannemelijk geworden. Maar ook indien de verklaring van verdachte juist zou zijn, kan het verweer niet slagen, aangezien het niets afdoet aan het feit dat verdachte ten tijde van de schuldsanerings-aanvraag eigenaar was van de auto. Gelet op bovenvermelde strekking van de saneringsregeling en de in de verklaring gestelde vragen met bijbehorende toelichting, behoorde de auto ook onder die omstandigheden te worden vermeld. Verdachte moet zich hiervan naar het oordeel van de rechtbank bewust zijn geweest. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 5 Ad a: Verdachte heeft, kort samengevat, verklaard dat hij het feit dat hij sedert 11 maart 2003 een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot van de verzekeringsmaatschappij N.V. Interpolis heeft gemeld aan zijn bewindvoerder, mr. S.H.M. Branger. Verdachte of zijn advocaat mr. Sweep heeft een berekening van het vrij te laten vermogen van het bureau Stam & Stevens Consultancy verstuurd naar de bewindvoerder. In deze berekening is expliciet melding gemaakt van het feit dat verdachte een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot. Voorts stelt verdachte dat het bijzonder moeilijk was contact met de bewindvoerder te krijgen. De rechtbank verwerpt dit verweer. De bewindvoerder heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte haar nooit heeft verteld dat hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot, terwijl zij hem meermalen heeft gevraagd naar zijn inkomsten. Evenmin heeft zij een berekening van het bureau Stam & Stevens Consultancy ontvangen waaruit zij had kunnen opmaken dat verdachte een uitkering genoot. Wel heeft de bewindvoerder verklaard dat zij bij de schuldsaneringsaanvraag een loonstrook van verdachte heeft gezien waaruit bleek dat hij als bedrijfsleider werkzaam was bij Goede Veld Sport, maar dat verdachte haar korte tijd later vertelde dat hij al weer snel met werken was gestopt omdat hij ziek was. De bewindvoerder heeft verklaard dat zij drie maal uitvoerig met verdachte heeft gesproken en dat zij gedurende de gehele periode bereikbaar is geweest voor verdachte. Wat de bereikbaarheid betreft was de situatie eerder andersom. Aangezien verdachte gedurende maanden zijn post niet ophaalde, heeft zij een grote stapel post op het huisadres van verdachte in Bergen afgeleverd. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris in de schuldsaneringsprocedure op 3 december 2004 heeft overigens ook mr. Sweep, die verdachte destijds als advocaat bijstond, verklaard dat hij ten tijde van het indienen van de aanvraag niet wist dat verdachte een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot. (dit proces-verbaal is gevoegd in de zg. extra map) De bewindvoerder heeft verklaard dat zij uit de post van verdachte niet heeft kunnen opmaken dat verdachte een uitkering genoot, aangezien deze uitkering op de bankrekening van zijn echtgenote werd gestort. Verdachte heeft dit op de terechtzitting bevestigd en verklaard dat hij door financiële problemen in de periode dat hij de uitkering genoot niet kon beschikken over een eigen bankrekening. De rechtbank acht dit niet aannemelijk, aangezien verdachte sedert 11 maart 2003 de uitkering genoot en pas in september 2003 privé zodanige financiële problemen kreeg dat hij een verzoek deed om in de schuldsaneringsregeling te komen. Op grond van het vorenstaande is niet aannemelijk geworden dat verdachte de bewindvoerder in de schuldsanering op de hoogte heeft gesteld van het feit dat hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot. Ad b: Verdachte ontkent dat hij inkomsten en/of vergoedingen uit werkzaamheden als bedrijfsleider in een volledige dagtaak bij Goede Veld Sport voor de bewindvoerder heeft verzwegen. