Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3016

Datum uitspraak2006-10-27
Datum gepubliceerd2006-11-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/635429-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Stalking; belaging; inbraak in vereniging meermalen gepleegd. Verdachte heeft (wederom) een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin. Verdachte heeft zijn ex-vriendin lastig gevallen door zich in de onmiddellijke omgeving van haar woning op te houden, veelvuldig te bellen en te sms-en, bij haar langs te gaan en op de ramen te bonken van een woning waar een vriendin van het slachtoffer woonde. De stalking bleek van dien aard dat het slachtoffer zich uiteindelijk gedwongen heeft gezien te vluchten voor verdachte en zich elders te vestigen. Voorts heeft verdachte een vriendin van zijn ex-vriendin telefonisch met de dood bedreigd. Verdachte heeft aldus de beide slachtoffers grote vrees aangejaagd. Daarnaast heeft verdachte samen met een ander een aanzienlijk aantal inbraken en diefstallen gepleegd. Diefstal brengt niet alleen schade en hinder toe aan de gedupeerden maar vormt, gelet op de verzekeringsclaims van deze gedupeerden, een financiële belasting voor de hele maatschappij. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, hoewel hij in het verleden reeds vele malen is veroordeeld wegens diefstallen en ook reeds eerder is veroordeeld wegens belaging en bedreiging, wederom tot het plegen van dergelijke delicten is overgegaan, kennelijk zonder zich op die momenten enige rekenschap te geven van het leed dat de delicten voor de betrokkenen zou gaan opleveren.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/635429-06 Uitspraakdatum: 27 oktober 2006 Tegenspraak VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2006 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB Haarlem. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat (...) 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 12 ten laste gelegde feiten heeft begaan in dier voege dat 1. hij in de periode van 13 mei 2006 tot en met 18 juli 2006 te IJmuiden, gemeente Velsen, en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij verdachte - veelvuldig telefonisch contact gezocht met voornoemde [slachtoffer 1] en veelvuldig de voicemail van die [slachtoffer 1] ingesproken en/of die [slachtoffer 1] veelvuldig sms-berichten gestuurd en/of - meermalen die [slachtoffer 1] bezocht terwijl die [slachtoffer 1] te kennen gaf dit niet te willen en/of - langdurig met zijn auto voor de woning van die [slachtoffer 1] gestaan en/of - meermalen met zijn auto langs de woning van die [slachtoffer 1] gereden en/of - op de ramen van een woning behorende aan [betrokkene] gebonkt en daarbij hard geschreeuwd omdat verdachte kennelijk op zoek was naar die [slachtoffer 1] en in de veronderstelling verkeerde dat zij zich in die woning bevond; 2. hij op 2 juni 2006 te IJmuiden, gemeente Velsen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer 2], vriendin van voornoemde [slachtoffer 2], via een voicemailbericht dreigend de woorden toegevoegd :"[slachtoffer 2], ik vermoord je"; 3. hij op 11 juli 2006 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk Ford Escort, met kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak; 4. hij op 11 juli 2006 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit winkelbedrijf [winkelbedrijf] heeft weggenomen twee LCD tv's, merk Phocus, toebehorende aan winkelbedrijf [winkelbedrijf], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak; 5. hij op 5 juli 2006 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een computer en een flatscreen en een printer en een toetsenbord en een airconditioning en een laptop en een memorecorder, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming; 6. hij op 8 juli 2006 te Akersloot, gemeente Castricum, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit a. de lobby van [hotel 1] en b. uit hotelkamer nr. 147 van [hotel 1] en c. uit een personenauto, kenteken [kenteken], die geparkeerd stond op het parkeerterrein van [hotel 1] heeft weggenomen ad. a een computer, merk Ibahn, en ad. b een tas, inhoudende een laptop en een paspoort en een vliegticket en een autosleutel en ad. c een monitor behorende bij een navigatiesysteem, merk Vdodayton, type MS5400 toebehorende aan ad. a een ander dan aan verdachte en zijn mededader en ad. b [slachtoffer 5] en ad. c [slachtoffer 6], waarbij verdachte en zijn mededader ad. a het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking en ad. c het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak; 7. hij op 8 juli 2006 te Katwoude, gemeente Waterland, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de lobby van [hotel 1] heeft weggenomen een computerscherm toebehorende aan [hotel 1], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking; 8. hij in de periode van 15 mei 2006 tot en met 6 juni 2006 te Eemnes met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een beamer, toebehorende aan [hotel 2]; 9. hij in de periode van 7 tot en met 10 juli 2006 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf [bedrijf 1], gelegen aan de [adres], heeft weggenomen computer en een beeldscherm en een toetsenbord en een computermuis en een radio/cdspeler, toebehorende aan [bedrijf 1], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak; 10. hij omstreeks 4 juli 2006 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf [bedrijf 2], gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een computer en een scanner en een beeldscherm, toebehorende aan [bedrijf 2], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak; 11. hij in de periode van 8 tot en met 10 juli 2006 te Bloemendaal tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto, kenteken [kenteken], heeft weggenomen een navigatiesysteem, toebehorende aan [slachtoffer 7], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak; 12. hij op 17 juli 2006 te Velserbroek, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto, kenteken [kenteken], heeft weggenomen een navigatiesysteem, TomTom 700, toebehorend [slachtoffer 8], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak. Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte onder 1 tot en met 12 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. Strafbaarheid van de feiten Het bewezen verklaarde levert op: feit 1: belaging feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht feit 3, feit 9, feit 10, feit 11, feit 12 (telkens): diefstal in vereniging, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak feit 4: diefstal in vereniging, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak feit 5: diefstal in vereniging, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming feit 6: diefstal in vereniging, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en diefstal in vereniging en diefstal in vereniging, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak feit 7: diefstal in vereniging, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking feit 8: diefstal 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen Eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft alle feiten bewezen geacht en gevorderd dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft zij gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen als volgt toe te wijzen: [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 2000,--, [slachtoffer 2] € 200,--, [slachtoffer 3] € 700,--, [slachtoffer 6] € 2267,26, [benadeelde partij 1] € 294,26, [bedrijf 2] € 450,--, [slachtoffer 8] € 712,-- en hierbij telkens tot het toegekende bedrag een schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partijen voor het overige en [slachtoffer 4] voor het geheel niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen. De officier van justitie deelt voorts mede dat zij de op de dagvaarding ad informandum gevoegde feiten heeft meegewogen in haar eis. Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en met name uit de bespreking aldaar van het vanwege Brijder Verslavingszorg uitgebrachte rapport van 5 september 2006 is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft (wederom) een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin. Verdachte heeft zijn ex-vriendin lastig gevallen door zich in de onmiddellijke omgeving van haar woning op te houden, veelvuldig te bellen en te sms-en, bij haar langs te gaan en op de ramen te bonken van een woning waar een vriendin van het slachtoffer woonde. De stalking bleek van dien aard dat het slachtoffer zich uiteindelijk gedwongen heeft gezien te vluchten voor verdachte en zich elders te vestigen. Voorts heeft verdachte een vriendin van zijn ex-vriendin telefonisch met de dood bedreigd. Verdachte heeft aldus de beide slachtoffers grote vrees aangejaagd. Daarnaast heeft verdachte samen met een ander een aanzienlijk aantal inbraken en diefstallen gepleegd. Diefstal brengt niet alleen schade en hinder toe aan de gedupeerden maar vormt, gelet op de verzekeringsclaims van deze gedupeerden, een financiële belasting voor de hele maatschappij. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, hoewel hij in het verleden reeds vele malen is veroordeeld wegens diefstallen en ook reeds eerder is veroordeeld wegens belaging en bedreiging, wederom tot het plegen van dergelijke delicten is overgegaan, kennelijk zonder zich op die momenten enige rekenschap te geven van het leed dat de delicten voor de betrokkenen zou gaan opleveren. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte er (wederom) blijk van heeft gegeven van zijn drugs- en alcoholverslaving te willen afkomen en zich wil laten opnemen in een verslavingskliniek. Hierin vindt de rechtbank aanleiding te bepalen dat een deel van de vrijheidsbenemende straf vooralsnog niet ten uitvoer gelegd behoeft te worden om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Brijder Verslavingszorg gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Ten aanzien van het op een aspect van de wijze van tenuitvoerlegging gerichte verzoek van verdachte's raadsvrouw dat de rechtbank zal bepalen, dat verdachte - die bij eerdere gelegenheden het in hem gestelde vertrouwen niet heeft beschaamd - in de gelegenheid zal worden gesteld de omgangsregeling met zijn zoon te effectueren door hem maandelijks een kort verlof toe te staan, overweegt de rechtbank het volgende: Op grond van artikel 26 van de Penitentiaire beginselenwet en de daarop gebaseerde nadere regelgeving bestaat de mogelijkheid een gedetineerde incidenteel verlof te verlenen. Tegen een eventuele afwijzing van het desbetreffende verzoek staan rechtswegen open. Gelet op deze wettelijke regeling waarin ruimte is voor een individuele en op de actuele situatie afgestemde afweging, dient de rechtbank zich in haar vonnis aangaande de strafzaak te onthouden van een uitdrukkelijk standpunt. Vorderingen benadeelde partijen De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2000,-- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,-- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezen verklaarde feit en – gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting – tot een bedrag van € 250,-- redelijk en billijk voorkomt. