Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3485

Datum uitspraak2006-11-24
Datum gepubliceerd2006-12-01
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4823 WTS
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroep niet ontvankelijk verklaard.


Uitspraak

05/4823 WTS Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 juni 2003 (lees: 2005), 04/1942 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep). Datum uitspraak: 24 november 2006 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld en de IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2006. Appellant is niet verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door K.F. Hofstee. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 10 juni 1998 (bericht 1997 nr. 10) heeft de IB-Groep appellant bericht dat hij in de periode van februari tot en met juli 1997 geen recht heeft op een tegemoetkoming omdat hij geen onderwijs volgt. De IB-Groep heeft het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar bij besluit van 18 maart 2004 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft appellant op 4 oktober 2004 beroep ingesteld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij is overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de verzending van het bestreden besluit op 18 maart 2004 aan appellant niet aannemelijk is te achten. Voorts is de rechtbank van oordeel dat appellant de ontvangst van het bestreden besluit op niet geloofwaardige wijze heeft ontkend. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij voert aan dat sprake is van overmacht. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. De Raad acht het niet geloofwaardig dat appellant het bestreden besluit niet heeft ontvangen; dit besluit is hem immers op 18 maart 2004 door de IB-Groep toegezonden en is door de rechtbank op 19 maart 2004 - in het kader van een lopende beroepsprocedure - in kopie aan hem doorgezonden. Daarnaast heeft de rechtbank appellant bij brief van 26 maart 2004 uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheid beroep aan te tekenen tegen het bestreden besluit. Appellant is derhalve drie maal op de hoogte gesteld van (het bestaan van) het besluit; het is niet aannemelijk dat hij het besluit zelfs niet één maal zou hebben ontvangen. De rechtbank heeft het beroep derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hoger beroep slaagt niet. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 november 2006. (get.) J. Janssen. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. CVG