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat hij weliswaar op 1 juli 2003 is gaan werken bij Goede Veld Sport, maar dat hij al snel ziek werd en daarna niet meer voor de volle werktijd heeft gewerkt. Dat men hem bij de observaties veel in de sporthal heeft gezien, is logisch, aangezien hij in de tijd dat hij in de sporthal aanwezig was ook werkzaamheden verrichtte in verband met de afwikkeling van het faillissement van Flandria B.V. en regelmatig tennisles gaf aan zijn kinderen. Hij heeft slechts op arbeidstherapeutische basis wat werkzaamheden verricht bij Goede Veld Sport. Voorts stelt verdachte dat hij geen inkomsten en/of vergoedingen heeft genoten De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de verklaringen van getuige [getuige 2] en verdachtes echtgenote in samenhang met de afgeluisterde telefoongesprekken en de observaties, blijkt dat verdachte zeer frequent als bedrijfsleider voor Goede Veld Sport werkzaam was. Volgens getuige [getuige 2] was verdachte vijf of zes volle dagen aanwezig en maakte verdachte net als hij zelf lange dagen. Volgens [getuige 2] heeft verdachte vorig jaar een week vakantie gehad en heeft verder alleen maar gewerkt (E-7). Bij de rechter-commissaris heeft de getuige [getuige 2] verklaard dat verdachte de zaak draaiende hield na de overname en dat verdachte regelmatig, ‘zeg maar elke dag’, bij GVS aanwezig was, van maandag tot vrijdag overdag en daarnaast ook wel eens ’s avonds en in het weekend. Volgens [getuige 2] heeft verdachte niet met hem besproken dat hij op arbeidstherapeutische basis zou werken. De echtgenote van verdachte verklaart bij de politie dat verdachte op 1 juli 2003 bij GVS is gaan werken. Hij begon met een aantal uren. Zij verklaart dat zij het moeilijk vond om tegen de medewerkster van Interpolis te zeggen dat verdachte ‘gewoon aan het werk was’. (C5) Deze verklaringen verdragen zich niet met het door verdachte opgeroepen beeld dat hij slechts op arbeidstherapeutische basis wat werkzaamheden verrichtte. Naar het oordeel van de rechtbank staat ook vast dat verdachte inkomsten en/of vergoedingen heeft genoten uit de werkzaamheden bij Goede Veld Sport. Volgens de getuige [getuige 2]s kreeg verdachte, omdat hij zich geen salaris liet uitbetalen, een leaseauto van het bedrijf ter beschikking. Het betreft een Mercedes ML340 waarvoor door het bedrijf € 1.100,- per maand werd betaald (E-7). Voorts is uit het onderzoek (met name uit het proces-verbaal Z3-4) en de verklaring van verdachtes echtgenote gebleken dat verdachte op vrij ruime schaal privé-uitgaven betaalde met een bankpas van het bedrijf. Ad c: Met betrekking tot de verkopen van privégoederen van verdachte aan GVS heeft verdachte op de terechtzitting het verweer gevoerd dat de goederen weliswaar nadat op 18 september 2003 de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing was geworden, zijn betaald, maar dat deze goederen al ruim voor 18 september 2003 waren verkocht. Ook dit verweer kan niet slagen. Ook als juist is wat verdachte stelt, dan nog had hij de betalingen die hij ontving nadat de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing was geworden moeten verantwoorden aan de bewindvoerder. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 6 Ook met betrekking tot het verwijt dat hij Interpolis niet op de hoogte heeft gesteld van zijn werkzaamheden en inkomsten daaruit bij Goede Veld Sport, heeft verdachte aangevoerd dat hij al snel na 1 juli 2003 ziek werd en daarna niet meer voor de volle werktijd, maar slechts op arbeidstherapeutische basis heeft gewerkt. Hij heeft dat gedaan in nauw overleg met de medisch rapporteur dr. Gransbergen. Aangezien hij er steeds vanuit is gegaan dat dr. Gransbergen zijn aanspreekpunt was bij Interpolis, is hij van oordeel dat hij niets heeft verzwegen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zoals hiervoor bij feit 5 besproken, is de rechtbank op grond van de verklaringen van getuige [getuige 2] en verdachtes echtgenote in samenhang met de afgeluisterde telefoongesprekken en de observaties, van oordeel dat verdachte als bedrijfsleider in een volledige dagtaak voor Goede Veld Sport heeft gewerkt en daaruit inkomsten genoot. Dit gegeven had verdachte aan Interpolis moeten melden en uit de verklaring van verdachte zelf blijkt al dat hij dat niet heeft gedaan. De rechtbank hecht geen geloof aan de bewering van verdachte dat hij slechts op arbeidstherapeutische basis wat werkzaamheden heeft verricht. Door dit oordeel van de rechtbank is de vraag of verdachte met dr. Gransbergen gesprekken heeft gevoerd over het verrichten van werkzaamheden op arbeidstherapeutische basis niet meer van belang. In werkelijkheid werkte hij in een