Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3359

Datum uitspraak2006-11-28
Datum gepubliceerd2006-11-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/802564-06, 15/803390-06, 15/804439-06
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Vreemdelingenwet en regelgeving. Inspanningsverplichting luchtvaartmaatschappij teneinde het inreizen in Nederland van vreemdelingen zonder de vereiste documenten te voorkomen. Diverse bewijsverweren. Gevorderde boete in aantal gevallen gematigd omdat vreemdelingen over vluchtelingenpaspoort van de USA beschikten.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM sector kanton, locatie Haarlem tegenspraak parketnummers: 15/802564-06, 15/803390-06, 15/804439-06 uitspraak: 28 november 2006 VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2006 in de zaak tegen: [verdachte] [adres] 1. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd wat in de onderscheiden dagvaardingen is omschreven. Kopieën van die dagvaardingen zijn als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maken daarvan deel uit. 2. Voorvragen De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding van verdachte geldig is en dat hijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak. 3. Bewijsbeslissing 3.1 Naar het oordeel van de kantonrechter is niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 15/802564-06 onder 5. ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. In het strafdossier bevindt zich immers slechts een niet conform het origineel gewaarmerkt faxexemplaar van het proces-verbaal. Nu het originele proces-verbaal in het strafdossier ontbreekt, is geen wettig bewijs aanwezig om dit feit bewezen te kunnen verklaren. De verdachte dient daarom van dit feit te worden vrijgesproken. 3.2 Bij de verdere beoordeling van het door de officier van justitie aangedragen bewijs moet van het volgende worden uitgegaan. Uit de Nota naar aanleiding van het verslag Memorie van Toelichting bij artikel 4 Vw (kamerstuk 29016) blijkt het volgende: In het eerste lid van artikel 4 van de Vreemdelingenwet 2000 wordt geregeld dat een vervoerder de nodige maatregelen moet nemen om te voorkomen dat een door hem vervoerde vreemdeling niet in het bezit is van de juiste documenten. Welke maatregelen dit zijn is inderdaad, zoals deze leden opmerken, terug te vinden in de Richtlijnen voor vervoerders. Op de vraag van deze leden hoe in de praktijk het toezicht op het naleven van de zorgplicht plaatsvindt antwoorden wij als volgt. De vervoerder die de zorgplicht onvoldoende naleeft is strafbaar op grond van artikel 108 van de Vreemdelingenwet 2000. Het toezicht op het naleven van de zorgplicht vindt dan ook logischerwijs plaats in de dagelijkse praktijk op Schiphol en de andere grensdoorlaatposten. Een ieder die Nederland (ofwel het Schengengebied) inreist via een grensdoorlaatpost wordt gecontroleerd. Wanneer een ambtenaar belast met grensbewaking wordt geconfronteerd met een vreemdeling die Nederland (dan wel het Schengengebied) wenst in te reizen doch niet beschikt over de daarvoor vereiste documenten zal hij een onderzoek instellen om vast te stellen door welke maatschappij betrokkene is aangevoerd. Wanneer de ambtenaar vervolgens tot de conclusie komt dat die vervoerder zijn zorgplicht heeft veronachtzaamd, zal proces-verbaal jegens de vervoerder worden opgemaakt. De processen-verbaal worden doorgezonden aan het Openbaar Ministerie. 3.3 Voorts blijkt uit de parlementaire behandeling van de onderhavige wetsbepaling dat de wetgever ervan is uitgegaan dat voor bewezenverklaring van de schending van de onderhavige zorgplicht weliswaar nalatigheid van de vervoerder is vereist, maar dat die als aanwezig verondersteld mag worden wanneer door tussenkomst van een vervoerder een vreemdeling onjuist gedocumenteerd, dat wil zeggen zonder het vereiste visum, Nederland wordt binnengebracht. Dit laat onverlet dat van bijzondere omstandigheden kan blijken die tot een ander oordeel leiden. 