Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2914

Datum uitspraak2006-11-16
Datum gepubliceerd2006-11-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/782 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Heeft het Uwv op goede gronden het WAO-dagloon met ingang van de relevante datum verlaagd?


Uitspraak

06/782 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [adres] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2005, 05/1166 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen appellante en de Raad van het bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) Datum uitspraak: 16 november 2006 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. E.C. Ramdihal, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2006. Zoals aangekondigd is appellante niet verschenen. Voor het Uwv is verschenen F. Steeman, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. II. OVERWEGINGEN Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. Appellante heeft haar hoger beroep beperkt tot het oordeel van de rechtbank betreffende het besluit van 15 december 2004 waarmee het Uwv onder handhaving van het besluit van 2 november 2004 het bezwaar ongegrond heeft verklaard en heeft volhard in de uitbetaling van de uitkering van appellante per 1 februari 1996 naar een dagloon van € 59,11 en per 1 december 2004 naar een dagloon van € 38,93. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het Uwv op goede gronden het dagloon met ingang van 1 december 2004 heeft verlaagd. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank die vraag bevestigend beantwoord en het beroep tegen het besluit van 15 december 2004 ongegrond verklaard. Daartoe is onder meer het volgende overwogen: “De rechtbank stelt vast dat verweerder al in 1996 over de inkomensgegevens beschikte op basis waarvan (thans) tot verlaging van het dagloon per 1 december 2004 wordt overgegaan. Zoals ook de rechtbank destijds heeft overwogen moest eiseres voor de toekomst rekening houden met een mogelijke aanpassing van het dagloon. Zeker nu eiseres nog ruim acht jaar aanspraak heeft gehad op een uitkering op basis van het oude dagloon, kan verweerder niet (meer) het recht worden ontzegd om per 1 december 2004 tot aanpassing over te gaan. Geenszins is gebleken dat verweerder daarbij onzorgvuldig of willekeurig heeft gehandeld. Evenmin is gebleken dat de berekening van het thans gehanteerde dagloon onjuist is.” De Raad heeft in hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht geen toereikende aanknopingspunten gevonden om het oordeel van de rechtbank voor onjuist te houden en onderschrijft de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen. De Raad voegt hier aan toe dat het Uwv terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de op artikel 14, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering gebaseerde dagloonregelen WAO. De Raad komt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net als voorzitter en G. van der Wiel en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 november 2006. (get.) B.J. van der Net. (get.) M. Pijper.