
Jurisprudentie
AZ3192
Datum uitspraak2006-11-20
Datum gepubliceerd2006-11-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200606508/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2006-11-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200606508/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 19 februari 2004 heeft de gemeenteraad van Ouderkerk, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 februari 2004, het bestemmingsplan "Geer en Zijde" vastgesteld.
Uitspraak
200606508/2.
Datum uitspraak: 20 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2004 heeft de gemeenteraad van Ouderkerk, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 februari 2004, het bestemmingsplan "Geer en Zijde" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 14 september 2004, kenmerk DRM/ARB/04/1998A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Bij uitspraak van 11 augustus 2005, nr. 200409285/1, heeft de Afdeling dit besluit gedeeltelijk vernietigd.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 4 juli 2006, kenmerk DRM/ARW/06/6150A, opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 4 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 4 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 november 2006, waar verzoekers, in de personen van [gemachtigden], en verweerder, vertegenwoordigd door ing. J.C. Wassens, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn de gemeenteraad van Ouderkerk, als partij, vertegenwoordigd door H.J.M. Winkelhuijzen, advocaat te Alphen aan de Rijn, en [partij], als belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. J.R. Vermeulen, advocaat te Rotterdam, en J.L. van Loon, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekers stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" tegenover hun transportbedrijf. Zij betogen dat verweerder wederom niet goed heeft gemotiveerd dat in de daar intussen al gebouwde negen woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat daarom niet is voldaan aan de uitspraak van de Afdeling van 11 augustus 2005, nr. 200409285/1. Om te voorkomen dat het bestemmingsplan zal gaan dienen als toetsingskader bij de beslissing op de bezwaren tegen de bouwvergunning voor de desbetreffende woningen, verzoeken zij de goedkeuring van het plandeel te schorsen.
2.3. Verweerder heeft het plandeel niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd. Volgens hem blijkt uit de Aanvullende notitie op het bestemmingsplan "Geer en Zijde" van de gemeenteraad van 26 januari 2006 dat de aanwezigheid van het transportbedrijf niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de nieuwe bewoners.
2.4. Alhoewel verzoekers hebben gesteld dat verplaatsing van het bedrijf nog onzeker is, hebben zij ter zitting tevens aangegeven dat zij daarover thans serieus in gesprek zijn met het gemeentebestuur en dat daartoe inmiddels gronden zijn aangekocht op een bedrijventerrein. Ter zitting is voorts onweersproken gesteld dat het transportbedrijf thans niet meer als zodanig is bestemd, maar onder het overgangsrecht is gebracht. Hieruit leidt de Voorzitter af dat alle inspanningen er op zijn gericht het bedrijf op termijn te verplaatsen. Anderszins hebben verzoekers de Voorzitter er niet van overtuigd dat de motivering van het bestreden besluit zo gebrekkig is dat op voorhand moet worden geconcludeerd dat deze in de hoofdzaak geen stand zal houden. Gelet hierop ziet de Voorzitter na afweging van de betrokken belangen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bosnjakovic, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Bosnjakovic
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2006
410