volledige dagtaak. Desondanks overweegt de rechtbank met betrekking tot dit verweer ten overvloede het volgende: Op 3 februari 2005 heeft de rechtbank naar aanleiding van een verzoek van de verdediging om dr. Gransbergen als getuige te horen beslist dat de verdediging eerst dr. Gransbergen zal verzoeken schriftelijk te rapporteren, aan de hand van welk rapport de rechter-commissaris na overleg met de officier van justitie en de raadsman zal beoordelen of het nodig is dr. Gransbergen ook nog als getuige te horen. Op de laatste terechtzitting heeft de verdediging op daartoe strekkende vragen van de voorzitter niet kunnen of willen toelichten waarom geen verzoek tot schriftelijke rapportage aan dr. Gransbergen is gedaan. Uit de verklaringen van [betrokkene 7] (Z2-3) en [betrokkene 8] (Z2-2) en uit de verslagen van de arbeidsdeskundige F. Rill (Z2-4) is van een dergelijk contact tussen verdachte en dr. Gransbergen niet gebleken. De mededelingen die verdachte volgens de tenlastelegging wel aan Interpolis heeft gedaan zijn ontleend aan het verslag van F. Rill van 7 mei 2004 (Z2-4). Op grond van het vorenstaande verwerpt de rechtbank de verweren en acht het feit bewezen zoals het hiervoor is bewezenverklaard. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 7 subsidiair Ad 1, 2 en 3) Verdachte heeft onder meer aangevoerd dat de op kosten van het bedrijf aangeschafte tafeltennistafel, barbecue en trampoline weliswaar in de tuin van zijn woning stonden, maar dat deze te zijner tijd zouden worden gebruikt voor een nog in verdachtes woning op te richten kinderopvang ten behoeve van klanten van een nog op te richten sportaccommodatie Goede Veld Beach. Om deze reden waren het volgens verdachte wel degelijk zakelijke uitgaven. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Het verweer met betrekking tot de in zijn tuin aanwezige tafeltennistafel, barbecue en trampoline is niet aannemelijk geworden. Het verweer komt de rechtbank zeer onwaarschijnlijk voor. Bovendien is nergens in het dossier een aanwijzing te vinden dat er op dat moment al plannen waren, die zich in een begin van uitvoering hadden geconcretiseerd, om te komen tot een nieuwe sportaccommodatie Goede Veld Beach, laat staan een in de woning van verdachte in te richten kinderopvang voor klanten van Goede Veld Beach. Bovendien heeft [betrokkene 9] bij de politie verklaard dat verdachte kort na de inval van de politie bij haar is gekomen om over de aanschaf van verschillende privé-zaken te praten. Hij vertelde haar dat hij en zijn echtgenote [betrokkene 1] een aantal zaken, waaronder een tafeltennistafel en een trampoline, met de zakelijke bankpas van Goede Veld Sport hadden gekocht en dat de betalingen daarvoor ten laste van de rekening-courant van [betrokkene 1] geboekt moesten worden (bijlage F5). Deze verklaring duidt er niet op dat het om zakelijke aankopen gaat. Ad 4) Ten aanzien van de rekeningen van horecagelegenheden heeft verdachte als verweer aangevoerd dat deze weliswaar vrijwel alle voorlopig als zakelijke uitgaven waren geboekt, zij het zonder dat hij daartoe opdracht had gegeven, maar dat aan het eind van het betreffende jaar zou worden uitgezocht welke uitgaven als zakelijk en welke als privé moesten worden geboekt. Voorts heeft verdachte aangevoerd dat de bonnen zeker niet alleen betrekking hebben op privé-etentjes. Volgens verdachte zijn uiteindelijk na het strafrechtelijk onderzoek de privé etentjes verrekend met het salaris dat zijn echtgenote nog tegoed had van Goede Veld Sport. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Uit het onderzoek is gebleken dat in de periode van 1 januari 2004 tot en met 12 oktober 2004 108 keer een uitgave ten laste van de grootboekrekening ‘representatiekosten 90%’ is geboekt tot een totaal bedrag van € 10.240,93. Het betreft veelal aankopen met gebruikmaking van de bankpas van het bedrijf in kledingwinkels, parfumerieën en levensmiddelenwinkels en zeer vaak betalingen in restaurants in de omgeving van Bergen. In proces-verbaal Z3-4 zijn 41 uitgaven geanalyseerd door de afschrijvingen te vergelijken met eventuele observaties en afgeluisterde telefoongesprekken op of rond het tijdstip van de uitgaven. Daaruit heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat het hoofdzakelijk om privé-uitgaven gaat. Bovendien heeft verdachtes echtgenote verklaard dat ook zij, maar vooral verdachte zelf, privé-aankopen en veel privé-etentjes betaalde met gebruikmaking van de bankpas van het bedrijf (bijlagen C5 en C6). De getuige [getuige 2] verklaart bij de rechter-commissaris dat hij verdachte wel eens toestemming heeft gegeven om op rekening van GVS uit eten te gaan, maar niet zoveel als later bleek. [getuige 2] kan zich herinneren dat hij toestemming had gegeven om een keer in de twee of drie weken uit eten te gaan. Tenslotte vertoont dit onderzoek sterke overeenkomst met het onderzoek dat verbalisant Fokkinga heeft gedaan in het kader van het onderzoek Kameel I naar het privé-gebruik van de Visa creditcard van Flandria B.V. (aanv. pvb van 15 februari 2005 in extra ordner en de afschriften in Z3-6 in Kameel II onderzoek) Ook daarover verklaart verdachtes echtgenote dat zij met de creditcard van Flandria met instemming van haar man privé-uitgaven heeft gedaan (bijlage C6). Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat het de bedoeling was dat deze kosten later alsnog uit privé middelen zouden worden betaald. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het, gezien het grote aantal bonnen van horecagelegenheden, vrijwel onmogelijk zou zijn aan het einde van het jaar vast te stellen of het om zakelijke dan wel om privé etentjes ging. 6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: feit 2 subsidiair valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd feit 3 subsidiair als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers goederen aan de boedel onttrekken, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd feit 4 valsheid in geschrift feit 5 bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd feit 6 anders dan door valsheid in geschrift opzettelijk niet naar waarheid gegevens verstrekken aan degene door wie enige verstrekking wordt verleend, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl hij weet dat de verstrekte gegevens van belang zijn de voor de vaststelling van zijn recht op die verstrekking dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking, meermalen gepleegd feit 7 subsidiair valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd 7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 8. MOTIVERING VAN DE STRAF De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft zich zowel zakelijk als privé schuldig gemaakt aan een aantal delicten. Verdachte was via Vlaanhold B.V. bestuurder van Fotohandel Flandria B.V. Hij is als feitelijk leidinggever aansprakelijk voor het feit dat deze vennootschap delen van haar bedrijfsadministratie, nl. debiteurenlijsten en voorraadlijsten, vals heeft opgemaakt. Hierbij heeft verdachte mogelijk de bedoeling gehad het familiebedrijf Flandria door zekerstelling van ruimer bankkrediet door een financieel moeilijke periode te helpen. Hij moet zich ervan bewust zijn geweest dat de bank door de onjuiste debiteurenlijsten meer risico liep dan zij bij juiste informatie zou hebben gelopen. Overigens heeft de rechtbank minder facturen bewezen verklaard dan de officier van justitie in zijn requisitoir heeft gevorderd. Tevens is hij als feitelijk leidinggever aansprakelijk voor het feit dat Vlaanhold B.V. als bestuurder goederen en gelden heeft onttrokken aan de boedel van de later faillietverklaarde vennootschap Fotohandel Flandria B.V. Hierdoor heeft verdachte, die zelf een grote vordering op de boedel had, mogelijk getracht bij een eventueel faillissement zijn eigen schade te beperken, daarbij op de koop toenemend dat dit ten koste zou gaan van de bedrijfscrediteuren. De rechtbank is uitgegaan van een aanmerkelijke kortere periode dan de officier en komt dientengevolge tot een lager benadelingsbedrag voor de bedrijfscrediteuren. In een later stadium heeft verdachte een verzoek tot schuldsanering valselijk opgemaakt door daarin niet te vermelden dat hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering van Interpolis ontving en dat hij in het bezit was van een auto die een aanmerkelijke waarde vertegenwoordigde. Eenmaal toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, heeft