Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2850

Datum uitspraak2006-11-20
Datum gepubliceerd2006-11-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 06/5300 BELEI
Statusgepubliceerd


Indicatie

De beslissing van de burgemeester om een aangemelde demonstratie zonder beperkingen doorgang te laten vinden, is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Het met het verzoek om voorlopige voorziening samenhangende bezwaar is derhalve ontvankelijk. Grote terughoudendheid bij toetsing. Verzoek afgewezen omdat niet is gebleken van een dwingende reden om de demonstratie aan beperkingen te onderwerpen.


Uitspraak

Rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht Algemeen Voorlopige voorzieningen UITSPRAAK in het geding met reg.nr. AWB 06/5300 BELEI van: Vereniging Winkeliers-Actievereniging Kalverstraat, Heiligeweg, Spui Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, verzoekster, vertegenwoordigd door mr. G.A.C. Enkelaar, tegen: de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder, vertegenwoordigd door mr. N.T.G. Dooren. Tevens hebben als partij aan het geding deelgenomen: M. Boon en M.M.H. van der Mortel, namens de organisatie Respect voor Dieren. 1. PROCESVERLOOP Ter griffie van de rechtbank is op 1 november 2006 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvangen. Dit verzoek hangt samen met het bezwaarschrift van verzoekster van 1 november 2006 gericht tegen het gestelde besluit van verweerder van 24 oktober 2006. Het onderzoek is gesloten ter zitting van 3 november 2006. 2. OVERWEGINGEN Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak (hierna: de rechter) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Op 24 juli 2006 heeft de organisatie Respect voor Dieren gemeld op zaterdagmiddag 4 november 2006 een anti-bontdemonstratie te houden. De geplande route van de demonstratie zal blijkens de melding onder andere door de Kalverstraat te Amsterdam lopen. Op 24 oktober 2006 heeft de burgemeester van Amsterdam een brief gestuurd aan bontwinkels en andere bedrijven langs of in de buurt van de route van de demonstratie. In deze brief heeft de burgemeester de geadresseerden geïnformeerd over de route van de demonstratie en heeft hij uiteengezet dat er geen sprake is van het toestaan van een demonstratie, omdat er bij demonstraties uitsluitend sprake is van een meldingsplicht. Voorts heeft de burgemeester meegedeeld dat met de demonstranten is afgesproken dat zij bij winkels maximaal vijftien minuten hun protest mogen laten horen. Hij heeft de geadresseerden verzocht extra alert te zijn op beveiliging in de winkel en zorg te dragen voor voldoende beveiligingspersoneel. Verzoekster heeft in bezwaar aangevoerd dat zij, gelet op de drukte op zaterdagmiddag in de Kalverstraat, verwacht dat door de demonstratie opgejaagde bezoekers zullen proberen de winkels van haar leden in te vluchten, waardoor aanzienlijke risico’s zullen ontstaan voor de veiligheid van personen en goederen. Om die reden behoort een verbod voor de demonstratie door de Kalverstraat te worden uitgevaardigd, aldus verzoekster. Gelet op het feit dat de demonstratie op 4 november 2006 zal plaatsvinden, kan de beslissing op bezwaar niet worden afgewacht en heeft verzoekster belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De rechter overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ingevolge artikel 1:5, eerste lid, van de Awb wordt onder het maken van bezwaar verstaan: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Grondwet wordt het recht tot vergadering en betoging erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan de wet regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Ingevolge artikel 2 van de Wet openbare manifestaties (hierna: WOM) kunnen de krachtens deze wet aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de WOM stelt de gemeenteraad bij verordening regels vast met betrekking tot de gevallen waarin voor vergaderingen en betogingen op openbare plaatsen een voorafgaande kennisgeving vereist is. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de WOM kan de burgemeester naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen stellen of een verbod geven. De rechter ziet zich in het kader van de beoordeling van de het verzoek tot een voorlopige voorziening – ambtshalve – allereerst geplaatst voor de vraag of het daarmee samenhangende bezwaar ontvankelijk is. In dit verband moet worden beoordeeld of de beslissing van de burgemeester om de demonstratie niet te verbieden dan wel te beperken, een besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Hierbij dient eerst te worden beoordeeld of er sprake is van een door verweerder genomen beslissing. De WOM kent immers een kennisgevingstelsel, wat inhoudt dat voor het houden van een demonstratie in beginsel geen voorafgaande toestemming van de burgemeester is vereist maar uitsluitend – voor zover de gemeenteraad dit heeft bepaald – een melding door de organisatie. Gelet op artikel 2, in samenhang bezien met artikel 5, van de WOM kan de burgemeester echter wel beperkingen stellen aan een demonstratie of deze zelfs verbieden. De noodzaak hiervan zal de burgemeester na binnenkomst van de melding dienen te beoordelen. Dat dit in het onderhavige geval ook is gebeurd, is gebleken uit de toelichting die verweerder ter zitting heeft gegeven. Verweerder heeft naar aanleiding van de binnengekomen melding overleg gevoerd met de politie en het Openbaar Ministerie. Voorts heeft hij een zogenaamde risico-analyse laten maken. Uiteindelijk heeft de afdeling Openbare Orde en Veiligheid een advies aan de burgemeester uitgebracht, waarna de burgemeester heeft aangegeven met