Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3022

Datum uitspraak2006-11-08
Datum gepubliceerd2006-11-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6185 WUV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening periodieke uitkering. Bezwaar tegen gehanteerde wisselkoersen en toeslag voor de premie ziektekosten bij de berekening van de periodieke uitkering. Geen nieuw of nader besluit.


Uitspraak

05/6185 WUV Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats] (U.S.A.) (hierna: appellant), en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster) Datum uitspraak: 8 november 2006 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft beroep ingesteld tegen het door verweerster ten aanzien van hem genomen besluit van 30 juni 2005, kenmerk JZ/S80/2005, ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingslachtoffers 1940-1945, hierna: de Wet. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaats gevonden op 27 september 2006. Aldaar is appellant verschenen bij gemachtigde mr. M.C.W. Vlam, wonende te Bussum. Verweerster heeft zich doen vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. II. OVERWEGINGEN Appellant, geboren op 24 december 1927, is vervolgde in de zin van de Wet. Bij besluit van verweerster van 21 oktober 2002, is aan appellant ingaande 1 januari 2001 een periodieke uitkering toegekend, waarvan de grondslag is vastgesteld op het wettelijk minimum van € 1.583,24 per maand. Bij besluit van de Sociale Verzekeringsbank van 8 november 2002 is aan appellant met ingang van augustus 2001 een uitkering ingevolge de Algemene ouderdomswet toegekend. Deze toekenning en de daarbij behorende nabetaling is voor verweerster aanleiding geweest de appellant toekomende periodieke uitkering met ingang van 1 augustus 2001 te herzien. Bij berekeningsbeslissing van 31 december 2004, zoals toegelicht bij nader bericht van 2 februari 2005, is de periodieke uitkering van appellant over de periode 1 augustus 2001 tot 1 januari 2003 herzien en definitief vastgesteld en de hem toekomende uitkering ingaande 1 januari 2003 voorlopig bijgesteld. Hierbij is vastgesteld dat appellant over 2001 en 2002 € 2.029,66 teveel aan uitkering heeft ontvangen, welk bedrag van hem wordt teruggevorderd, alsmede dat appellant als gevolg van de voorlopige bijstelling van zijn uitkering van 1 januari 2003 tot 1 december 2004 € 2.884,68 teveel aan uitkering heeft ontvangen. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zijn bezwaar is gericht tegen de door verweerster gehanteerde wisselkoersen alsmede tegen de wijze waarop de toeslag voor de premie ziektekosten bij de berekening van zijn periodieke uitkering wordt betrokken. Bij het thans bestreden besluit is het bezwaar van appellant op deze punten niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat in het besluit van 31 december 2004 met betrekking tot deze onderdelen geen nieuw of nader besluit is genomen, zodat geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In beroep heeft appellant zijn grieven herhaald. Met name is hem onduidelijk waarom verweerster bij de toeslag voor de premie van ziektekosten niet meer rekening houdt met de Amerikaanse situatie die naar appellants opvatting wezenlijk van de Nederlandse verschilt. De Raad overweegt als volgt. Appellant heeft in bezwaar tegen verweersters besluit van 31 december 2004 grieven aangevoerd, die buiten dit besluit omgaan. Nu dit besluit geen betrekking heeft op de punten van appellants bezwaar heeft verweerster naar het oordeel van de Raad op goede gronden geoordeeld dat geen besluit voorligt als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Naar het oordeel van de Raad is appellant in zijn bezwaar op deze punten derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard. Overigens wil de Raad appellant wijzen op de door verweerster bij verweerschrift en enige tot appellant gerichte brieven gegeven toelichting, waarin een verklaring is te vinden van de door verweerster gevolgde werkwijze bij de berekening van een periodieke uitkering alsmede van de wijze van omrekenen van deze uitkering naar US dollars. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens als voorzitter en H.R. Geerling-Brouwer en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 november 2006. (get.) G.L.M.J. Stevens. (get.) J.P. Schieveen. HD 11.10