hij de eerder genoemde arbeidsongeschiktheidsuitkering, zijn inkomsten uit werkzaamheden als bedrijfsleider bij Goede Veld Sport en inkomsten uit verkopen van goederen verzwegen voor de bewindvoerder. Ook in de relatie met Interpolis heeft verdachte verzwegen dat hij als bedrijfsleider werkzaamheden verrichtte bij Goede Veld Sport en dat hij daaruit inkomsten genoot. Voorts is verdachte als feitelijk leidinggever aansprakelijk voor het feit dat Goede Veld Sport delen van de bedrijfsadministratie van Goede Veld Sport vals heeft opgemaakt door privé-aankopen van verdachte zakelijk te doen boeken. Tenslotte heeft verdachte met gebruikmaking van de bankpas van het bedrijf een groot aantal privé-diners betaald die als zakelijke onkosten zijn geboekt. Bij deze laatste vier strafbare feiten heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij in allerlei situaties er op uit is geweest om zichzelf te bevoordelen, ook als anderen daardoor schade lijden. Hij heeft na het faillissement van het familiebedrijf Flandria, dat ongetwijfeld een dramatische gebeurtenis voor hem is geweest, kennelijk niet kunnen accepteren dat dit zou leiden tot een aanmerkelijk soberder levensstijl voor zichzelf en zijn gezin. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 28 oktober 2004, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van mishandeling en afpersing tot vrijheidsbenemende straffen en/of een werkstraf is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. - de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 17 april 2000 en 12 april 2004 van Th.A.M. Houtenbos respectievelijk J.C. Punt als reclasseringswerk(st)er verbonden aan de Reclassering Nederland. Na het faillissement van Flandria is verdachte, nadat ruim een jaar de schuldsanerings-regeling op hem van toepassing was, op 6 januari 2005 ook privé failliet verklaard. Verdachte heeft op de terechtzitting aangegeven dat hij thans op vrijwillige basis werkt in de ouderenzorg. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een deels voorwaardelijke en deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats is. De rechtbank heeft overwogen of de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke deel rechtvaardigt dat langer is dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Aangezien de voorlopige hechtenis reeds is geschorst, ziet de rechtbank hiervoor, mede gelet op hetgeen gebruikelijk voor dit soort feiten wordt opgelegd, onvoldoende aanleiding. De rechtbank zal het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen vrijheidsstraf derhalve gelijkstellen met het reeds ondergane voorarrest. De rechtbank is van oordeel dat tevens een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven. De rechtbank heeft er bij de bepaling van de strafmaat ten slotte rekening mee gehouden dat verdachte eerder is veroordeeld, terwijl een van de onderhavige feiten vóór die veroordelingen is begaan. 9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 57, 63, 225, 227a, 341, 343 van het Wetboek van Strafrecht. 10. BESLISSING De rechtbank: ? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair en 7 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. ? Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. ? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. ? Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. ? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 365 (drie honderd vijf en zestig) dagen. Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 191 (honderd één en negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist. Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. ? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde voorts tot een taakstraf voor de duur van 240 (twee honderd veertig) uren. Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 120 (honderd twintig) dagen. Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf. Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. Dit vonnis is gewezen door mr. A. van der Perk, voorzitter, mr. A.J. Dondorp en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters, in tegenwoordigheid van R. van der Vecht, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2005.