3.4 Het vorenstaande impliceert dat, zodra sprake is van de constatering door de verbalisant dat een vreemdeling zonder het vereiste visum Nederland binnenkomt, de verbalisant een onderzoek moet instellen. Dit onderzoek houdt onder meer in het horen van de verdachte, die bij die gelegenheid kan aantonen welke maatregelen zij treft of heeft getroffen om de ongewenste ongedocumenteerde binnenkomst te voorkomen. Er is dus geenszins sprake van het aannemen van het bewijs van de overtreding op basis van de enkele constatering door de verbalisant(en) dat de gewenste vreemdeling niet over de vereiste documenten beschikt. Dat bewijs wordt immers gebaseerd op die constatering en op het naar aanleiding daarvan door de verbalisant(en) ingestelde onderzoek. 3.5 Namens de verdachte is betoogd dat de processen-verbaal niet redengevend zijn voor het bewijs van schending van de zorgplicht en dat met betrekking tot de onderhavige overtredingen het bepaalde bij artikel 344 lid 2 Sv toepassing mist. Zoals hierboven is overwogen moet, zodra sprake is van de constatering door de verbalisant dat een vreemdeling zonder het vereiste visum Nederland binnenkomt, de verbalisant een onderzoek instellen. Dit onderzoek houdt onder meer in het horen van de verdachte, die bij die gelegenheid dan kan aantonen welke maatregelen zij treft of heeft getroffen om de ongewenste ongedocumenteerde binnenkomst te voorkomen. Er is dus geenszins sprake van het aannemen van het bewijs van de overtreding op basis van de enkele constatering door de verbalisant(en) dat de gewenste vreemdeling niet over de vereiste documenten beschikt. Dat bewijs wordt immers gebaseerd op die constatering en op het naar aanleiding daarvan door de verbalisant(en) ingestelde onderzoek. Uit de zich in het dossier bevindende processen-verbaal blijkt dat sprake is geweest van een onderzoek naar nakoming en/of schending van de meergenoemde verplichting uit de Vreemdelingenwet. Het feit dat het resultaat van dat onderzoek mede wordt neergelegd in een sjabloon en/of standaardformulier dat door de betrokken verbalisant wordt ingevuld maakt niet dat geen sprake meer is van een onderzoek. 3.6 Ter zitting van 14 november 2006 is namens de verdachte het volgende naar voren gebracht: De verdachte voldeed aan de instructienorm en beroept zich in dat verband op de volgende stukken: 0 Gedetailleerde instructies over de “passenger check-in”, 0De maatregelen ter verbetering van de compliance met procedures en protocollen die specifiek zien op Schengen Transit kwesties; 0 Cursusmateriaal voor handling agents en ground crew met betrekking tot de visumproblematiek van Schengenlanden, in het bijzonder Nederland. 3.7 De kantonrechter is van oordeel dat op basis van deze stukken wel geconcludeerd kan worden dat verdachte zich inspant om de ongewenste binnenkomst van onjuist gedocumenteerde vreemdelingen te voorkomen, maar niet dat dit moet leiden tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten. Gebleken is immers dat, ondanks de vergaande automatisering door de verdachte van haar procedure van het inchecken en controleren, de controlerende personen in afwijking van die procedure een zelfstandige beslissing hebben genomen die achteraf onjuist blijkt te zijn geweest. Dat betekent dat er toch iets heeft gemankeerd aan de door de verdachte gegeven instructie. Dat dit wellicht in de toekomst anders zal zijn door de steeds verdergaande automatisering brengt geen verandering in de beoordeling van de thans aan de orde zijnde feiten. Het feit dat het hier om menselijke fouten gaat, staat aan bewezenverklaring niet in de weg, omdat de wetgever er nu juist voor heeft gekozen de aansprakelijkheid voor deze overtredingen bij de luchtvaart-maatschappijen te leggen. 3.8 Gelet op het vorenstaande acht de kantonrechter wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte bijlagen II. 3.9 Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3.10 Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging. 4. De strafbaarheid van de feiten De bewezen verklaarde feiten leveren op: overtreding van een voorschrift, vastgesteld bij artikel 4 eerste lid Vreemdelingenwet 2000, meermalen gepleegd. 