Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1203

Datum uitspraak2006-10-26
Datum gepubliceerd2006-10-31
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers473/2006
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

Artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Bij vervroeging Beslissing van 26 oktober 2006 in de zaak onder rekestnummer 473/2006 NOT van: [A], [Y], Beiden wonende te [plaats], APPELLANTEN, gemachtigde: mr. E. Bongers, t e g e n MR. [Z], oud-notaris te [plaats], GEÏNTIMEERDE, gemachtigde: mr. M. Groen. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 23 maart 2006 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van de zijde van appellanten, verder te noemen klagers, waarbij zij tijdig hoger beroep hebben ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Haarlem, verder te noemen de kamer, van 14 februari 2006, verzonden 1 februari 2006, waarbij de klacht van klagers tegen geïntimeerde, verder te noemen de oud-notaris, niet-ontvankelijk is verklaard. 1.2. Van de zijde van de oud-notaris is een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen op 8 mei 2006. 1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 28 september 2006. Klagers, de oud – notaris en hun gemachtigden zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van een pleitnotitie. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken. 3. De ontvankelijkheid van klagers in hun klacht 3.1. Het hof dient de ontvankelijkheid van de klacht te beoordelen aan de hand van het bepaalde in artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt, hierna: Wna. Ingevolge artikel 99 lid 12 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klachtgerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen. 3.2. De klacht van klagers is op 28 juni 2005 ter griffie van de kamer ingekomen De klacht houdt in dat de notaris aan de vader van klagers een door hem opgestelde volmacht, gedateerd 11 september 2000, ter hand heeft gesteld teneinde die door klagers te doen ondertekenen, zonder die volmacht nader toe te lichten en zonder klagers uit te leggen welke consequenties de ondertekening door klagers van deze volmacht voor hen zou hebben. Voorts verwijten klagers de notaris dat hij op 11 september 2000 de transportakte heeft verleden waarbij de vader van klagers met gebruikmaking van de volmacht het tot de nalatenschap behorende woonhuis op zijn eigen naam heeft doen stellen. 3.3. Gelet op voormeld artikel konden klagers op 28 juni 2005 nog slechts klagen over gedragingen van de notaris waarvan zij op of na 28 juni 2002 hebben kennis genomen. De volmacht, waarbij klagers verklaren en erkennen dat alle bezittingen van hun overleden moeder volledig door de vader zijn gefinancierd en dat deze bezittingen ten name van de vader dienen te worden gesteld, is op 11 september 2000 door klagers ondertekend. Hierbij hebben klagers tevens een algehele volmacht aan hun vader verleend ter afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder. Blijkens het proces-verbaal van comparitie van partijen van 18 november 2004 in het rechtsgeding tussen klagers en hun vader, aanhangig bij rechtbank Haarlem onder rolnummer 100455/ HA ZA 04-424, gedateerd 18 november 2004, hebben klagers de volmacht op 11 september 2000 globaal gelezen en daarna getekend. Bovendien blijkt uit dit proces-verbaal dat klagers er altijd van uit zijn gegaan dat alle bezittingen van de vader waren en dat hij daarmee kon doen en laten wat hij wilde. Hieruit volgt dat klagers op 11 september 2000 bekend waren met het handelen van de oud-notaris ter zake van de volmacht, zodat hun klacht daarover te laat is ingediend. Hetzelfde geldt voor zover de klacht ziet op het verlijden van de transportakte op 11 september 2000. Klagers waren bij dit transport immers vertegenwoordigd, zodat zij reeds op de dag van het transport zelf geacht moeten worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Klagers kunnen dan ook niet ontvangen worden in hun klacht. 3.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven. 3.5. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. 4. De beslissing Het hof: - verwerpt het beroep. Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, J.C.W. Rang en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 26 oktober 2006 door de rolraadsheer. DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT HAARLEM Beschikking d.d. 14 februari 2006 van de Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen in het arrondissement Haarlem, nader ook “de Kamer”, in de zaak onder nummer K 13.05 van: Nicolaas Gerardus [X], wonende te [plaats], en Petra Monique [Y], wonende te [plaats], nader ook: klagers. advocaat: mr E. Bongers, kantoorhoudende te Haarlem. ---tegen--- mr A.Th.L. Hoekstra, oud-notaris te [plaats], nader ook: de notaris. advocaat: mr A.R. Sturhoofd, kantoorhoudende te Amsterdam. 