dit advies in te stemmen. Naar het oordeel van de rechter heeft verweerder derhalve na beraadslaging een beslissing genomen over de vraag of de demonstratie (zonder beperkingen) doorgang kon vinden. Nu verweerder hierbij een beslissing heeft genomen met betrekking tot de (niet-)uitoefening van een aan hem toegekende (publiekrechtelijke) bevoegdheid, is deze beslissing naar voorlopig oordeel gericht op publiekrechtelijk rechtsgevolg. Artikel 1:3 van de Awb brengt mee dat een besluit schriftelijk bekend moet worden gemaakt. Verweerder heeft aan een beperkte kring van belanghebbenden, waaronder verzoekster, bij brief van 24 oktober 2006 meegedeeld dat de organisatie Respect voor Dieren een demonstratie zou gaan houden waarbij onder meer de Kalverstraat in de route was opgenomen. Naar het oordeel van de rechter houdt deze brief de schriftelijke bekendmaking in van de beslissing om de demonstratie niet te verbieden of te beperken en dient deze brief om die reden te worden aangemerkt als besluit in de zin van de Awb. Aan de vorenstaande duiding als besluit doet niet af dat een vergunning, ontheffing of uitdrukkelijke toestemming niet vereist is in het kennisgevingstelsel van de WOM. De rechter overweegt bovendien dat de beslissing over het al dan niet opleggen van een verbod of beperkingen bij een aangemelde demonstratie onmiskenbaar besluitvorming in het publiekrechtelijk domein behelst, die belanghebbenden – in dit geval verzoekster – raakt. Het past in het stelsel van het bestuursrecht en de daarbij behorende rechtsbescherming om belanghebbenden in de gelegenheid te stellen tegen een dergelijke beslissing op te komen. Het vorengaande leidt tot de conclusie dat verzoekster ontvankelijk is in haar bezwaar en dat de rechter om die reden het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening inhoudelijk zal beoordelen. De rechter stelt voorop dat het recht op betoging een in de Grondwet verankerd recht is, zodat beperking hiervan slechts in uitzonderlijke gevallen is toegestaan. De mogelijkheden hiervoor zijn (onder andere) geregeld in artikel 2 van de WOM. Een reden tot beperking op grond van deze wet kan uitsluitend gelegen zijn in de bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en in de bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Er is sprake van een zeer marginaal toetsingskader: het bestuursorgaan, en de rechter in diens toetsing van het gebruik door het bestuursorgaan van diens bevoegdheden, dienen hier grote terughoudendheid te betrachten. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld, dat zij verwacht dat haar leden door de demonstratie geconfronteerd zullen worden met een totale chaos, waardoor aanzienlijke risico's zullen ontstaan voor de veiligheid van personen en goederen. Zij heeft ernstige redenen om aan te nemen dat de door de burgemeester voorgenomen maatregelen om de overlast te beperken niet tot het gewenste resultaat zullen leiden, nu de buurtregisseur heeft gezegd dat politiebegeleiding van de demonstranten in de Kalverstraat niet goed mogelijk zal zijn. Verweerder heeft aangevoerd dat er geen gegronde vrees voor wanordelijkheden bestaat, omdat hij voldoende maatregelen heeft kunnen treffen. Zo zal aan weerszijde van de groep demonstranten zal geüniformeerde politie meelopen die voortdurend in contact staat met de organisatie en het politiecommando. Voorts is aangevoerd dat de demonstratie die in 2005 door dezelfde organisatie is gehouden, rustig is verlopen. De organisatie Respect voor Dieren heeft hier aan toegevoegd dat het niet de bedoeling is het winkelend publiek uit de straat te drijven maar juist om in contact te komen met het publiek en dat de groep demonstranten niet breder zal zijn dan 4 meter, terwijl de Kalverstraat 7,5 meter breed is. Zoals hiervoor reeds is overwogen, dient het in de Grondwet verankerde recht op betoging het uitgangspunt te zijn. Tot beperking van dit recht kan slechts in dwingende situaties worden besloten. Dit geldt niet alleen voor een verbod op een betoging, maar ook voor voorschriften en beperkingen. Het is in eerste instantie aan verweerder om te beoordelen of sprake is van een dwingende situatie. Nu verweerder tot de conclusie is gekomen dat hiervan in het onderhavige geval geen sprake is, omdat hij voldoende maatregelen heeft kunnen treffen ter voorkoming van wanordelijkheden, had het op de weg van verzoekster gelegen om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit kon worden afgeleid dat verweerder ten onrechte tot zijn conclusie is gekomen. De enkele – niet onderbouwde – stelling dat er waarschijnlijk wanordelijkheden zullen ontstaan, is hiervoor niet voldoende. Hiermee heeft verzoekster naar het oordeel van de rechter niet aannemelijk gemaakt dat verweerder ten onrechte niet zijn bevoegdheid tot het opleggen van beperkingen op grond van artikel 2 van de WOM heeft aangewend. Nu ook overigens niet is gebleken dat er sprake is van een dwingende reden om de demonstratie aan beperkingen te onderwerpen, heeft verweerder naar het voorlopig oordeel van de rechter in redelijkheid kunnen besluiten om de demonstratie door de Kalverstraat te laten gaan. De rechter ziet geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe zal worden afgewezen. De rechter ziet geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. Beslist wordt als volgt. 3. BESLISSING De rechtbank: - wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2006 door mr. J.J. Bade, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Kliphuis, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. De griffier, De rechter, De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Afschrift verzonden op: DOC: B