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 700,-- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 30.000,-- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat aangezien deze schade niet van eenvoudige aard is, deze vordering zich niet leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal dan ook niet in de vordering kunnen worden ontvangen. De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1167,26 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 6 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat aangezien deze schade niet van eenvoudige aard is, deze vordering zich niet leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal dan ook niet in de vordering kunnen worden ontvangen. De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 294,26 ingediend tegen verdachte wegens materië-le schade die zij als gevolg van het onder 10 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De benadeelde partij [bedrijf 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 450,-- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 10 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 712,-- ingediend tegen verdachte wegens materië-le schade die hij als gevolg van het onder 12 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 560,-- eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezen verklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in zijn vordering ontvangen. Schadevergoedingsmaatregel Tevens acht de rechtbank termen aanwezig schadevergoe-dingsmaatregelen aan verdachte op te leggen tot de bedragen waartoe de vorderingen van de respectieve benadeelde partijen zijn toegewezen, te weten [slachtoffer 2] € 2000,--, [slachtoffer 2] € 250,--, [slachtoffer 3] € 700,--, [benadeelde partij 1] € 294,26, [bedrijf 2] € 450,-- en [slachtoffer 8] € 560,--. Ad informandum gevoegde zaken Bij de beslissing over de op te leggen straf heeft de rechtbank er tevens rekening mee gehouden, dat verdachte heeft erkend zich te hebben schuldig gemaakt aan de strafbare feiten, opgenomen op de dagvaarding als ter informatie bij het dossier gevoegde zaken met hetzelfde parketnummer onder 1 tot en met 6. De rechtbank gaat er vanuit dat de officier van justitie verdachte hiervoor niet meer zal vervolgen. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285, 285b, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. 8. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 12 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Brijder Verslavingszorg, zolang die instelling dit nodig acht, ook als dit inhoudt dat verdachte zal meewerken aan intake-gesprekken bij de Brijder GGZ en De Waag, zich voorts zal houden aan de geïndiceerde behandelingen en deze zal afmaken. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vordering. Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 2000,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 2000,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij. Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 250,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering. Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 250,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij. Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] geleden schade tot een bedrag van € 700,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 3] voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeel-de partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 700,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis. Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij. Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade tot een bedrag van € 294,26 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeel-de partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 294,26, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis. Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij. Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [bedrijf 2] geleden schade tot een bedrag van € 450,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [bedrijf 2] voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 450, --, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis. Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij. Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 8] geleden schade tot een bedrag van € 560,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 8] voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeel-de partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering. Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 560, --, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis. Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij. Verklaart zich niet bevoegd een beslissing te nemen op het verzoek van verdachte, te bepalen dat hij in de gelegenheid zal worden gesteld de omgangsregeling met zijn zoon te effectueren door hem maandelijks een kort verlof toe te staan. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Pott Hofstede, voorzitter, mrs. Verpalen en Malsch, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Vries, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2006. Mr. Malsch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.