Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3646

Datum uitspraak2006-11-23
Datum gepubliceerd2006-12-07
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4983 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Getuige hoeft niet beëdigd te worden. Geen sprake van toezegging of afspraken over bezoldiging in schaal 12 bij overplaatsing.


Uitspraak

05/4983 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant], (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 29 juni 2005, 04/2642 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Staatssecretaris van Financiën, thans de Minister van Financiën (hierna: minister) Datum uitspraak: 23 november 2006 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2006. Appellant is niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Pullens, werkzaam bij de Belastingdienst. II. OVERWEGINGEN 1. Waar in deze uitspraak wordt gesproken over de minister wordt daaronder in voorkomende gevallen (mede) verstaan de Staatssecretaris van Financiën. Bij zijn oordeelsvorming gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden. 1.1. Appellant was werkzaam als behandelfunctionaris in groepsfunctie F bij de Belastingdienst/FIOD/ECD, met als standplaats [standplaats]. Aan deze groepsfunctie is een salarislijn verbonden die de salarisschalen 9, 10 en 11 beslaat. Appellant werd bezoldigd volgens schaal 11. Aan appellant was boven het maximum van deze schaal een extra periodieke salarisverhoging verleend, waardoor zijn salaris overeenkomt met een salaris volgens schaal 12, trede 8. 1.2. Bij besluit van 9 juni 2004 is appellant met ingang van 1 april 2004 met toepassing van artikel 57, tweede lid, aanhef en onder a, van het Algemeen Rijksambtenaren-reglement overgeplaatst naar de regio Zuidwest met als standplaats Goes, om als behandelfunctionaris in groepsfunctie F werkzaamheden te gaan verrichten op het terrein van de fraudecoördinatie in Zeeland. Daarbij is bepaald dat hij zijn salaris dat overeenkomt met salarisschaal 12, trede 8, behoudt. 1.3. Bij het bestreden besluit van 29 november 2004 heeft de minister het bezwaar van appellant tegen evengenoemd besluit ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard voor zover dit de grondslag van dit besluit betrof en heeft dit besluit op dit punt vernietigd. Voor het overige heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. Tegen dit laatste onderdeel van de aangevallen uitspraak is het hoger beroep gericht. 3.1. Appellant heeft in hoger beroep allereerst aangevoerd dat hij zijn direct leidinggevende de heer T. bij de rechtbank als getuige heeft aangemeld maar dat deze blijkens de aangevallen uitspraak slechts als informant is gehoord. Bovendien lijkt T. niet de eed of belofte te hebben afgelegd. 3.2. Dienaangaande overweegt de Raad dat uit het proces-verbaal van de door de rechtbank gehouden zitting blijkt dat T. aldaar uitgebreid is gehoord. Niet valt in te zien dat de omstandigheid dat T. niet in de hoedanigheid van getuige is gehoord voor de rechtbank afbreuk heeft gedaan aan de betekenis van hetgeen door hem op de zitting naar voren is gebracht. Daarbij is van belang dat de rechtbank op grond van het vierde lid van artikel 8:33 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet verplicht is een getuige de eed of de belofte te laten afleggen. 3.3. Waar appellant voorts heeft gesteld dat hem de toezegging is gedaan dat hij in de nieuwe functie een bezoldiging zou ontvangen volgens schaal 12, geeft de Raad als zijn oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft uiteengezet dat van een zodanige (ondubbelzinnige) toezegging geen sprake is. Weliswaar heeft appellant enkele mailberichten naar zijn werkgever verzonden waarin hij aangeeft dat hij inschaling in schaal 12 verlangt dan wel dat zodanige inschaling is afgesproken, maar van enige (schriftelijke) instemming daarmee van de zijde van de minister is niet gebleken. Voor zover aan de gedingstukken niettemin aanwijzingen zijn te ontlenen voor het bestaan van overeenstemming tussen partijen over bezoldiging naar schaal 12, merkt de Raad op dat die zijn gerelateerd aan de overgang van appellant naar een andere, hoger ingeschaalde, functie - boete-fraudecoördinator - dan die waarin hij (uiteindelijk) is geplaatst. Tegen deze plaatsing heeft appellant geen rechtsmiddel ingesteld, evenmin als tegen omvang en inhoud van laatstbedoelde functie, zodat deze thans als een gegeven hebben te gelden. 3.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak, voor zover in hoger beroep aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt. 4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 november 2006. (get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers. (get.) P.W.J. Hospel. HD 21.11