Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4139

Datum uitspraak2006-11-10
Datum gepubliceerd2006-12-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-012354-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

seksueel misbruik: betrouwbaarheid getuigenverklaring.


Uitspraak

Parketnummer: 20-012354-05 Uitspraak : 10 november 2006 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 28 december 2005 in de strafzaak met parketnummer 02-800457-05 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945, wonende te [woonplaats], [adres] A. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder 1, onder 2 en onder 3 primair tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden teruggegeven aan [betrokkene 1]. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 2.500,--, dat de vordering van [slachtoffer 2] zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 10.000,--, dat de benadeelde partijen voor het overige niet ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vordering en dat ten aanzien van beide vorderingen, voor zover toegewezen, de schadevergoedingsmaatregel conform het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1988 tot en met 1 december 1991 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, althans in Nederland en/of Frankrijk, meermalen, althans eenmaal (telkens) met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1977, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande in het (telkens) ontuchtig - brengen van zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of - zijn penis tegen de billen en/of de rug van die [slachtoffer 1] duwen en/of - kijken naar die [slachtoffer 1] als zij stond te douchen en/of het zich (vervolgens) aftrekken bij die [slachtoffer 1] als zij stond te douchen; 2. hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1988 tot en met 1 december 1991 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, althans in Nederland en/of in Frankrijk, meermalen, althans eenmaal (telkens) met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1977, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande in het (telkens) ontuchtig - kijken naar die [slachtoffer 2] als zij stond te douchen en/of zich (vervolgens) aftrekken bij die [slachtoffer 2] als zij stond te douchen en/of - zich aftrekken in de slaapkamer van die [slachtoffer 2]; 3. hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1992 tot en met 31 oktober 1993 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, althans in het arrondissement Breda, meermalen, althans eenmaal (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte (telkens) zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of (vervolgens) op en neer gaande bewegingen gemaakt met zijn penis en/of zich (telkens) afgetrokken in de nabijheid van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - die [slachtoffer 2] in die periode meermalen heeft geslagen en/of - die [slachtoffer 2] met/door lichamelijk(e) en/of geestelijk(e) overmacht en/of overwicht, voortvloeiende uit de feitelijke verhouding volwassenen-kind, heeft overrompeld en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1992 tot en met 31 oktober 1993 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, althans in het arrondissement Breda, met [slachtoffer 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of (vervolgens) op en neer gaande bewegingen gemaakt met zijn penis en/of zich (telkens) afgetrokken in de nabijheid van die [slachtoffer 2]. Het hof leest de tenlastelegging voor wat betreft het onder 3 primair ten laste gelegde feit verbeterd, in dier voege dat bij het tweede gedachtestreepje na het woord “met” is toegevoegd “/door”. Verdachte is door deze verbeterderde lezing van de tenlastelegging niet geschaad in zijn verdediging. Voorzover in de tenlastelegging overigens nog taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze eveneens verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. Het hof komt tot die beslissing op grond van het volgende. Verdachte heeft ontkend zich te hebben afgetrokken in de aanwezigheid van [slachtoffer 2] als zij stond te douchen dan wel in de slaapkamer van die [slachtoffer 2]. Nu alleen aangeefster heeft verklaard dat verdachte zich in haar aanwezigheid heeft afgetrokken en het enkele kijken naar die [slachtoffer 2] niet als een ontuchtige handeling is te beschouwen, ontbreekt naar het oordeel van het hof wettig bewijs ten aanzien van dit feit, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 1 juni 1988 tot en met 31 december 1988 in Frankrijk, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1977, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig brengen van zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer 1]; 3. hij in de periode van 1 juni 1992 tot en met 31 oktober 1993 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, meermalen, telkens door feitelijkheden [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte telkens zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en vervolgens op en neer gaande bewegingen gemaakt met zijn penis en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte - die [slachtoffer 2] in die periode meermalen heeft geslagen en - door geestelijk overwicht, voortvloeiende uit de feitelijke verhouding volwassenen-kind, aldus voor die [slachtoffer 2] telkens een bedreigende situatie heeft doen ontstaan. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Het hof is van oordeel dat de zijdens verdachte bepleite vrijspraak van de ten laste gelegde feiten onder 1 en onder 3 wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Het hof heeft, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die, van de lezing van de verdediging afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof hecht in het bijzonder betekenis aan de verklaring van de getuige [getuige] zoals zij die tegenover de politie heeft afgelegd. Uit deze verklaring volgt dat zij reeds in de periode waarin het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, dus ook voor de (therapeutische) behandelingen, van de kinderen zelf heeft vernomen welke handelingen verdachte bij hen verrichte. Voorts staat zij ook kritisch ten opzichte van het gedrag van de kinderen, waarmee de verklaring naar het oordeel van het hof authentiek en geloofwaardig is. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze getuige te twijfelen, temeer nu deze tevens steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde onder 1 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (zoals dat artikel luidde van 1 mei 1984 tot 1 december 1991). Het bewezen verklaarde onder 3 primair is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242, juncto artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf en maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - het feit dat verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van zijn fysiek en geestelijk overwicht op zijn stiefdochters en daarbij in ernstige mate het vertrouwen heeft geschonden dat zijn stiefdochters in hem als stiefvader en verzorger mochten stellen; - de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht bij de slachtoffers, namelijk een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit en verstoring van hun seksuele ontwikkeling; - het feit dat verdachte bij het plegen van de feiten geen rekening heeft gehouden met de gevoelens van zijn stiefdochters en uitsluitend heeft gedacht aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Het hof rekent dit verdachte in hoge mate aan, met name omdat hij op de hoogte was van het feit dat zijn stiefdochters in het verleden al door hun biologische vader seksueel waren misbruikt. Voorts neemt het hof in aanmerking dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], blijkens de zich bij de stukken bevindende brieven (betreft bijlagen bij de stukken voeging benadeelde partijen in eerste aanleg), immer nog te kampen hebben met de gevolgen van het seksuele misbruik door hun stiefvader. Bij de straftoemeting heeft het hof er verder rekening mee gehouden dat na het tijdstip waarop het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden inmiddels geruime tijd is verstreken. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen moeten worden teruggegeven aan de hieronder te noemen persoon, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Schadevergoeding De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 31.402,74 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 2.500,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden tot in ieder geval na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het hof merkt daarbij op dat in het bijzonder niet valt na te gaan in hoeverre de geleden schade alleen aan verdachte is toe te rekenen of dat de schade ook mede door toedoen van de biologische vader in het verleden is veroorzaakt. Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 31.757,-- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 20.000,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes onder 3 primair bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden tot in ieder geval na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het hof merkt daarbij op dat in het bijzonder niet valt na te gaan in hoeverre de geleden schade alleen aan verdachte is toe te rekenen of dat de schade ook mede door toedoen van de biologische vader in het verleden is veroorzaakt. Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 242 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 en onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het onder 1 en onder 3 primair bewezen verklaarde oplevert: 1. Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen; en 2. Verkrachting, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 (zevenentwintig) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 9 (negen) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast de teruggave aan [betrokkene 1] van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten: 1. 1.00 STK Videoband, Kl: Zwart, SONY Metal MP - Video 8 afgegeven door vriendin, opschrift 21-3-93; 2. 1.00 STK Videoband, Kl: Zwart, SONY Metal MP90 - Opname zwembad; 3. 1.00 STK Videoband, Kl: Zwart, SONY Metal MP60 - Opname weiland; 4. 1.00 STK Videoband, Kl: Grijs, SONY P5-90 - Opname onder de pomp. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een bedrag van EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro). Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 1], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 1], p/a [woonplaats], Van [adres], een bedrag te betalen van EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis. Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor een bedrag van EUR 10.000,00 (tienduizend euro) toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 10.000,00 (tienduizend euro). Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 2], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 2], p/a [woonplaats], Van [adres], een bedrag te betalen van EUR 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 185 (honderdvijfentachtig) dagen hechtenis. Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Aldus gewezen door mr. H. Harmsen, voorzitter, mr. A. de Lange en mr. M. Malsch, in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier, en op 10 november 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.