
Jurisprudentie
AZ3191
Datum uitspraak2006-11-20
Datum gepubliceerd2006-11-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200606057/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2006-11-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200606057/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 20 december 2005 heeft de gemeenteraad van Bergen (L.) het bestemmingsplan "KOBS-locatie" vastgesteld.
Uitspraak
200606057/2.
Datum uitspraak: 20 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2005 heeft de gemeenteraad van Bergen (L.) het bestemmingsplan "KOBS-locatie" vastgesteld.
Bij besluit van 20 juni 2006, kenmerk 2006/27626 heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 17 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 17 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 oktober 2006, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. R.A.M. Verkoijen, advocaat te Tilburg, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. D.R. Boer, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Bergen (L.), vertegenwoordigd door P.C.W. Peters en ing. J.F.C. ten Haaf, ambtenaren van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan dat voorziet in de bouw van 10 vrijstaande woningen op ruime kavels. Verzoeker betoogt dat waardevolle natuur verloren gaat. De locatie ligt bovendien nabij het Nationaal Park de Maasduinen (hierna: de Maasduinen), welk gebied is aangewezen als Vogelrichtlijngebied en is aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Verzoeker bestrijdt dat er geen significante effecten zijn te verwachten.
Het plangebied is in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (hierna: POL) aangewezen als perspectief 4: Vitaal landelijk gebied (hierna: P4-gebied). Verzoeker acht het plan hiermee in strijd. Verzoeker stelt dat een zwaarwegend maatschappelijk belang ontbreekt en alternatieve locaties mogelijk zijn. Tevens stelt verzoeker dat het plan niet voldoet aan de Ruimte voor Ruimteregeling.
2.3. Vast staat dat het plangebied geen deel uitmaakt van de Maasduinen, maar daaraan grenst. Naar het oordeel van de Voorzitter heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat geen negatieve significante effecten te verwachten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied Maasduinen. De Voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat verweerder zijn standpunt heeft gebaseerd op het rapport "Bargapark, Projectplan Flora- en faunawet, Bouwlocatie Bergen Noord-Limburg (Res Nova, 2004)" en de "Rapportage veldonderzoek "KOBS-locatie" gemeente Bergen (L.) in het kader van de Flora- en Faunawet (en de Natuurbeschermingswet)" (Van der Mast, 2005) en overige provinciale natuurgegevens. De Voorzitter neemt hierbij tevens in overweging dat verzoeker geen gegevens heeft overgelegd die een begin van bewijs vormen dat het plan significante effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied Maasduinen.
2.4. Het plangebied vormt geen onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur noch van de Provinciale Ecologische Structuur maar is in het POL aangewezen als P4-gebied. De Voorzitter ziet, gelet op het navolgende, geen grond voor het oordeel dat het plan met deze aanwijzing in strijd is.
2.5. De locatie waar gebouwd wordt betreft blijkens het onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet het minst waardevolle gedeelte van het plangebied. Ter compensatie van het grondoppervlak dat wordt onttrokken aan het bosgebied - ongeveer 1,43 ha aan uitgeefbare grond en infrastructuur - wordt elders in de gemeente bestaand waardevol gebied versterkt met een oppervlakte van ongeveer 2,37 ha. Verder acht de Voorzitter niet zonder belang dat de woningen worden gebouwd in het kader van de Ruimte voor Ruimteregeling. De Ruimte voor Ruimteregeling houdt in dat een intensief veehouderijbedrijf zijn bedrijfsactiviteiten stopt en bereid is tegen een vergoeding zijn bedrijfsgebouwen te slopen. In ruil voor deze sloop en inlevering van zijn milieuvergunning verkrijgt de ondernemer een geldelijke vergoeding. Deze geldelijke vergoeding kan worden gefinancierd uit de uitgifte van extra bouwkavels. In het reconstructiegebied Noord- en Midden-Limburg, waar de gemeente Bergen ook deel van uit maakt, betreft het circa 900 woningen. Uitgangspunt is dat deze woningen nabij bestaande bebouwingsconcentraties worden gebouwd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het plangebied aansluit op de wijk Bargapark aan de rand van de kern Nieuwbergen. Kern van de Ruimte voor Ruimteregeling is dat de voorfinanciering van de sloopsubsidie wordt terugverdiend met de bouw van compensatiewoningen. Op basis van het aantal aangeboden te slopen vierkante meters in de eerste tranche
(± 250.000 m2 stal aangeboden voor sloop) in Limburg is de bouw van 250 woningen in het kader van de Ruimte voor Ruimteregeling noodzakelijk geworden.
2.6. Naar het oordeel van de Voorzitter heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat het plan niet voldoet aan de voorwaarden van de Ruimte voor Ruimteregeling. Hierbij is in aanmerking genomen dat het doel van de regeling niet gelegen is in versterking van de Ecologische Hoofdstructuur maar in het 'ontstenen' van het buitengebied en het behalen van milieuwinst, zodat aan de 'nee, tenzij-afweging' als bedoeld in de Ruimte voor Ruimteregeling wordt voldaan. In de praktijk mag voor elke 1000 m2 te slopen bedrijfsgebouwen één woning teruggebouwd worden. Elk bouwvlak binnen de KOBS-locatie heeft een maximale oppervlakte van 600 m2. Gelet hierop is verweerder er terecht van uitgegaan dat het plan substantieel bijdraagt aan het 'ontstenen' van het buitengebied. Nu voorts niet gebleken is dat het plan schadelijke gevolgen heeft voor het gebied Maasduinen, is het plan niet in strijd met het Pact van Brakkenstein. Daarnaast heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat in het kader van de Ruimte voor Ruimteregeling andere locaties dan de KOBS-locatie een reëel alternatief vormden voor het plangebied. Hieruit volgt dat niet kan worden staande gehouden dat met het plan geen groot maatschappelijk belang is gediend.
2.7. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Broekman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2006
12-521.

