
Jurisprudentie
AZ3114
Datum uitspraak2006-11-27
Datum gepubliceerd2006-11-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/072246-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/072246-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechter verklaart het bezwaar ex artikel 22g Sr gegrond en bepaalt dat het bevel tenuitvoerlegging vervangende hechtenis ongedaan wordt gemaakt.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector straf
Parketnummer: 06/072246-03
De rechtbank heeft te beslissen op een op 15 november 2006 ter griffie in-gekomen bezwaarschrift ex artikel 22g, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht van de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [plaats] ([land]) op [geboortedatum],
wonende te 45473 [plaats], Aktienstrasse 238b,
thans verblijvend in de penitentiaire inrichting “Midden Holland” te Haarlem,
nader te noemen veroordeelde.
De rechtbank heeft de processtukken bezien.
Het bezwaarschrift is behandeld ter terechtzitting van 23 november 2006. Van deze behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
Motivering
Het bezwaarschrift richt zich tegen de tenuitvoerlegging van 60 dagen vervangende hechtenis, zulks in verband met het vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 8 juli 2003, waarbij onder meer een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uren, bij niet (behoorlijke) uitvoering te vervangen door 60 dagen hechtenis is opgelegd.
Namens veroordeelde is gesteld dat hij in oktober 2003 een oproep van de Reclassering Nederland heeft ontvangen en dat hij in reactie op deze oproep een brief heeft verstuurd waarin hij heeft medegedeeld dat hij om hem moverende redenen niet aan de oproep kon voldoen. Nadien heeft hij niets meer vernomen over de uit te voeren werkstraf. Op
3 november 2003 stuurt de Reclassering Nederland een retourbericht aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden, waarin gesteld wordt dat contact met veroordeelde onmogelijk is. Reeds op 7 november 2003 wordt de werkstraf omgezet.
Op 14 november 2006 wordt veroordeelde, terwijl hij op weg was naar de Filippijnen om aldaar vrijwilligerswerk voor het Rode Kruis te doen, op het vliegveld Schiphol aangehouden en wordt de vervangende hechtenis ten uitvoer gelegd. Namens veroordeelde wordt verzocht de vervangende hechtenis niet langer ten uitvoer te leggen en hem alsnog in de gelegenheid te stellen de werkstraf te laten verrichten.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de door veroordeelde aan de Reclassering Nederland gestuurde brief kennelijk voor de Reclassering aanleiding was de opdracht tot tenuitvoerlegging van de taakstraf aan het CJIB te retourneren. De inhoud van die brief van veroordeelde is vanwege tijdsverloop niet meer bij de Reclassering Nederland aanwezig.
Het CJIB heeft vervolgens een GBA-verificatie uitgevoerd en veroordeelde had geen bekende woon- of verblijfplaats hier te lande en dientengevolge is de kennisgeving omzetting taakstraf betekend aan de griffier in deze rechtbank. Hoewel veroordeelde een bekende woon- of verblijfplaats in Duitsland heeft, is deze kennisgeving ingevolge de wettelijke voorschriften betekend.
De rechter is van oordeel dat aan veroordeelde de mogelijk is ontnomen tijdig te reageren op het bevel van de officier van justitie tot omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis. Hoewel het Wetboek van Strafvordering bij een veroordeelde die geen bekende woon- of verblijfplaats hier te lande heeft, volstaat met betekening van die kennisgeving aan de griffier, acht de rechter een dergelijke betekening in het onderhavige geval onvoldoende, nu van veroordeelde een adres bekend is in Duitsland. Indien de officier van justitie veroordeelde middels de kennisgeving op de hoogte had gesteld van het bevel tot omzetting van de taakstraf, had veroordeelde hiertegen een rechtsmiddel kunnen aanwenden, waardoor hij, vóór de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis, een oordeel hieromtrent van de rechter had kunnen verkrijgen. Die mogelijkheid heeft veroordeelde niet gehad. De rechter neemt tevens het volgende in aanmerking. De inhoud van de brief die veroordeelde aan de Reclassering Nederland in reactie op de door hem ontvangen oproep heeft geschreven, is thans niet meer te achterhalen. Daarmee is niet komen vast te staan dat veroordeelde zich heeft proberen te onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de werkstraf. Evenmin is komen vast te staan dat het niet verrichten van de werkstraf enkel en alleen aan veroordeelde is te wijten. Veroordeelde heeft aangegeven bereid te zijn de werkstraf alsnog te verrichten.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
Verklaart het bezwaar gegrond en stelt veroordeelde in de gelegenheid de hem opgelegde werkstraf alsnog te verrichten, met dien verstande dat de door veroordeelde reeds in hechtenis door gebrachte dagen in mindering worden gebracht op de duur van de werkstraf.
Bepaalt dat het bevel tenuitvoerlegging vervangende hechtenis ongedaan wordt gemaakt.
Deze beslissing is gegeven door mr. Krijger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2006.

