Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3560

Datum uitspraak2007-01-23
Datum gepubliceerd2007-01-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00059/06 B
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beklag ex art. 552a Sv. De uitspraak van de epr van 9-12-05, waarbij een beslissing is genomen omtrent de in het klaagschrift bedoelde voorwerpen, is onherroepelijk geworden. Gelet daarop dient klaagster wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar cassatieberoep tegen een beschikking van de rb van 4-10-05 waarbij het klaagschrift strekkende tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen niet-ontvankelijk is verklaard.


Conclusie anoniem

Nr. 00059/06 B Mr. Vellinga Zitting: 28 november 2006 Conclusie inzake: [Klaagster] 1. De Rechtbank heeft het door klaagster ingediende beklag strekkende tot teruggave aan haar van inbeslaggenomen voorwerpen, niet-ontvankelijk verklaard. 2. Namens verdachte heeft mr. M.A.I. Witlox, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld. 3. Bespreking van dat middel kan gelet op het navolgende achterwege blijven. 4. De bestreden beschikking is uitgesproken op 4 oktober 2005 en heeft betrekking op - kort gezegd - een beklag gericht tegen het uitblijven van een last tot teruggave aan klaagster van diverse voorwerpen, omschreven als etnografica. 5. De Economische Politierechter heeft bij vonnis van 9 december 2005 een beslissing genomen over de inbeslaggenomen goederen waarop het klaagschrift betrekking heeft. Die beslissing houdt in dat van een deel van de inbeslaggenomen voorwerpen de verbeurdverklaring is gelast, dat een deel onttrokken aan het verkeer is verklaard en dat van een ander deel de teruggave aan klaagster is gelast. Tegen dat vonnis is - blijkens inlichtingen van de griffier van de Rechtbank - geen rechtsmiddel ingesteld zodat het inmiddels onherroepelijk is geworden. 6. Nu inmiddels een onherroepelijke beslissing met betrekking tot het beslag is genomen, heeft klaagster geen belang meer bij dit cassatieberoep, zodat zij daarin niet-ontvankelijk verklaard zal moeten worden.(1) 7. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van klaagster in haar cassatieberoep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG 1 Vgl. HR 14 december 2004, LJN AR2036 en HR 30 augustus 2005, LJN AT7095


Uitspraak

23 januari 2007 Strafkamer nr. 00059/06 B km/AM Hoge Raad der Nederlanden Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 4 oktober 2005, parketnummer RK 05/2339, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door: [Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats]. 1. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. M.A.I. Witlox, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. 2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep 2.1. Het cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van de Rechtbank van 4 oktober 2005 waarbij het klaagschrift strekkende tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, niet-ontvankelijk is verklaard. 2.2. Door de Advocaat-Generaal ingewonnen informatie houdt in dat de uitspraak van de Economische Politierechter van 9 december 2005, waarbij een beslissing is genomen omtrent de in het klaagschrift bedoelde inbeslaggenomen voorwerpen, onherroepelijk is geworden. Gelet daarop dient de klaagster wegens gebrek aan belang in haar cassatieberoep niet-ontvankelijk te worden verklaard. 3. Beslissing De Hoge Raad verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in het beroep. Deze beschikking is gegeven door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2007.