Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1859

Datum uitspraak2006-11-08
Datum gepubliceerd2006-11-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers307672/CV EXPL 06-3716
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Vordering van drie eisers op grond van onverschuldigd betaalde huur bedrijfsruimte. Kantonrechter komt tot de conclusie dat de eisende vennootschap niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze niet meer bestaat nu (in het faillissement van die vennootschap) ter verificatievergandering geen akkoord is aangeboden en de boedel van rechtswege mitsdien in staat van insolventie is komen te verkeren. Dat crediteuren 100% zijn voldaan doet daar niet aan af. De tweede eiser trad op als bestuurder en aandeelhouder van de vennotschap. Ook die eiser is niet-ontvankelijk omdat de vennootschap is opgehouden te bestaan. De derde eiser (in persoon dezelfde als de tweede eiser) procedeerde in persoon, maar had zelf geen betaling verricht, dus werd diens vordering afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 307672/CV EXPL 06-3716 datum uitspraak: 8 november 2006 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake I. de besloten vennootschap “BV EXPERTISEBUREAU BAX” te Amsterdam, hierna te noemen EBB II. [eiser 2] zowel in zijn hoedanigheid van bestuurder en aandeelhouder van EBB als pro se te [woonplaats] hierna te noemen [eiser 2] eisende partijen gemachtigde mr. J.F. van Baarsen tegen de besloten vennootschap “WIJKERPOORT BV” te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer gedaagde partij hierna te noemen Wijkerpoort gemachtigde mr. J. Streefkerk De procedure Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk-ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen: - de dagvaarding van 31 maart 2006, met produkties, - de conclusie van antwoord, met producties, - de rolbeschikking van de kantonrechter van 21 juni 2006, - de conclusie van repliek, met producties, - de conclusie van dupliek. De feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast: a. Met het oog op een voorgenomen overname van EBB door [XXX en YYY] zijn [XXX], [YYY] en EBB op 9 november 2000 het volgende overeengekomen: - omstreeks september 2001 zullen zij zich gezamenlijk vestigen in een (aan te huren) kantoorruimte aan de Wijkermeerstraat 6 te Hoofddorp; - [YYY] en [XXX] worden hoofdhuurders; - EBB wordt onderhuurder van [YYY] en [XXX]; - De huurlasten worden gelijkelijk door partijen gedragen, dus ieder voor 1/3 gedeelte; - De door EBB verschuldigde huurlasten worden maandelijks door EBB aan [YYY] en [XXX] voldaan “op een door partijen nader overeen te komen wijze”. b. Per 1 november 2001 is tussen [YYY] en [XXX] als (hoofd)huurders en Romi Beheer Edam B.V. als verhuurder een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot voormelde kantoorruimte voor een huurprijs van €60.964,92 per jaar en een huurperiode van vijf jaar. [YYY], [XXX] en EBB hebben hun intrek in het gehuurde genomen; [YYY] en [XXX] als hoofdhuurders en EBB als onderhuurder van eerstgenoemden. c. Op 4 januari 2002 hebben [YYY] en [XXX] de besloten vennootschap Wijkerpoort B.V. opgericht. De rechten en verplichtingen uit de (onder)huurovereenkomst zijn per die datum op Wijkerpoort overgegaan. d. Bij brief van 25 februari 2002 heeft [eiser 2] (namens EBB) aan Wijkerpoort geschreven: “Hierbij deel ik U mede dat ik genoodzaakt ben per 8 februari 2002 de huur op te zeggen en per 31 maart met ons bureau het pand te Hoofddorp te verlaten. Dit naar aanleiding van de door U opgelegde kosten waar ik niet aan kan voldoen en de nu ontstane situatie. (…) In overleg met Boer en Timmermans Accountants ga ik mij beraden om eventueel Expertisebureau [ZZZ] te beëindigen. (…).” e. Op 7 mei 2002 is EBB bij vonnis van de Rechtbank Amsterdam in staat van faillissement verklaard. De curator van EBB heeft de onderhuurovereenkomst per 1 augustus 2002 opgezegd. f. Bij eindvonnis van 22 oktober 2003 heeft de kantonrechter te Haarlem de vordering van o.a. Wijkerpoort tegen [eiser 2] en [ZZZ] (hierna: [ZZZ]) tot betaling van ondermeer €12.453,51 afgewezen. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld. g. De kantonrechter heeft in dat vonnis onder meer het volgende overwogen: “Hieraan kan nog worden toegevoegd dat het enkele feit dat [XXX] c.s. de huurovereenkomst voor vijf jaar is aangegaan, niet meebrengt dat [eiser 2] c.s. zich eveneens tot een vaste, vijfjarige onderhuurperiode heeft verbonden. Aangezien daarvan niets is gebleken, stond het EBB, los van haar financiële situatie, vrij de onderhuur op ieder moment op te zeggen.” h. Wijkerpoort heeft de vordering ad €12.453,51 als concurrente vordering bij de curator in het faillissement van EBB (hierna kortweg: de curator) ingediend. In het proces-verbaal van de verificatievergadering in het faillissement van EBB, gehouden op 21 oktober 2004, is het volgende opgenomen: “Met betrekking tot de vordering van De Wijkerpoort, crediteur onder nummer 5, ad €13.717,57, deelt mr. Van Baarsen mede, dat de vordering geheel wordt betwist namens de vennootschap ex artikel 126 van de Faillissementswet.” i. Bij brief van 25 augustus 2004 heeft de curator het volgende aan de raadsman van EBB/[eiser 2] geschreven: “(…) Ten eerste merk ik op dat de aandelentransactie (…) €138.750,00 heeft opgeleverd. Het totale saldo op de boedelrekening bedraagt hierdoor thans €162.687,77. De totale schuldenlast bedraagt: (…) €111.147,54. (…) Indien de huidige vorderingen op de crediteurenlijst niet betwist worden resteert na 100% uitkering van alle crediteuren een bedrag van (…) €51.540,23 in de boedel. (…)” j. Bij brief van 14 maart 2005 heeft de curator het volgende aan de raadsman van [eiser 2] geschreven: “(…) (…) ontvangt u van mij een afschrift van de uitdelingslijst zoals ik die ter goedkeuring aan de Rechter Commissaris heb voorgelegd en die nu kennelijk dus ter inzage ligt. (…) Na de uitbetaling zal er een restsaldo op de boedelrekening achterblijven van €67.299,22. Dit bedrag zal aan de aandeelhouders toekomen. Ik zal mij, na de uitbetaling aan de crediteuren, buigen over de verdeling van het rechtssaldo over de aandeelhouders, uw cliënt en de heer [ZZZ]. Vooralsnog ga ik ervan uit dat zij ieder een gelijk percentage van de aandelen in gefailleerde hielden en dat zij derhalve een gelijk percentage van het restsaldo zullen ontvangen. (…)” k. De curator heeft €13.717,57 uit het batige saldo van de boedel aan Wijkerpoort betaald. De bedrag was als volgt samengesteld: €96,06 mr. Streefkerk, €12.453,51 huur 2e kwartaal 2002 en €1.170,00 schadevergoeding. l. Bij brief van 6 juni 2004 heeft de raadsman van [eiser 2] Wijkerpoort gesommeerd tot betaling van €12.453,51 op grond van onverschuldigde betaling. De vordering Eisers vorderen dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: I. Wijkerpoort zal veroordelen: a. tot betaling aan eisers van €12.453,51, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juni 2005 tot die der algehele voldoening; b. tot betaling van de proceskosten. II. voor recht zal verklaren dat de besloten vennootschap BV Expertisebureau Bax na opheffing van het faillissement: a. niet in de toestand verkeert van insolventie; b. niet is ontbonden. Eisers hebben het volgende aan hun vordering ten grond-slag gelegd: Bij huurcontract van 22 oktober 2001 heeft Romi Beheer B.V. aan Wijkerpoort verhuurd een kantoorgebouw aan de Wijkermeerstraat te Hoofddorp. EBB heeft ten opzichte van Wijkerpoort de positie van onderhuurder ingenomen. De kanton-rechter heeft met de beslissing van 23 oktober 2003 de huuropzegging door EBB voor recht verklaard. Dit betekent dat aan Wijkerpoort geen vordering terzake huur over het 2e kwartaal 2002 toekomt. De curator heeft uit het batige saldo €13.717,57 aan Wijkerpoort voldaan, welk bedrag als volgt is gespecificeerd: mr. Streefkerk € 94,06 huur 2e kwartaal 2002 €12.453,51 schadevergoeding € 1.170,00 in totaal €13.717,57 Het bedrag van €12.453,51 is door de curator ten onrechte aan de boedel onttrokken. Dit bedrag komt primair toe aan de boedel van de vennootschap en subsidiair aan de aandeel-houders [eiser 2] en [ZZZ]. Bij het vonnis van 22 oktober 2003 heeft de kantonrechter beslist dat het EBB vrij stond de onderhuur op ieder moment op te zeggen. Het feit dat de curator de huur heeft opgezegd per 1 augustus 2002 ondanks de opzegging van de huur door EBB per 1 april kan niet aan EBB worden