
Jurisprudentie
AZ3391
Datum uitspraak2006-11-24
Datum gepubliceerd2006-11-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummersparketnr. 2517-04rk-nummer: 06/340
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummersparketnr. 2517-04rk-nummer: 06/340
Statusgepubliceerd
Indicatie
Niet-ontvankelijk verklaring i.v.m. te laat indienen van verzoekschriften schadevergoeding.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
parketnr. 2517-04
rk-nummer: 06/340
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 89 wetboek van strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 89 van het wetboek van strafvordering ingekomen ter griffie op 9 maart 2006, in de zaak:
[verzoeker],
[...] 1961 te [woonplaats],
[woonplaats], [adres].
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat tot een bedrag € 7.320,=, ter zake van de schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.
- de kennisgeving van sepot van 17 november 2005;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 23 november 2004 in verzekering is gesteld en op 23 december 2004 in vrijheid is gesteld;
- het proces-verbaal van het onderzoek door de raadkamer van 27 oktober 2006 waaruit blijkt dat de officier van justitie alsmede verzoeker en zijn raadsman zijn gehoord.
2. De beoordeling.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het wetboek van strafrecht.
Het verzoekschrift is ingediend nadat meer dan 3 maanden waren verstreken nadat de Officier van justitie op 17 december 2005 aan verzoeker had kennis gegeven dat zijn zaak is geseponeerd omdat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden was.
Tijdens het onderzoek in raadkamer is door de raadsman van verzoeker aangevoerd dat de late indiening van het verzoekschrift zijn oorzaak vindt in het feit dat verzoeker heeft willen afwachten of het slachtoffer tegen de beslissing van de Officier van Justitie, beklag had gedaan bij het Gerechtshof. Dat verweer verwerpt de rechtbank, nu de mogelijkheid van het slachtoffer om beklag te doen er niet aan in de weg staat om binnen de wettelijke termijn een verzoek als het onderhavige te doen. Indien daarna ter zitting zou komen vast te staan dat het slachtoffer beklag heeft gedaan, dan is het vervolgens aan de rechter die het verzoek tot schadevergoeding behandelt om zonodig het verzoek aan te houden in afwachting van de beslissing inzake het beklag.
Op grond van vorenstaande moet worden geoordeeld dat de beslissing van de raadsman om een eventueel beklag ex art 12 SV af te wachten onjuist is geweest, hetgeen dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker.
3. De beslissing.
De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is op 24 november 2006 gegeven door mr. Kooijman, rechter, in tegenwoordigheid van Van Gastel.

