Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3895

Datum uitspraak2006-12-06
Datum gepubliceerd2006-12-08
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4743 ZW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering toekenning ziekengeld per datum in geding.


Uitspraak

05/4743 ZW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante], (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 28 juni 2005, 04/4519 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 6 december 2006 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. M.H.J. Toxopeus, advocaat te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2006. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Toxopeus voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Turnhout. II. OVERWEGINGEN Appellante heeft op 15 september 2000 haar werkzaamheden als schoonmaakster gestaakt vanwege polsklachten, buikklachten en duizeligheid. De mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) werd per einde wachttijd door het Uwv vastgesteld op minder dan 15%, omdat appellante rekening houdende met haar belastbaarheid zoals aangegeven in het Fis-formulier van 11 september 2001, in staat werd geacht gangbare arbeid te verrichten. Appellante heeft zich met ingang van 30 september 2003 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet ziek gemeld, vanwege duizeligheid, suikerziekte en klachten aan haar linker been. Verzekeringsarts J.L. Vos heeft appellante op het spreekuur gezien en heeft informatie opgevraagd bij neuroloog M. Kleijer, die appellante op 18 maart 2004 heeft onderzocht. Bij besluit van 22 juni 2004 is aan appellante kenbaar gemaakt dat aan haar met ingang van 30 september 2003 geen ziekengeld wordt toegekend. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 23 september 2004 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Dit besluit is gebaseerd op het rapport van 8 september 2004 van bezwaarverzekeringsarts A.J.D. Versteeg. Deze komt op basis van dossieronderzoek, de hoorzitting, informatie van neuroloog Kleijer en informatie van radioloog Hadji Socor d.d. 26 juli 2004, tot de conclusie dat appellante op de datum in geding geschikt is te achten voor de geduide functies in het kader van de WAO-beoordeling, waarbij niet langer dan vijf minuten achtereen gelopen hoeft te worden. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard, daarbij met name betekenis toekennend aan het door bezwaarverzekeringsarts Versteeg uitgebrachte rapport. In hoger beroep stelt appellante zich (onder andere) op het standpunt dat het Uwv heeft nagelaten om informatie in te winnen bij orthopedisch chirurg R. de Ridder, bij wie zij in behandeling is voor haar voetaandoening. Tevens verwijst appellante naar een röntgenfoto van dr. Hadji Soccor waarop te zien is dat zich in beide voeten botgroei manifesteert. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan in de aangevallen uitspraak ten grondslag gelegde overwegingen. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens aangedragen die een ander licht werpen op haar gezondheidstoestand ten tijde in geding. Evenals de rechtbank heeft appellante de Raad er niet van kunnen overtuigen dat haar medische situatie op de datum in geding - 30 september 2003 - verslechterd was ten opzichte van de WAO-beoordeling. De informatie van dr. Hadji Soccor is van na de datum in geding en ter zitting heeft appellante verklaard dat zij pas sinds mei 2004 wordt behandeld door De Ridder. Bovendien blijkt uit de verwoording functiebelasting dat er in ieder geval één functie is waarbij niet meer dan vijf minuten aaneengesloten gelopen of gestaan hoeft te worden. De Raad ziet dan ook geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. van Netten als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 december 2006. (get.) Ch. van Voorst. (get.) A. van Netten.