Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3909

Datum uitspraak2006-12-05
Datum gepubliceerd2006-12-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers2006/1186
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter [appellanten] veroordeeld om de woning met al wie en al wat zich daarin vanwege [appellanten] bevindt binnen twee maanden na de betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van AWH te stellen, met machtiging op AWH om de ontruiming zo nodig zelf en op kosten van [appellanten] uit te voeren met behulp van politie en justitie. De kantonrechter heeft dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.


Uitspraak

5 december 2006 vijfde civiele kamer rolnummer 2006/1186 G E R E C H T S H O F T E A M S T E R D A M Nevenzittingsplaats Arnhem Arrest in de zaak van: [appellant sub 1], en [appellant sub 2], wonende te [woonplaats], appellanten, procureur: mr. A.A.M. Hesseling, tegen: de stichting Algemene Woningstichting Houten, gevestigd te Houten, geïntimeerde, niet verschenen. 1 Het geding in eerste aanleg Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 29 september 2006 in kort geding gewezen tussen appellanten (hierna ook te noemen: [appellanten]) als gedaagden en geïntimeerde (hierna ook te noemen: AWH) als eiseres. Van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht. 2 Het geding in hoger beroep 2.1 [appellanten] hebben bij exploot van 27 oktober 2006 aangezegd van dat vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van AWH voor dit hof. Daarbij hebben zij tegen dat vonnis drie grieven aangevoerd en toegelicht en bewijs aangeboden. Zij hebben aangekondigd te zullen concluderen dat het hof, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vordering van AWH alsnog zal afwijzen en haar in de kosten van beide instanties zal veroordelen. 2.2 Bij herstelexploot van 10 november 2006 hebben [appellanten], voor zover van belang, aan AWH aangezegd dat zij niet zelf dient te verschijnen, maar bij procureur. 2.3 Bij memorie van grieven hebben [appellanten] overeenkomstig het onder 2.1 genoemde exploot voor eis geconcludeerd. 2.3 AWH is niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend. 2.4 Ten slotte hebben [appellanten] de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd. 3 De vaststaande feiten 3.1 Tussen partijen staan de volgende feiten vast. 3.2 AWH verhuurt kort gezegd aan [appellanten] een woning aan het [adres] (hierna: de woning). 3.3 Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter [appellanten] veroordeeld om de woning met al wie en al wat zich daarin vanwege [appellanten] bevindt binnen twee maanden na de betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van AWH te stellen, met machtiging op AWH om de ontruiming zo nodig zelf en op kosten van [appellanten] uit te voeren met behulp van politie en justitie. De kantonrechter heeft dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. 4 De vordering in het incident 4.1 In de memorie van grieven hebben [appellanten] verzocht de uitvoerbaarheid bij voorraad van het in het bestreden vonnis gegeven bevel tot ontruiming te schorsen. 4.2 Het hof begrijpt dit als een incidentele vordering in hoger beroep als bedoeld in artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en zal hierover eerst beslissen. 5 De motivering van de beslissing in het incident 5.1 [appellanten] hebben in het incident gesteld dat zij een belang hebben om de uitvoerbaarheid bij voorraad van het in het bestreden vonnis gegeven bevel tot ontruiming te schorsen, nu zij na een ontruiming met hun in [woonplaats] schoolgaande kinderen gedurende de wintermaanden op straat zullen staan. Zij zouden niet kunnen rekenen op enige huisvesting in de gemeente [woonplaats], temeer nu geen “goed huurders”-verklaring zal worden afgegeven. Daarnaast zou uit de door AWH bij de dagvaarding in eerste aanleg ingediende overzichten blijken dat juist in de wintermaanden nauwelijks sprake is van overlast. 5.2 De vordering is in hoger beroep niet tegengesproken en het hof acht deze ook niet onrechtmatig of ongegrond. Dit betekent dat het hof aanleiding ziet de incidentele vordering toe te wijzen en de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring te schorsen. De beslissing Het hof, recht doende in hoger beroep: in het door [appellanten] opgeworpen incident: schorst de uitvoerbaarheid bij voorraad van het in het bestreden vonnis gegeven bevel tot ontruiming; houdt iedere beslissing omtrent een proceskostenveroordeling aan; In de hoofdzaak: verwijst de zaak naar de rol van 23 januari 2007 voor het wijzen van arrest in de hoofdzaak; houdt verder iedere beslissing aan. Dit arrest is gewezen door mrs Fokker, Wefers Bettink en Korthals Altes en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2006.