Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2773

Datum uitspraak2006-11-17
Datum gepubliceerd2006-11-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200607852/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 5 oktober 2006 heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer en artikel 13 van de Wet bodembescherming op het terrein van [verzoeker] op het adres [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200607852/1. Datum uitspraak: 17 november 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Roggel en Neer, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 5 oktober 2006 heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer en artikel 13 van de Wet bodembescherming op het terrein van [verzoeker] op het adres [locatie] te [plaats]. Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Bij brief van 27 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 november 2006, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. J.B.Th. van 't Grunewold, advocaat te Roermond, en verweerder, vertegenwoordigd door H.W.P. van Roij, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    De last onder dwangsom heeft betrekking op een viertal op het terrein gelegen grondwallen. 2.2.    Niet in geschil is dat de desbetreffende grondwallen reeds sinds 1999/2000 op het terrein aanwezig zijn. De kosten voor verwijdering van de grondwallen zijn door verweerder begroot op ongeveer € 60.000,00 exclusief BTW. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven de beslissing op het bezwaar tegen het bestreden besluit rond de komende jaarwisseling te verwachten. De Voorzitter is niet gebleken dat er sprake is van een zodanige uit een oogpunt van de bescherming van het milieu onaanvaardbare situatie, dat de beweerdelijk plaatsvindende overtredingen, wat daar verder ook van zij, onmiddellijk moeten worden beëindigd. De Voorzitter is van oordeel dat, mede in aanmerking genomen de kosten van verwijdering, de beslissing op het bezwaarschrift, die binnen niet al te lange tijd wordt verwacht, dient te worden afgewacht. 2.3.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. 2.4.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Roggel en Neer van 5 oktober 2006, kenmerk DS 27/1994, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist; II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Roggel en Neer tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 683,77 (zegge: zeshonderddrieëntachtig euro en zevenenzeventig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Roggel en Neer aan verzoeker onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; III.    gelast dat de gemeente Roggel en Neer aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat. w.g. Brink      w.g. Oudenaller Voorzitter      ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2006 179-446.