Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3398

Datum uitspraak2006-11-24
Datum gepubliceerd2006-11-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummersparketnr. 800568-06 rk-nummer: 06/522
Statusgepubliceerd


Indicatie

MATIGING VAN EEN TOEKENNING VERZOEK SCHADEVERGOEDING TER ZAKE ONDERGANE VOORLOPIGE HECHTENIS.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA parketnr. 800568-06 rk-nummer: 06/522 Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 89 wetboek van strafvordering Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 89 van het wetboek van strafvordering ingekomen ter griffie op 30 mei 2006, in de zaak: [verdachte], [geboortedatum en plaats] [adres]. 1. De procedure. De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken: ? het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat tot een bedrag € 860,=, ter zake van de schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. ? het vonnis van de politierechter van 11 mei 2006 waarbij verdachte is vrijgesproken; ? de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 3 mei 2006 in verzekering is gesteld en op 11 mei 2006 in vrijheid is gesteld. ? het proces-verbaal van het onderzoek door de raadkamer van 27 oktober 2006 waaruit blijkt dat de officier van justitie is gehoord. Verzoeker en zijn raadsman zijn behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling van het verzoek verschenen. 2. De beoordeling. De zaak is geëindigd zonder straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a wetboek van strafrecht. Bij de beoordeling van het verzoek dient als uitgangspunt te gelden dat noch artikel 6 § 2 noch enig ander artikel van het Europees verdrag, iemand tegen wie een vervolging is ingesteld, recht geeft op vergoeding voor een rechtmatige voorlopige hechtenis indien de tegen hem ingestelde vervolging uitmondt in een vrijspraak (zie o.a. Del Latte 09-11-2004). Indien echter, zoals in dit geval, een zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel, en de rechter die over het verzoek tot schadevergoeding oordeelt, tot het oordeel komt dat de beslissingen om verzoeker in verzekering te stellen en, vervolgens, in voorlopige hechtenis te nemen, gerechtvaardigd waren, met welke beslissingen werd aangegeven dat er een redelijke verdenking jegens verzoeker bestond, kan de rechter een schadevergoeding toekennen indien daarvoor, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Verzoeker heeft blijkens het dossier in de strafzaak, voorafgaand aan zijn aanhouding tegenover een getuige verklaard dat hij een portemonnee had gestolen. Daarmee heeft verzoeker een redelijke verdenking tegen hemzelf in het leven geroepen. Nu verzoeker in een relatief vroeg stadium al heeft gesteld dat het om een grap zou gaan, levert vorenstaande geen omstandigheid op die aan een toekenning van een vergoeding ex artikel 89 wetboek van strafvordering in de weg staat, maar dient op grond daarvan de vergoeding wel te worden gematigd. In redelijkheid en billijkheid stelt de rechtbank deze vergoeding op € 290,=. Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift zal het forfaitaire bedrag van € 275,= worden toegekend. 3. De beslissing. De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van vergoeding tot een bedrag van € 565,= toe, waaronder begrepen € 275,=, zijnde de kosten voor het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift. De rechtbank bepaalt dat voormeld bedrag zal worden overgemaakt op rekeningnummer 19.12.05.028 t.n.v. Stichting Derdenrekening mr. W.J.C. Piet. De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding voor het overige af. Deze beslissing is op 24 november 2006 gegeven door mr. Kooijman, rechter, in tegenwoordigheid van Van Gastel, griffier.