Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3609

Datum uitspraak2006-11-15
Datum gepubliceerd2006-12-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200137306
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overtredingen van de Drank- en Horecawet, de Arbeidstijdenwet, de Wet arbeid vreemdelingen en van de Wet goederenvervoer over de weg. Verdachte is eerder veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Oplegging van hogere geldboetes dan in hoger beroep gevorderd.


Uitspraak

Rolnummer: 22-001373-06 Parketnummer(s): 10-156429-04, 10-156431-04, 10-156486-04, 10-157030-03, 10-156430-04 Datum uitspraak: 15 november 2006 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage economische kamer Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 5 augustus 2004 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] , adres: [straat en woonplaats]. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 november 2006. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, waarvan kopieën in dit arrest zijn gevoegd. Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Het zal die nummering in dit arrest aanhouden. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot in totaal een geldboete van EUR 1.800,--, subsidiair 36 dagen hechtenis, terzake van het onder 2 tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 400,--, subsidiair 8 dagen hechtenis, terzake van het onder 3 tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 300,--, subsidiair 6 dagen hechtenis, terzake van het onder 4 tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 300,--, subsidiair 6 dagen hechtenis, terzake van het onder 5 tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 250,--, subsidiair 5 dagen hechtenis en terzake van het onder 6 tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 350,--, subsidiair 7 dagen hechtenis. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging Naar het oordeel van het hof is in de onderhavige zaak artikel 6, eerste lid, van het EVRM geschonden, nu uit de stukken in het dossier niet blijkt dat het openbaar ministerie heeft getracht het vonnis in eerste aanleg in het jaar 2005 aan de verdachte te betekenen, terwijl de verdachte blijkens het uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie d.d. 4 september 2006 sedert 4 juli 2005 een bekend adres heeft. Nu deze overschrijding van de redelijke termijn naar het oordeel van het hof slechts een geringe schending oplevert, acht het hof het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging. Het hof zal, indien aan alle overige voorwaarden voor bestraffing is voldaan, de overschrijding van bedoelde termijn verdisconteren in de strafmaat. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt) Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Feitelijk leiding geven aan overtreding door een rechtspersoon van het voorschrift, gesteld bij artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, tweemaal gepleegd. Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Feitelijk leiding geven aan overtreding door een rechtspersoon van het voorschrift, gesteld bij artikel 31 van de Wet goederenvervoer over de weg. Ten aanzien van het onder 3 en 6 bewezenverklaarde: Feitelijk leiding geven aan overtreding door een rechtspersoon van een voorschrift, gesteld bij artikel 4.3, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet, tweemaal gepleegd. Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde: Feitelijk leiding geven aan overtreding door een rechtspersoon van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 5.12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet. Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde: Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 24 van de Drank- en Horecawet. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 1800,--, te weten EUR 900,-- per illegale werknemer, waarvan EUR 900,-- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, ter zake van het onder 2 tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 400,--, waarvan EUR 200,-- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, terzake van het onder 3 tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 300,--, waarvan EUR 150,-- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, terzake van het onder 4 tenlastegelegde eveneens tot een geldboete van EUR 300,--. waarvan EUR 150,-- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, terzake van het onder 5 tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 100,-- en terzake van het onder 6 tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 300,--, waarvan EUR 150,-- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft in zijn horecagelegenheid vreemdelingen ingezet, zonder dat hij voor hen een vergunning had. Daarmee heeft hij niet alleen de wet overtreden, maar tevens oneerlijke concurrentie aangedaan aan ondernemers die legaal arbeidskrachten inschakelen. Tevens heeft de verdachte er tweemaal niet voor gezorgd dat de chauffeurs die voor hem transport verrichtten een deugdelijke registratie van de arbeids- en rusttijden voerden, waardoor controle hiervan onmogelijk was, waarbij in één geval de chauffeur ook geen getuigschrift van vakbekwaamheid had. Daarnaast heeft de verdachte vervoer laten verrichten met een vrachtauto zonder geldig keuringsbewijs, en heeft hij zijn restaurant geopend gehouden, zonder dat een leidinggevende die vermeld stond op de vergunning aanwezig was. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 16 oktober 2006, eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof is dan ook van oordeel dat deels onvoorwaardelijke geldboetes van navermelde hoogten een passende en geboden reactie vormen. Echter, gezien de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM ziet het hof aanleiding de door de verdachte terzake van het onder 1 tenlastegelegde op te leggen boete van tweemaal EUR 900,--, subsidiair 14 dagen hechtenis, waarvan telkens EUR 450,--, subsidiair 9 dagen voorwaardelijk, te verminderen. Aan de verdachte zal hierom terzake van het onder 1 tenlastegelegde tweemaal een boete van EUR 450,--, subsidiair 9 dagen hechtenis, waarvan voorwaardelijk telkens EUR 225,--, subsidiair 4 dagen hechtenis worden opgelegd. Bij het vaststellen van de geldboetes heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 23 (oud), 24, 24a, 24c, 51, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 1 (oud), 2 (oud) en 6 (oud) van de Wet op de economische delicten, artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen, artikel 31 van de Wet goederenvervoer over de weg, de artikelen 4:3 (oud) en 5:12 van de Arbeidstijdenwet, artikel 24 van de Drank- en Horecawet, artikel 6a van het Besluit goederenvervoer over de weg en artikel 2.7:2 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde. Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Veroordeelt de verdachte tot het betalen van 2 (twee) geldboetes van elk EUR 450,00 (vierhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van telkens 9 (negen) dagen. Beveelt, dat een op telkens EUR 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro) bepaald gedeelte van elk van deze geldboetes, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van telkens 4 (vier) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 8 (acht) dagen. Beveelt, dat een op EUR 200,00 (tweehonderd euro) bepaald gedeelte van de geldboete, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 4 (vier) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 6 (zes) dagen. Beveelt, dat een op EUR 150,00 (honderdvijftig euro) bepaald gedeelte van de geldboete, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 3 (drie) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde: Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 6 (zes) dagen. Beveelt, dat een op EUR 150,00 (honderdvijftig euro) bepaald gedeelte van de geldboete, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 3 (drie) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde: Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 2 (twee) dagen. Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde: Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 6 (zes) dagen. Beveelt, dat een op EUR 150,00 (honderdvijftig euro) bepaald gedeelte van de geldboete, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 3 (drie) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bepaalt dat het totale bedrag van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde geldboetes mag worden voldaan in 12 (twaalf) opéénvolgende maandelijkse termijnen van EUR 100,00 (honderd euro). Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning, mr. J. Borgesius en mr. S.K. Welbedacht, in bijzijn van de griffier mr. J.M.A. Timmer-Smeele. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 november 2006.