Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1403

Datum uitspraak2006-10-20
Datum gepubliceerd2006-11-16
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/8 AFSTHF
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afvalstoffenheffing: Eiser woont in Spanje en is eigenaar van een woning in NL, waarin hij gedurende het jaar korte periodes verblijft en stelt hierin niet meer dan drie maanden te mogen verblijven. De gemeente heeft een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd voor gebruik gedurende het gehele jaar. Eiser vindt een aanslag voor maximaal een halfjaar terecht en beroept zich op een gemeentebrochure waarin zou staan dat bij een halfjaar bewoning slechts voor een halfjaar afvstoffenheffing verschuldigd is. De rechtbank concludeert dat eiser de woning gedurende het jaar feitelijk gebruikt en de aanslag dus terecht is opgelegd. De in de toelichting bij de aanslag opgenomen passage over tijdsevenredige vermindering van de aanslag heeft betrekking op iemand die in de loop van het jaar naar een andere gemeente verhuist. Hiervan is bij eiser geen sprake. Beroep ongegrond.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/8 AFSTHF Uitspraakdatum: 20 oktober 2006 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [X], wonende te [Z] Barcelona, eiser, en de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk, verweerder. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van verweerder van 25 november 2005 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 2004. Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2006. Eiser is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen A.J.A.T. Beukers. 1. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. 2. Gronden 2.1. Eiser is eigenaar van de woning aan de [a-straat] 23A te [A] (hierna: de woning). Sinds 2002 is eiser woonachtig in Spanje. 2.2. Met dagtekening 30 september 2005 is aan eiser voor het jaar 2004 een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd. Het door eiser hiertegen gemaakte bezwaar is bij de bestreden uitspraak afgewezen. 2.3. In geschil is of de aanslag terecht en tot het juiste bedrag aan eiser is opgelegd, welke vraag eiser ontkennend en verweerder bevestigend beantwoord. Ter zitting is vast komen te staan dat het beroep van eiser niet tevens is gericht tegen de aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 2005; verweerder heeft verklaard dat tegen die aanslag geen bezwaar is gemaakt. 2.4. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser aangevoerd dat hij uitgeschreven is in [A] en in Spanje woont en aldaar belastingplichtig is. Volgens eiser heeft dit tot gevolg dat hij de woning niet langer dan maximaal drie maanden mag bewonen en dat hij slechts in Spanje belastingplichtige is als Spanje wordt aangemerkt als woonland. Voorts heeft eiser aangevoerd dat uit de gemeentebrochure blijkt dat, indien men een half jaar woonachtig is op het betreffende adres, ook slechts voor een half jaar behoeft te worden betaald. 2.5. Verweerder heeft de stellingen van eiser gemotiveerd weersproken. 2.6. Ingevolge artikel 15.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer (hierna: de Wet) en artikel 1 in verbinding met artikel 3 van de Verordening reinigingsheffingen 2004 (hierna: de Verordening) kan de gemeente ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen, waaraan kunnen worden onderworpen degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, feitelijk gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Verordening wordt de belasting geheven van degene die feitelijk gebruik maakt van een dergelijk perceel. Het tweede lid van artikel 4 van de Verordening bepaalt - voor zover hier van belang - dat daarbij als gebruiker wordt aangemerkt degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel. 2.7. Vaststaat dat eiser eigenaar is van de woning. Eiser heeft in zijn brief van 6 maart 2006 aangegeven dat hij 'niet langer (zelfs veel korter) dan drie maanden in Nederland verblijft'. Gesteld noch gebleken is dat eiser gedurende dat verblijf in Nederland elders verblijft dan in de woning zodat voorts vaststaat dat eiser de woning feitelijk gebruikt. Nu overigens niet in geschil is dat de woning een perceel betreft ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt, is eiser, gelet op het bepaalde in artikel 15.33, eerste lid, van de Wet en artikel 4, eerste en tweede lid, van de Verordening, terecht als gebruiker aangemerkt en is de aanslag ook terecht aan eiser opgelegd. 2.8. Hieraan kan niet afdoen hetgeen eiser heeft aangevoerd met betrekking tot zijn verblijf en belastingplicht in Spanje. Voor de afvalstoffenheffing is geen differentiatie naar de mate van gebruik vereist; tijdelijk gebruik van de woning staat heffing van afvalstoffenheffing derhalve niet in de weg. Daarnaast is niet van belang of met het feitelijke gebruik van de woning daadwerkelijk afvalstoffen worden aangeboden; slechts de omstandigheid dat afvalstoffen kunnen ontstaan, is van belang. 2.9. Ook hetgeen eiser heeft gesteld omtrent het verlagen van het tarief vanwege zijn verblijf elders, kan hem niet baten. De Wet noch de Verordening voorziet in de mogelijkheid van tariefdifferentiatie naar de mate waarin afval wordt aangeboden. Er kan slechts een onderscheid worden gemaakt tussen een eenpersoonshuishouden en een meerpersoonshuishouden. Ingevolge artikel 5, aanhef en tweede lid, van de Verordening bedraagt de belasting per kalenderjaar per perceel € 258,36 indien het perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon. Nu verweerder ter zitting onweersproken heeft gesteld dat hem uit contacten met eiser is gebleken dat sprake is van een meerpersoonshuishouden, is de aanslag tot het juiste bedrag vastgesteld. 2.10. Eisers stelling dat in 'de gemeentebrochure' zou zijn aangegeven dat mensen die een woning een half jaar bewonen, slechts voor een half jaar in de afvalstoffenheffing worden betrokken, moet, zo de rechtbank begrijpt, worden aangemerkt als een beroep op de 'toelichting bij het aanslag-/beschikkingsbiljet gemeentelijke belastingen', alwaar onder het kopje 'vermindering van het aanslagbedrag' het volgende is opgenomen: 'Wanneer u in de loop van het belastingjaar verhuist naar een andere gemeente hoeft u voor de resterende volle maanden van het belastingjaar geen afvalstoffenheffing, rioolafvoerrecht en hondenbelasting te betalen. (...)' Voormelde passage heeft, gelet op de letterlijke tekst daarvan, betrekking op een tijdsevenredige berekening van de belasting in de situatie dat in de loop van het jaar wordt verhuisd naar buiten de gemeente, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van de Verordening. Nu eiser reeds in 2002 is verhuisd, kan een beroep op voormelde toelichting niet slagen. Bovendien moet deze passage begrepen worden dat met de verhuizing het feitelijk gebruik van de woning eindigt, hetgeen bij eiser niet het geval is. 2.11. In zijn brief van 21 september 2006 heeft eiser gesteld dat zijn beroep niet alleen is gericht tegen de aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 2004, doch is gericht tegen de 'afvalstoffenheffing in het algemeen'. Ingevolge artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelasting (hierna: Awr) kan tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld, voor zover het betreft een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking. Voor zover eisers beroep derhalve moet worden geacht mede te zijn gericht tegen de afvalstoffenheffing in het algemeen, is de rechtbank onbevoegd hierover te oordelen. Bovendien staat het de rechter op grond van artikel 11 van de Wet algemene bepalingen niet vrij om de innerlijke waarde of billijkheid van de wet, waaronder derhalve de Wet milieubeheer waarop de Verordening is gebaseerd, te beoordelen. 2.12. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard. 2.13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan op 20 oktober 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. T. van Rij, in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Riel, griffier.