Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2565

Datum uitspraak2006-11-17
Datum gepubliceerd2006-11-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/700299-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft gedurende een klein half jaar softdrugs verkocht. De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij daarbij op afroep beschikbaar was voor onder meer een grote groep minderjarigen. De rechtbank legt hem een gevangenisstraf op van 15 maanden waarvan drie voorwaardelijk.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08/700299/06 STRAFVONNIS Uitspraak: 17 november 2006 De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [datum] 1959, wonende te [plaats], thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats], terechtstaande terzake dat: 1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2005 tot en met 26 juli 2006 te Almelo en/althans (elders) in het arrondissement Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (in elk geval) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (parketnummer 700298/06) art 3 ahf/ond B Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 26 juli 2006 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 54,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (parketnummer 700298/06) art 3 ahf/ond C Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 26 juli 2006 te Almelo (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad; Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1, het sub 2 en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 1 februari 2005 tot en met 26 juli 2006 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; 2. hij op 26 juli 2006 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 54,6 gram, hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; 3. hij op 26 juli 2006 te Almelo een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1, sub 2 en sub 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op: wat betreft sub 1, het misdrijf: Medeplegen van "Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder B van de Opiumwet gegeven verbod", strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; en wat betreft sub 2, het misdrijf: Medeplegen van "Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid onder C, van de Opiumwet gegeven verbod", strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; en wat betreft sub 3, het misdrijf: "Handelen in strijd met het in artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie gegeven verbod", strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake de feiten sub 1, sub 2 en sub 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, waarbij de bijzondere voorwaarde wordt opgelegd toezicht door de reclassering en met de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen zoals deze staan vermeld op de lijst van inbeslagname. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte heeft zich gedurende lange tijd schuldig gemaakt aan het handelen in softdrugs. Hij heeft daarbij uit puur winstbejag aanmerkelijke schade toegebracht aan de volksgezondheid en bijgedragen aan een klimaat van toenemende onveiligheid als gevolg van de vermogenscriminaliteit waarmee de uiteindelijke gebruikers de kosten van hun verslaving bestrijden. De wetgever ziet de handel softdrugs als een ernstig feit en heeft dit feit bedreigd met (onder meer) een lange gevangenisstraf. De rechtbank neemt verdachte vooral kwalijk dat hij softdrugs heeft verkocht aan een grote groep van minderjarigen, waarvan de jongste slechts dertien jaar oud bleek te zijn. en dat hij daarbij enige tijd op afroep beschikbaar was. De rechtbank zal dit ook bij haar strafbepaling meewegen Gelet op de normhandhaving, en gelet op de recidive van verdachte, is naar het oordeel van de rechtbank, een gevangenisstraf van na te melden duur thans de meest passende straf. De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart bewezen, dat het sub 1, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijftien maanden. Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot drie maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt of gedurende de proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde: De veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Almelo, met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen goederen genummerd 1, 12, 13 en 14 op de aangehechte lijst inbeslagname. Verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen goed genummerd 4 op de aangehechte lijst inbeslagname. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2 en sub 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Aldus gewezen door mr. Drewes, voorzitter, mr. Vermeulen en De Wit, rechters, in tegenwoordigheid van Veldhuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 november 2006.