
Jurisprudentie
AZ3116
Datum uitspraak2006-11-15
Datum gepubliceerd2006-11-28
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers238-D-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-28
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers238-D-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Man heeft aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een artikel 1:160 Bw situatie. De vrouw is in hoger beroep niet verschenen en geen bewijs aangeboden.
Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 15 november 2006
Rekestnummer. : 238-D-06
Rekestnr. rechtbank : 59218 / FA RK 05-7503
[appellant],
wonende te Numansdorp,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. E. Grabandt,
tegen
[verweerster],
wonende te Numansdorp,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 22 februari 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Dordrecht van 23 november 2005.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
Op 29 september 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.A. den Hollander. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De man en zijn advocaat hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN DE VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te Dordrecht. Bij deze beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang en uitvoerbaar bij voorraad, de partneralimentatie met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, bepaald op € 355,- per maand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan:
De echtscheidingsbeschikking is op 16 maart 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking, naar het hof begrijpt ten aanzien van de door de man aan de vrouw te betalen alimentatie, te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat het zelfstandig verzoek van de vrouw in eerste aanleg wordt afgewezen.
Behoefte
3. In zijn eerste grief stelt de man zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een samenleven als bedoeld in artikel 1:160 BW. Uit de door de man overgelegde bescheiden kan, aldus de man, worden afgeleid dat er tussen de vrouw en de heer [naam] al gedurende geruime tijd een affectieve relatie bestaat. De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw sinds 1 september 2005 met de heer [naam] een gemeenschappelijke huishouding voert. Er is volgens de man sprake van een samenleving als bedoeld in artikel 1:160 BW, waardoor zijn alimentatieverplichting dient komen te vervallen. Ter zitting in hoger beroep heeft de man ten slotte nog aangegeven dat hij heeft vernomen dat de vrouw en de heer [naam] op 10 augustus 2006 zijn gehuwd.
4. Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting overweegt het hof als volgt. Ter staving van zijn stelling omtrent de samenleving van de vrouw met de heer [naam] heeft de man diverse verklaringen en brieven overgelegd. Op basis van deze verklaringen en brieven en de door de man overgelegde rekeningoverzichten, acht het hof het voorshands aannemelijk dat de vrouw in ieder geval sinds 16 maart 2006 samenleeft met de heer [naam] als waren zij gehuwd, en dat deze samenleving nog immer voortduurt. De vrouw heeft de door de man in hoger beroep ingenomen stellingen en overgelegde stukken niet weersproken en ter zake geen tegenbewijs geleverd, noch aangeboden, zodat genoegzaam is komen vast te staan dat de vrouw is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd, in de zin van artikel 1:160 BW. De alimentatieplicht van de man is derhalve met ingang van 16 maart 2006 komen te vervallen. Het hof zal mitsdien de bestreden beschikking vernietigen en het zelfstandig verzoek van de vrouw alsnog afwijzen.
5. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen behoeven de overige grieven geen verdere bespreking aangezien deze niet tot een ander oordeel zullen leiden.
6. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oor-deel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het zelfstandig verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Tanja-van den Broek en Kamminga, bijgestaan door mr. Sijbesma als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2006.