verweten. Naar de mening van eisers is de rechtsverhouding tussen partijen wel dege-lijk definitief vastgesteld nu de kantonrechter in het vonnis van 22 oktober 2o03 duidelijk heeft overwogen dat “het EBB (lees Expertisebureau BAX) los van haar financiële situatie, vrij stond de onderhuur op ieder moment op te zeggen.” EBB bestaat nog steeds. Er is van insolventie van de vennootschap geen sprake (geweest), omdat na voldoening van alle vorderingen van de schuldeisers in het faillissement nog een batig saldo resteerde van €39,799,01. Artikel 173 Fw heeft geen betrekking op deze situatie. Het was niet nodig op de verificatievergadering een akkoord aan te bieden, omdat alle schuldeisers uit de boedel konden worden voldaan. Tijdens de verificatievergadering was derhalve geen sprake van insolventie van EBB. Als gevolg van een naheffing van de belasting is het uiteindelijke restsaldo van €68.639,01 verminderd met €29.840,00, zodat het saldo van de boedelrekening in december 2005 €38.799,01 bedroeg. Beide aandeelhouders ontvingen op 17 januari 2006 betaling van €19.399,50. Ervan uitgaande dat EBB nog steeds bestaat, kan [eiser 2] in deze procedure zowel als be-stuurder als pro se optreden. Het verweer Wijkerpoort heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan. De beoordeling van het geschil Het gaat in de onderhavige procedure om een tweetal vorderingen, waarvan het gezamenlijke beloop de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter overtreft. Nu één van de vorderingen, te weten: de terugvordering van onverschuldigd betaalde huur, in ieder geval deels een vordering betreft als bedoeld in artikel 93 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling daarvan verzet, zullen beide vorderingen door de kantonrechter worden behandeld. Weliswaar is ook volgens de eigen stellingen van eisers geen sprake meer van een huurovereenkomst, nu zij stellen dat de huur over het 2e kwartaal wegens de opzegging van de huur niet meer verschuldigd was, maar dat neemt niet weg dat de kantonrechter bij de beoordeling van die al dan niet bestaande verschuldigdheid toch de huurovereenkomst en de opzegging daarvan als grondslag moet van de vordering moet beschouwen, zodat hij zich uit dien hoofde bevoegd acht. In tegenstelling tot eisers is de kantonrechter van oordeel dat de boedel van EBB van rechtswege in staat van insolventie is komen te verkeren. Vast staat immers dat ter verificatievergadering geen akkoord is aangeboden. Dat dit niet nodig was, omdat alle crediteuren volledig werden voldaan, staat daaraan niet in de weg, nu de wet een dergelijke uitzondering niet kent. Bovendien had een akkoord aangeboden kunnen worden inhoudende betaling van 100%. Nu dat niet is gebeurd is het gevolg dat EBB op grond van het bepaalde bij artikel 2:19 BW lid aanhef en onder c. is ontbonden. Dit betekent dat EBB en [eiser 2] in zijn hoedanigheid van bestuurder van EBB niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Beoordeeld moet dan nog worden of [eiser 2] in zijn hoedanigheid van aandeelhouder of pro se een vordering heeft op Wijkerpoort uit hoofde van onverschuldigde betaling. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. De betaling is immers verricht door de curator in het faillissement van EBB. Niet valt in te zien op grond waarvan [eiser 2] als aandeelhouder een eigen vorderingsrecht op Wijkerpoort als de ontvanger van die betaling zou hebben uit hoofde van onverschuldigde betaling. Hetzelfde lot is de vordering ven [eiser 2] pro se beschoren, nu niet hij zelf maar de curator in het faillissement van EBB de betaling heeft verricht. Reeds op grond van het vorenstaande worden de vorderingen van [eiser 2] afgewezen. Eisers dienen als de in het ongelijk gestelde partijen de proceskosten te dragen. Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden. Beslissing De kantonrechter: Verklaart EBB en [eiser 2] in zijn hoedanigheid van bestuurder van EBB niet-ontvankelijk in hun vorderingen. Wijst de vordering van [eiser 2] in zijn hoedanigheid van aandeelhouder van EBB en pro se af. Veroordeelt eisers in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Wijkerpoort begroot op €600,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.