1. Verloop van de procedure. Voor het verloop van de procedure verwijst de Kamer naar de navolgende aan de Kamer tot het nemen van een beslissing overgelegde bescheiden, waarvan de inhoud als hier ingevoegd dient te worden aangemerkt: - de op 28 juni 2005 ter secretarie van de Kamer ingekomen brief met 21 bijlagen van klagers van 28 juni 2005; - het verweerschrift van de advocaat van de notaris van 22 augustus 2005 met vier bijlagen, waarin het antwoord; 1.2 In de openbare vergadering van de Kamer van 13 december 2005 zijn klagers en hun advocaat, alsmede de notaris en zijn advocaat gehoord. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten toe te lichten, waarbij de beide raadslieden zich hebben bediend van pleitnotities. Vervolgens heeft de voorzitter van de Kamer de behandeling gesloten en bepaald dat op 14 februari 2006 een beschikking zal volgen. 2. Relevante vaststaande feiten. Bij de beoordeling van de klacht wordt van het navolgende uitgegaan: a. Op 21 februari 2000 is overleden Wilhelmina [A], de moeder van klagers (hierna: de erflaatster). b. De erflaatster heeft bij testament van 28 juli 1983 klagers tot de enige erfgenamen van haar nalatenschap benoemd. c. De erflaatster is op 7 maart 1961 met Nicolaas Gerardus [X] sr., de vader van klagers (hierna: de vader) in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. d. Op 15 juni 1990 hebben de erflaatster en de vader de woning aan de Julianaweg 44 te [plaats] in eigendom verkregen tegen betaling van een bedrag van NLG 360.000,--. e. Op 18 december 1992 hebben klagers ten overstaan van de notaris een akte ondertekend, waarin – voor zover hier van belang - is vermeld dat de erflaatster en de vader in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. f. Het huwelijk van de erflaatster en de vader is op 31 december 1993 ontbonden door inschrijving van de op 18 oktober 1993 door de rechtbank te Amsterdam op gemeenschappelijk verzoek gewezen echtscheidingsbeschikking. g. Door de notaris is op 31 december 1993 een akte van deling/levering verleden, waarbij de erflaatster en de vader onder meer verklaren alle tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen toe te delen aan de erflaatster en dat die goederen zich in haar macht bevinden. Bij de akte is voorts de woning aan de Julianaweg te [plaats] aan de erflaatster in eigendom geleverd, onder de verplichting het in onderling overleg overeengekomen bedrag wegens overbedeling aan de vader te voldoen. Tenslotte hebben de erflaatster en de vader bij de akte elkaar ter zake van de verdeling volledige kwijting verleend. h. De erflaatster en de vader zijn na de echtscheiding op Curaçao gaan wonen en hebben tot aan het overlijden van de erflaatster feitelijk als echtpaar geleefd. In 1999 hebben zij zich weer in Nederland gevestigd. i. Op 11 september 2000 hebben klagers en de vader een door de notaris opgestelde overeenkomst/volmacht (hierna: de volmacht) ondertekend. j. In de volmacht verklaren en erkennen klagers dat alle bezittingen van de erflaatster volledig door de vader zijn gefinancierd en dat deze bezittingen ten name van de vader dienen te worden gesteld. Voorts geven de klagers aan de vader een algemene volmacht om de nalatenschap van de erflaatster af te wikkelen. k. Op 11 september 2000 is ten overstaan van de notaris de transportakte verleden, waarbij de woning aan de Julianaweg te [plaats] aan de vader is geleverd. De vader heeft de koopprijs verrekend met zijn vorderingen op de nalatenschap. l. Bij brief van 4 november 2004 heeft de advocaat van klagers (hierna: mr Bongers) de notaris om een toelichting verzocht op voormelde levering aan de vader. m. In zijn brief van 14 november 2003 heeft de notaris onder meer het navolgende aan mr Bongers medegedeeld: “(…) meld ik u dat alle ontwerpen voor uw cliënten via hun vader aan hen zijn toegezonden, dat hun vader met hen duidelijk de te tekenen stukken heeft doorgenomen (…) en dat zij ten blijke van hun instemming met de volmacht mij een kopie van hun legitimatiebewijzen verstrekt hebben. Reeds tijdens het leven van mevrouw W. [X] is door de hele familie [X] op elkaar een volmacht gemaakt, waarvan nog een kopie in mijn bezit is, zodat de handtekeningen van de kinderen aan mij bekend waren. Bij de levering van het