5. De strafbaarheid van de verdachte 5.1 De verdachte heeft zich op afwezigheid van alle schuld beroepen. Zij heeft in dat verband betoogd dat zij er alles aan heeft gedaan om strijd met de wet te voorkomen, dat slechts sprake is geweest van beoordelingsfouten door de betrokken personeelsleden en dat de visumregelgeving binnen de Schengenlanden niet uniform is. 5.2 De kantonrechter verwerpt dit beroep op afwezigheid van alle schuld. Zoals hierboven reeds is overwogen, ligt de verantwoordelijkheid voor de onderhavige overtredingen bij de luchtvaartmaatschappijen die zich moeten inspannen om te voorkomen dat passagiers niet over de vereiste documenten beschikken. Ook al is sprake van een beoordelingsfout dan neemt dat niet weg dat het de verantwoordelijkheid van de luchtvaartmaatschappij blijft om die beoordelingsfouten te voorkomen. Voorts dient de verdachte, indien de regelgeving binnen de Schengenlanden niet eenduidig zou zijn (een omstandigheid waarvan de verdachte volgens haar eigen stelling op de hoogte is) zich daarvan bewust te zijn en moet zij geëigende maatregelen treffen om daarop in te spelen. 5.3 Nu ook overigens geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, is de verdachte strafbaar. 6. De motivering van de sancties en de overige beslissingen 6.1. De hoofdstraf 6.1 Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de kantonrechter zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 6.2 De kantonrechter is van oordeel dat voor elk der overtredingen een geldboete moet worden opgelegd. De verdachte is eerder voor feiten als de onderhavige vervolgd en/of veroordeeld. 6.3 De raadsman van de verdachte heeft met betrekking tot de strafmaat het volgende naar voren gebracht: “In de richtlijn wordt bij de sanctionering aandacht besteed aan “de ernst van het feit, met name het ongewenste gevolg van het inreizen van zogenaamde technisch uitzetbare vreemdelingen en de daarmee gepaard gaande kosten (…)”. We hebben gezien dat geen van de vreemdelingen aanspraak wenst te maken op de asielzoekerstatus of op de sociale voorzieningen in Nederland. Dat is ook logisch, omdat het gros van de betrokkenen zich kan verheugen in een legale verblijfstatus in de Verenigde Staten met ‘terugkeergarantie’. Zo gezien is het de vraag of de torenhoge beboeting wel rechtvaardig is. De verdachte meent van niet”. 6.4 De kantonrechter is van oordeel dat in die namens de verdachte geschetste omstandigheden ten aanzien van de volgende feiten een lagere boete dan de door de officier van justitie gevorderde boete gerechtvaardigd is: Parketnummer 15/802564-06: feiten 1 tot en met 3 en feit 6 Parketnummer 15/803390-06: feiten 1 tot en met 3 Parketnummer 15/804439-06: feiten 1 tot en met 9. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften Van toepassing zijn de artikelen 9, 23 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 4 en 108 van de Vreemdelingenwet 2000. 8. Beslissing De kantonrechter beslist als volgt: Hij verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals vermeld onder 3.8 heeft begaan. Hij verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert het hierboven in rubriek 4. vermelde strafbare feit op. Hij verklaart de verdachte hiervoor strafbaar. Hij veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot betaling van de volgende geldboetes: Parketnummer 15/802564-06: feit 1: een geldboete van €4.000,00 feit 2: een geldboete van €4.000,00 feit 3: een geldboete van €4.000,00 feit 4: een geldboete van €7.000,00 feit 6: een geldboete van €4.000,00 Parketnummer 15/803390-06: feit 1: een geldboete van €4.000,00 feit 2: een geldboete van €4.000,00 feit 3: een geldboete van €4.000,00 Parketnummer 15/804439-06 feit 1: een geldboete van €4.000,00 feit 2: een geldboete van €4.000,00 feit 3: een geldboete van €4.000,00 feit 4: een geldboete van €4.000,00 feit 5: een geldboete van €4.000,00 feit 6: een geldboete van €4.000,00 feit 7: een geldboete van €4.000,00 feit 8: een geldboete van €4.000,00 feit 9: een geldboete van €4.000,00 Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2006.