Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3146

Datum uitspraak2006-11-27
Datum gepubliceerd2006-11-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/094159-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Deelname aan een criminele organisatie. Verdachte heeft een jaar en tien maanden lang deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met onder meer (internationaal) transport, handel en opslag van (aanzienlijke) hoeveelheden heroïne, alsmede witwassen. Heroïne is schadelijk voor de volksgezondheid, terwijl witwassen de integriteit van het financieel en economisch verkeer aantast. Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit in Europa, in het bijzonder in Nederland. Voorts heeft hij er (indirect) aan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie werden onttrokken. In deze criminele organisatie vervulde iedere deelnemer zijn eigen rol. Verdachte had in de organisatie een ondersteunende rol. Verdachte was persoonlijk assistent van de leider van de organisatie. Zo chauffeerde hij voor de leider, bracht boodschappen over van en naar de leider en haalde hij op verzoek van de leider geld op bij andere leden van de organisatie. De rechtbank merkt op dat binnen de criminele organisatie sprake was van een sfeer van intimidatie en angst. Dit blijkt onder meer uit het feit dat bij een aantal leden van de organisatie vuurwapens zijn aangetroffen en uit het feit dat een aantal leden van de organisatie heeft verklaard bang te zijn dat henzelf of hun gezin iets zou worden aangedaan, nu zij over de criminele organisatie en diens leden een verklaring hebben afgelegd. Overigens is niet gebleken dat er daadwerkelijk fysiek geweld is gebruikt. Voorts was sprake van een professionele werkwijze, mede gelet op de wijze waarop men met elkaar communiceerde (vanuit telefooncellen, met versluierd taalgebruik) en zaken deed. De rechtbank neemt in aanmerking dat een organisatie als de onderhavige – gelet op haar criminele oogmerk en de daarmee samenhangende handelingen - de rechtsorde ondermijnt. Kenmerkend voor zo’n organisatie is dat het –door het bestaan van een samenwerkingsverband - criminaliteitsbevorderend werkt. Hierbij dient te worden betrokken dat door de ontplooide activiteiten grote illegale geldstromen plegen te worden gegenereerd. Verdachte heeft een aandeel gehad in de verspreiding van verdovende middelen waarbij hij, naar de rechtbank concludeert, zijn eigen belang, geldelijk gewin, heeft voorop gesteld en daarmee geen oog heeft gehad voor de schade voor de samenleving die uit het gebruik van dergelijke drugs en uit witwaspraktijken die daarmee samengaan kunnen voortvloeien. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank verdachte niet alleen van het primair maar ook van het subsidiair tenlastegelegde feit op de dagvaarding van 3 november 2006 zal vrijspreken. Zie voor medeverdachten o.a. LJN-nrs AZ3147 en AZ3151.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/094159-03 Uitspraakdatum: 27 november 2006 Tegenspraak VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 juli 2006, 18 september 2006, 3 november 2006 en 13 november 2006 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in P.I. Rijnmond, De Schie, Rotterdam. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaardingen van 24 februari 2006 en 3 november 2006 is omschreven (bijlage I a, b). Op de daartoe strekkende vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging vermeld op de dagvaarding van 24 februari 2006 ter terechtzitting van 3 november 2006 gewijzigd. Aldus wordt aan verdachte tenlastegelegd dat: (de dagvaarding van 3 november 2006:) PRIMAIR: [Zaaksdossiers 3-11-32: Handel in verdovende middelen] hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende heroïne, in elk geval (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; SUBSIDIAIR: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 22 november 2005 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer monster(s), althans (een)(geringe) hoeveelhe(i)d(en), van (een) materia(a)l(en) bevattende heroïne, heeft/hebben afgeleverd (bij) en/of verstrekt (aan) en/of vervoerd (naar)([betrokkene 1])(teneinde deze/dit monster(s), althans deze (geringe) hoeveelhe(i)d(en), door [betrokkene 1] op werking en/of kwaliteit te laten testen), bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 22 november 2005 te Amsterdam en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 22 november 2005 te Amsterdam en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door opzettelijk meermalen, althans eenmaal, voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] met voornoemde monster(s), althans (geringe) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende heroïne naar het (verblijf)adres van (voornoemde) [betrokkene 1] in Amsterdam te vergezellen en/of te brengen en/of te vervoeren; (de gewijzigde dagvaarding van 24 februari 2006:) [Zaaksdossier 30: de criminele organisatie] hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Turkije en/of te Groot-Brittannië en/of te Zwitserland en/of elders in Europa, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk - het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van heroïne, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of, - het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of, - het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of - witwassen. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewijs 3a. Vrijspraak Aan verdachte is in de aanvullende dagvaarding van 3 november 2006 onder primair en subsidiair ten laste gelegd dat hij zich - kort gezegd – in de periode van 1 januari 2004 tot en met 22 november 2005 samen met anderen zou hebben schuldig gemaakt aan de handel in verdovende middelen, dan wel daaraan medeplichtig zou zijn geweest. Getuige [betrokkene 1] verklaart dat hij verdachte wel eens samen met dealers in heroïne in zijn woning heeft gezien. Echter, buiten die verklaring is noch uit de overige zich in het dossier bevindende stukken noch uit het verhandelde ter terechtzitting enig aanvullend bewijs naar voren gekomen waaruit blijkt dat verdachte concreet betrokken was bij de handel in heroïne. Dit betekent dat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van vorengenoemde feiten. Verdachte moet derhalve daarvan worden vrijgesproken. 3b. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde op de gewijzigde dagvaarding van 24 februari 2006 heeft begaan in dier voege dat hij in de periode van 01 januari 2004 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk - het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of, - het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of, - het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of - witwassen. Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. Strafbaarheid van het feit Het bewezenverklaarde levert op: het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. De vordering van de officier van justitie en motivering van de straf De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder primair tenlastegelegde feit op de dagvaarding van 3 november 2006 en bewezenverklaring van de overige feiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat voor die feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren en negen maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De straf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een jaar en tien maanden lang deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met onder meer (internationaal) transport, handel en opslag van (aanzienlijke) hoeveelheden heroïne, alsmede witwassen. Heroïne is schadelijk voor de volksgezondheid, terwijl witwassen de integriteit van het financieel en economisch verkeer aantast. Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit in Europa, in het bijzonder in Nederland. Voorts heeft hij er (indirect) aan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie werden onttrokken. In deze criminele organisatie vervulde iedere deelnemer zijn eigen rol. Verdachte had in de organisatie een ondersteunende rol. Verdachte was persoonlijk assistent van de leider van de organisatie. Zo chauffeerde hij voor de leider, bracht boodschappen over van en naar de leider en haalde hij op verzoek van de leider geld op bij andere leden van de organisatie. De rechtbank merkt op dat binnen de criminele organisatie sprake was van een sfeer van intimidatie en angst. Dit blijkt onder meer uit het feit dat bij een aantal leden van de organisatie vuurwapens zijn aangetroffen en uit het feit dat een aantal leden van de organisatie heeft verklaard bang te zijn dat henzelf of hun gezin iets zou worden aangedaan, nu zij over de criminele organisatie en diens leden een verklaring hebben afgelegd. Overigens is niet gebleken dat er daadwerkelijk fysiek geweld is gebruikt. Voorts was sprake van een professionele werkwijze, mede gelet op de wijze waarop men met elkaar communiceerde (vanuit telefooncellen, met versluierd taalgebruik) en zaken deed. De rechtbank neemt in aanmerking dat een organisatie als de onderhavige – gelet op haar criminele oogmerk en de daarmee samenhangende handelingen - de rechtsorde ondermijnt. Kenmerkend voor zo’n organisatie is dat het –door het bestaan van een samenwerkingsverband - criminaliteitsbevorderend werkt. Hierbij dient te worden betrokken dat door de ontplooide activiteiten grote illegale geldstromen plegen te worden gegenereerd. Verdachte heeft een aandeel gehad in de verspreiding van verdovende middelen waarbij hij, naar de rechtbank concludeert, zijn eigen belang, geldelijk gewin, heeft voorop gesteld en daarmee geen oog heeft gehad voor de schade voor de samenleving die uit het gebruik van dergelijke drugs en uit witwaspraktijken die daarmee samengaan kunnen voortvloeien. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank verdachte niet alleen van het primair maar ook van het subsidiair tenlastegelegde feit op de dagvaarding van 3 november 2006 zal vrijspreken. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: 140 van het Wetboek van Strafrecht. 8. Beslissing De rechtbank: Spreekt verdachte vrij van de hem op de dagvaarding van 3 november 2006 onder primair en subsidiair tenlastegelegde feiten. Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3b. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEE JAREN. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Bos, voorzitter, mrs. Grosheide en Van Andel, rechters, in tegenwoordigheid van de griffiers mr. Van der Zalm en De Koning, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2006.