pand heb ik veiligheidshalve de kinderen opnieuw een volmacht laten tekenen waarin uitdrukkelijk vermeld dat alle bezittingen van hun moeder aan hun vader toekomen en als extra bewijs een kopie van hun legitimatiebewijs gevraagd. (…)”. n. Op 1 maart 2004 hebben klagers een procedure bij de Rechtbank Haarlem aanhangig gemaakt, waarbij zij de rechtbank verzoeken de notaris te veroordelen tot het betalen aan hen van een schadevergoeding. In dit verband hebben klagers gesteld dat zij door de inhoud van de volmacht zijn misleid. Volgens klagers heeft de notaris een valse voorstelling van zaken gegeven door in de volmacht tot uitdrukking te brengen dat alle bezittingen door de vader waren gefinancierd. o. Bij vonnis van 4 mei 2005 heeft de rechtbank de vordering van klagers afgewezen. 3. Inhoud van de klacht. 3.1 De klacht, zoals deze ter zitting nader is toegelicht, spitst zich toe op het navolgende: Klagers verwijten de notaris dat hij hen heeft misleid, aangezien de notaris hen heeft verzocht een door hem opgestelde volmacht te ondertekenen, terwijl hij de volmacht niet (op zijn kantoor) mondeling heeft toegelicht en hen evenmin heeft uitgelegd, welke de consequenties voor hen zouden zijn, als ze tot ondertekening zouden overgaan. 3.2 Tegen deze achtergrond verwijten klagers de notaris onzorgvuldig handelen als bedoeld in artikel 98 van de Wet op het notarisambt. 4. Het standpunt van de notaris. 4.1 Met betrekking tot de klacht heeft de notaris gesteld dat het klachtrecht terzake verjaard is. Hij verwijst daarbij naar artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt, waarin een termijn van drie jaren wordt vermeld binnen welke de klacht moet worden ingediend, nadat de klagers van het klachtwaardig handelen of nalaten van de notaris hebben kennis genomen. 5. Het verweer van klagers. 5.1 Klagers hebben ter zitting naar voren gebracht dat zij eerst in 2003 hebben ontdekt dat zij als gevolg van het ondertekenen van de volmacht zijn benadeeld. Aan de volmacht ligt volgens klagers wellicht ten grondslag de aanname dat alle bezittingen van de erflaatster waren gefinancierd door hun vader, maar zij zijn er altijd van uit gegaan dat hun ouders op huwelijkse voorwaarden waren getrouwd op basis waarvan hun vader de eigendom van alle bezittingen had. Eerst in 2003 zijn zij te weten gekomen dat hun ouders in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd, zodat volgens hen de inhoud van de volmacht niet strookte met de realiteit. 6. De beoordeling. 6.1 Klagers kunnen niet worden ontvangen in hun klacht, nu er een termijn van meer dan drie jaar is verstreken tussen het tijdstip waarop het gestelde handelen of nalaten heeft plaatsgevonden (september 2000) en het tijdstip waarop de klacht is ingediend (28 juni 2005). Het klachtrecht van klagers is ingevolge het bepaalde in artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt verjaard. 6.2 Klagers betwisten weliswaar dat het klachtrecht is verjaard en hebben in dit verband gewezen op de omstandigheid dat hen eerst in 2003 is gebleken dat hun ouders in gemeenschap van goederen waren gehuwd geweest, zodat ook pas toen bleek dat zij door het tekenen van de volmacht zichzelf hadden benadeeld, maar deze betwisting wordt verworpen. Hieromtrent wordt in de eerste plaats overwogen dat genoemde stelling van klagers in strijd is met hetgeen hiervoor bij de vaststaande feiten onder 2 e. is vermeld. Daaruit blijkt immers dat zij al in 1992 wisten dat hun ouders in gemeenschap van goederen waren gehuwd. In de tweede plaats staat het tussen de ouders bestaand hebbende huwelijksgoederenregiem los van de inhoud van de door klagers ondertekende volmacht. In die volmacht is immers tot uitdrukking gebracht dat klagers konden erkennen dat alle bezittingen door vader waren gefinancierd. Hieromtrent konden klagers uit eigen wetenschap verklaren, zodat geen plaats is voor het verwijt dat de notaris hen op dit punt zou hebben misleid. De niet betwiste feiten dat de volmacht is voorgelezen noch toegelicht zijn feiten die klagers in september 2000 reeds bekend waren, zodat zij daarover niet in 2005 nog kunnen klagen. 6.3 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing. 7. BESLISSING De Kamer van Toezicht over de notarissen en Kandidaat-Notarissen te Haarlem: - verklaart klagers niet ontvankelijk in hun klacht. Deze beschikking is op 14 februari 2006 gegeven door mr A.C. Monster, voorzitter, mrs C. Wisse, N. Vanderveen, C.M. Lambregtse, leden en mr S.R. Mellema plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van de secretaris mr Y.H. L’Hoir.