Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3450

Datum uitspraak2006-11-17
Datum gepubliceerd2006-12-01
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/2263 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Termijnoverschrijding indienen hoger beroepschrift. Verzet ongegrond.


Uitspraak

06/2263 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 maart 2006, 05/4687 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 17 november 2006 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 8 augustus 2006 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de uitspraak van de Raad van 8 augustus 2006 heeft appellante verzet gedaan. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op vrijdag 10 november 2006, waar appellante in persoon is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot en waar het Uwv, zoals tevoren bericht, zich niet heeft laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak van de Raad van 8 augustus 2006 berust hierop dat het hoger beroepschrift niet binnen de termijn van zes weken na bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank is ingediend. In dit geding is de vraag of het hoger beroep van appellante terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak. In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, merkt de Raad op dat hij ook in hetgeen in het verzetschrift en ter terechtzitting is aangevoerd geen aanknopingspunten heeft gevonden die kunnen leiden tot de conclusie dat appellante het verzuim niet kan worden tegengeworpen. Ter terechtzitting heeft appellante aangegeven dat zij geestelijk en lichamelijk ziek is en dat zij daarom het beroepschrift niet tijdig heeft ingediend. De medische gronden zijn echter niet onderbouwd. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 november 2006. (get.) D.J. van der Vos. (get.) W.R. de Vries.