Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3188

Datum uitspraak2006-11-20
Datum gepubliceerd2006-11-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200602487/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 29 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Maassluis, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 mei 2005, het bestemmingsplan "Burgemeesterswijk Maassluis" vastgesteld.


Uitspraak

200602487/2. Datum uitspraak: 20 november 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 29 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Maassluis, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 mei 2005, het bestemmingsplan "Burgemeesterswijk Maassluis" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 7 februari 2006, DRM/ARB/05/7612A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 29 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 4 april 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 19 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 22 september 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 november 2006, waar verzoeker is verschenen. Voorts is het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, als verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. du Pont, ambtenaar van de provincie, daar gehoord. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Maassluis, vertegenwoordigd door mr. O. de Man en H. Koornneef, ambtenaren van de gemeente. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Verzoeker kan zich niet verenigen met de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woongebied (W-1)" aan de Merellaan ten behoeve van de bouw van drie woontorens. Hij heeft een voorlopige voorziening gevraagd die er toe strekt dat de bouw van de woontorens onmiddellijk wordt stopgezet. 2.3.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de woontorens aan de Merellaan thans worden gebouwd op grond van een bouwvergunning die is verleend met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Deze bouwvergunning en vrijstelling zijn nog niet onherroepelijk. Bij uitspraak van 17 februari 2005 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam het verzoek van onder meer verzoeker om ten aanzien van deze besluiten een voorlopige voorziening te treffen, afgewezen. 2.4.    Voor zover verzoeker met zijn verzoek beoogt te bereiken dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woongebied (W-1)" wordt geschorst, overweegt de Voorzitter dat een dergelijke schorsing de bouwvergunning en de vrijstelling niet raakt. Daarbij neemt hij in aanmerking dat de beslissing op de bezwaren tegen deze besluiten reeds is genomen en dat daartegen thans een beroepsprocedure aanhangig is. Hieruit volgt dat verzoeker bij schorsing van het besluit omtrent goedkeuring van dit plandeel geen spoedeisend belang heeft. Ook anderszins kan de Voorzitter, anders dan verzoeker kennelijk veronderstelt, in het kader van onderhavige procedure over het besluit omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan niet een voorlopige voorziening treffen die ertoe strekt dat de bouw onmiddellijk wordt gestopt. 2.5.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bosnjakovic, ambtenaar van Staat. w.g. Oosting     w.g. Bosnjakovic Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2006 410